APPELEN EN CITROENEN

Is Belgische zeewind te duur? De vergelijking met het buitenland is een moeilijke oefening.

77 öre per kilowattuur, omgerekend 103 euro per megawattuur. Dat krijgt het Zweedse energiebedrijf Vattenfall voor de energie die het zal produceren op Horns Rev 3, een windmolenpark voor de Deense kust. De vergelijking met België gaat nauwelijks op, omdat het park veel groter is, in een zone ligt met uitzonderlijke windrendementen (het krijgt ook geen subsidies voor 20 jaar, maar voor 50.000 draai-uren) en zich in de achtertuin van de windmolenproducent Vestas bevindt, wat de logistieke kosten aanzienlijk vermindert.

In ons land krijgen de oudste parken Belwind, C-Power en Northwind 107 euro per megawattuur voor de eerste geïnstalleerde 216 megawatt, en 90 euro voor de overige. Bovenop hebben ze inkomsten uit de verkoop van hun elektriciteit. Dat dreigde, bij een prijs van 40 à 50 euro per megawattuur, uit te monden in oversubsidiëring.

Daarom besliste de regering-Di Rupo te werken met een maximumondersteuning, gebaseerd op de LCOE (level-ized cost of energy, een schatting van de kostprijs van energie), minus de stroomprijs en een extra correctiefactor van 10 procent van de stroomprijs. De LCOE werd voor de parken Rentel en Norther, die nog in aanbouw waren, geplafonneerd op 138 euro. Alleen stortte daarna de marktprijs voor elektriciteit in, waardoor de factuur voor de regering voorlopig enkel is gestegen.

Een studie van de federale energieregulator CREG becijferde eind vorig jaar dat Norther genoeg heeft aan een garantie van 127 euro per megawattuur. Rentel zou toekomen met 134 euro. Toch handhaafde federaal minister van Energie Marie-Christine Marghem (MR) de steun op 138 euro, terwijl de maximumsteun voor de nog te bouwen parken Seastar, Mermaid en Northwester 2 werd vastgelegd op 134 euro.

De regering-Michel wil alsnog verder snoeien in de subsidies, door het systeem van de negatieve uren uit te breiden. Dat zijn de uren dat de elektriciteitsprijs zo laag is dat de overheid geen subsidie wil geven. In het plan van de vorige staatssecretaris voor Energie, Melchior Wathelet (cdH), werd uitgegaan van 72 negatieve uren. Marghem wil dat na vijf jaar optrekken tot 300 uur.

Dat de regering nu opnieuw aan die steun wil morrelen, zet begrijpelijkerwijze kwaad bloed bij de ontwikkelaars. Ook de Europese Investeringsbank overweegt zich terug te trekken uit de projecten. “De wijziging die men (Marghem, nvdr) eind vorig jaar afkondigde, wordt al opnieuw gewijzigd nog voor ze geïmplementeerd wordt”, liet Rik Van de Walle, de algemeen directeur van het gemeentelijke groenestroombedrijf Aspiravi, noteren in De Standaard. “Iedereen verliest zijn geloof dat wat nu op tafel ligt, straks niet opnieuw gewijzigd wordt.”

Het blijft intussen zeer moeilijk appelen met citroenen te vergelijken. De Nederlandse windmolenparken bijvoorbeeld krijgen maximaal 124 euro per megawattuur. Toch zijn ze daardoor niet noodzakelijk goedkoper. De projectontwikkelaars bij onze noorderburen krijgen 15 procent rendement op het eigen vermogen, terwijl hun Belgische collega’s het met 12 procent moeten stellen. Ook ligt het windrendement er naar schatting minstens 10 procent hoger, omdat concessiedomeinen er groter zijn, en er dus per vierkante kilometer minder molens staan die elkaars wind afvangen. Ten slotte is het aantal negatieve uren beperkt tot zes per jaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content