Autonoom, maar met mate

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Het Lambermontakkoord van oktober 2000 werd voorgesteld als een stap naar fiscale autonomie. In 2001 valt daar weinig van te merken. Bovendien blijven de belangrijkste economische hefbomen federaal.

Wat zal de Vlaming in 2001 merken van de in oktober 2000 beklonken fiscale autonomie? Voor werknemers is het antwoord: niets. Voor zelfstandigen: een vermindering in hun voorafbetaling van 2500 frank. Was het sop de kool wel waard?

Na moeilijke onderhandelingen bereikte de federale regering in oktober 2000 een akkoord over een uitgebreid pakket beleidsopties voor de volgende zes jaar. Het zogenaamde Lambermontakkoord omvat afspraken over een sociaal gecorrigeerde belastinghervorming, mobiliteit, arbeidsorganisatie en de informatiesnelweg.

Daarnaast is er een uitvoerig communautair luik rond wat de ‘fiscale autonomie’ van gewesten en gemeenschappen wordt genoemd. Een aantal belastingen, zoals het kijk- en luistergeld, wordt overgeheveld van de federale staat naar de gewesten. Bovendien krijgen de gewesten voor een stukje greep op de tarieven voor de personenbelasting. In 2004 zou dit voor Vlaanderen neerkomen op zo’n 40 miljard eigen fiscaliteit.

De gewesten kunnen op de personenbelasting kortingen of fiscale aftrekken toestaan, of opcentiemen heffen. Vanaf 2002 kan dat voor 3,25% voor hun aandeel in de opbrengsten, vanaf 2004 is dat 6,75%. De herfinanciering van de gemeenschappen is in 2011 goed voor een transfer van 45 miljard naar de gemeenschappen.

Het akkoord bevat verschillende grendels op de invulling van de fiscale autonomie. Zo bepaalt het dat de progressiviteit in de belastingschalen niet mag worden doorbroken. Met andere woorden: een asociale korting die vooral de meerverdieners ten goede zal komen is verboden.

Een andere grendel betreft de samenwerkingsakkoorden die de deelstaten moeten sluiten voor een aantal belastingen (zoals de verkeersbelasting). Als een van de drie gewesten dwarsligt (eventueel om andere dan beleidsmatige redenen), dan raakt de uitwerking van een eigen belastingregime geblokkeerd.

Wat de overheveling van het kijk- en luistergeld betreft wordt 2001 een cruciaal jaar. Het Lambermontakkoord zelf moet immers nog legislatief worden vertaald in een nieuwe financieringswet. Stof voor politieke discussies, met andere woorden. Verwacht wordt dat de overheveling van deze gelden pas in 2002 kan gebeuren.

Eigenlijk leidt deze operatie tot de verdere driedeling van de federale staat België. De kijk- en luistergelden zijn tot de overheveling immers een federale belasting, die integraal wordt doorgestort naar de gemeenschappen. In de toekomst zullen de gewesten, en niet de gemeenschappen, over deze inkomsten beschikken.

Het Lambermontakkoord komt vooral het gewest Brussel ten goede. Onlangs maakte de Denkgroep in de Warande – een Vlaamse lobbyclub uit sociaal-economische kringen – enkele simulaties hierover. Dat gebeurde op basis van de studie ‘Vlaanderen: hoeksteen van het Brussel van de 21e eeuw’ van Guy Clémer, Stefaan Huysentruyt en Wim Van der Beken. Volgens de Denkgroep zal de ‘fiscale paradox’ versterken: door het solidariteitsmechanisme zullen van oorsprong rijkere deelstaten armer worden dan degene die genieten van de solidariteit. Als het gemiddelde gewestinkomen per inwoner 100 is, stijgt dit voor Brussel in de nieuwe context met 17. Vlaanderen ziet zijn aandeel licht dalen tot 99,8, maar vooral Wallonië gaat erop achteruit (95,3).

In totaal zal Brussel met het Lambermontakkoord zo’n 4 miljard extra middelen verwerven én verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de provincie- en gemeentewet, zonder dat daarvoor één toegeving is gedaan aan de Vlamingen. Vlaanderen zal bij gebrek aan machtsmiddelen in en visie omtrent Brussel op termijn zijn hoofdstad laten vallen, aldus de Denkgroep. Dat zal de weg vrijmaken voor een onafhankelijk Vlaanderen, zonder zijn hoofdstad.

Het Lambermontakkoord raakt niet aan de fiscale uitgaven. Dat zijn aftrekken of kortingen die de federale fiscus invoert, maar die dikwijls betrekking hebben op de kernbevoegdheden van de deelstaten.

Zo voert de federale overheid een gunstig belastingregime voor hypotheeksparen in. Op zich is dat een goede maatregel, maar ze gebeurt op het verkeerde beleidsniveau. De aftrek is immers bedoeld als een stimulans voor de bouwsector. Maar die stimulans is een economische beleidsmaatregel, die het best wordt genomen waar de kern van deze bevoegdheid zich situeert: het gewest.

Een ander voorbeeld is de investeringsaftrek die de federale overheid voor zelfstandigen toelaat. Ook dat is een economisch beleidsinstrument. Hetzelfde geldt voor gezinsvriendelijke stimuli, zoals de aftrek voor de crèches. Welzijn is een gemeenschapsbevoegdheid. Deze tendens wordt nog versterkt door de invoering van de ‘groene fiscaliteit’, terwijl milieu bij uitstek een gewestbevoegdheid is.

Geen enkele grote partij maakt momenteel een punt van deze institutionele absurditeit. Een gewone belastingwet, gekoppeld aan een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten en gemeenschapen, zou deze anomalie overigens kunnen opheffen. Op zich kan zo’n operatie dan financieel neutraal zijn. De deelstaten zouden in dit scenario bevoegd kunnen worden om hetzelfde percentage aan kortingen en aftrekken (en opcentiemen) toe te staan als de federale staat vandaag.

Een gewone wet zou trouwens ook de discriminatie tussen zelfstandigen en werknemers kunnen opheffen. De Vlaamse minister-president Patrick Dewael (VLD) besliste om, als een soort aanloop naar de fiscale autonomie, in 2001 een korting in te voeren van 2500 frank per belastingplichtige.

De zelfstandigen kunnen zoals gezegd deze korting al doorrekenen in hun voorafbetaling. De werknemers zullen die korting pas voelen in 2003, bij de afrekening van het belastingjaar 2001. Momenteel circuleert een scenario waarbij de partijen in 2001 een wet goedkeuren die toelaat dat de korting onmiddellijk in de bedrijfsvoorheffing wordt verrekend. Het onevenwicht kan ook worden doorbroken als de Vlaamse regering voor de laattijdige verwerking van de korting de intresten terugeist van de federale regering.

Zoals gezegd is de Vlaamse regering alleen bevoegd om kortingen en aftrekken te geven op de personenbelastingen. Dat betekent dat de Vlaamse overheid alleen een efficiënt economisch beleid kan voeren voor de zelfstandigen. De vennootschapsbelasting – economische bevoegdheid bij uitstek – blijft buiten schot. Tot nader order zullen de gewesten alleen een economisch beleid kunnen voeren via interventionistische maatregelen, niet via fiscale stimuli. Dat is een spijtige zaak, die haaks staat op de federale logica. Volgens die logica moet het instrument de bevoegdheid volgen.

Hans Brockmans is redacteur bij Trends.

hans brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content