“Als we tot 62 jaar blijven werken, lossen we het pensioenprobleem half op”

De vergrijzing zet onze welvaartsstaat onder zware druk. De diagnose hebben we gesteld, de remedies uitgedokterd. Aan vijf topspecialisten presenteren we nu onze succesrecepten voor een nieuwe welvaartsstaat. Ze geven hun visie én stellen fundamentele vragen: “Is het billijk om de dure zorgen voor een tachtigjarige terug te betalen?”

In de voorbije tien weken hebben we in onze reeks over de welvaartsstaat vijf fundamentele vragen gesteld: Hoe zwaar weegt de demografische tijdbom? Hoe krijgen we meer mensen aan het werk? Hoe beheersen we de uitgaven in de ziekteverzekering? Hoe kunnen we beter investeren in het onderwijs? Hoe houden we ons pensioensysteem betaalbaar?

In elke aflevering vroegen we een commissie van wijzen om hun commentaar. U vond een beperkte weerslag daarvan in elk artikel en de volledige antwoorden op de Trends-web-site (www.trends.be). Om de reeks af te sluiten, brachten we de vijf commissieleden rond de tafel: Bea Cantillon (directeur Centrum voor Sociaal Beleid en docent Sociaal Beleid aan Universiteit Antwerpen), Etienne De Callataÿ (hoofdeconoom Bank Degroof), Marc De Vos (docent Arbeidsrecht Universiteit Gent), Theo Peeters (voorzitter Studiecommissie voor de Vergrijzing en professor emeritus aan de KU Leuven) en Jan Smets (ondervoorzitter Hoge Raad voor de Werkgelegenheid en directeur Nationale Bank van België). We legden hen de vijf vragen en vijf mogelijke succesrecepten voor. Meer was niet nodig om een geanimeerd gesprek te krijgen.

Vraag 1: hoe houden we de vergrijzing betaalbaar?

Ons succesrecept: door begrotingsoverschotten, een hogere werkgelegenheidsgraad en het beperken van de uitgaven voor gezondheidszorg.

JAN SMETS (HOGE RAAD WERKGELEGENHEID). “De kost van de vergrijzing is een aangekondigde aardschok, die vrij adequaat in te schatten is. De Vergrijzingscommissie heeft de budgettaire kost op 3,4 % van het bruto binnenlands product (BBP) berekend. Dat is net te betalen als we erin slagen begrotingsoverschotten te realiseren waarmee we de staatsschuld, en dus de rentelasten, kunnen doen dalen. Dat is het goede nieuws. Nu het slechte nieuws: je houdt dan geen euro meer over om iets anders te doen. De broodnodige investeringen in mobiliteit, onderzoek en lastenverlagingen, schreeuwen echter om geld. Budgettaire overschotten volstaan dus niet. We moeten er ook in slagen de werkgelegenheid en de productiviteit te doen stijgen.”

MARC DE VOS (UNIVERSITEIT GENT). “Zal de voorgeschreven remedie achteraf ook correct blijken te zijn? België is een zeer open economie en heeft geen vat op de internationale conjunctuur, die op langere termijn moeilijk in te schatten is. We moeten daarom durven denken aan bepaalde alternatieven. De welvaartsstaat is nu te veel een vanzelfsprekendheid. We zoeken steeds nieuwe middelen in de maatschappij om dat apriorisme te bestendigen. Maar misschien moeten we bepaalde keuzes durven maken.”

THEO PEETERS

(STUDIECOMMISSIE VER-GRIJZING). “We hebben berekend wat je moet realiseren om het systeem overeind te houden. Neem de evolutie van de kosten voor de gezondheidszorg. Die stijging bedraagt nu 4,5 % plus inflatie. Houdt deze stijging aan tot 2030, dan verdubbelt de kost van de vergrijzing naar 6,7 % van het BBP. Maar dat zijn ingenieurssimulaties. Je neemt de huidige trends en je extrapoleert ze. Je bent dan van één ding zeker: dat het nooit zo zal uitkomen. Want er zullen aanpassingsmechanismen gaan meespelen. Dat is juist de essentie van economie. Lineaire extrapolaties kloppen nooit. Het is echter een illusie dat we de extra kosten alleen door een daling van de rentelasten kunnen betalen. Die illusie bestond drie jaar geleden, maar nu niet meer.”

Vraag 2: hoe houden we de gezondheidszorg betaalbaar?

Ons succesrecept: de prijs van innovatieve behandelingen drukken door privatisering, terwijl een systeem van openbare aanbesteding de prijs van bestaande behandelingen moet beperken.

SMETS. “Privatisering van de gezondheidszorg is niet wenselijk. Iemand die (chronisch) ziek is, heeft al tegenslag genoeg. Het is niet nodig om die ook nog eens op te zadelen met grote financiële problemen. Het uitgavenniveau is trouwens niet overdreven en de kwaliteit en de toegankelijkheid van onze gezondheidszorg zijn goed. En de landen die hun gezondheidszorg grotendeels geprivatiseerd hebben, besteden een groter deel van het nationale inkomen aan gezondheidszorg. Maar de groei van de uitgaven is natuurlijk onhoudbaar op termijn. Het is daarom belangrijk dat alle partners in dit complexe spel begrijpen dat een verdere uitgavengroei van 4,5 % onvermijdelijk zal uitmonden in een privatisering van de gezondheidszorg.”

BEA CANTILLON (CENTRUM VOOR SOCIAAL BELEID). “Als de persoonlijke bijdrage van de patiënten nog verder toeneemt, komen we in een privatisering terecht. Het is bovendien een bijzonder moeilijke oefening om te bepalen wat door de overheid gedeeltelijk of volledig terugbetaald moet worden en wat niet. Toch zullen die vragen steeds luider gesteld worden. Ons systeem van sociaal overleg kan er echter moeilijk mee overweg.”

DE VOS. “Als je een uitgavengroei van 3 % als norm neemt in een context van vergrijzing en technologische ontwikkeling, zal je keuzes moeten maken over wat terugbetaald wordt door de overheid en wat niet. De restcategorie zal ofwel volledig ten laste vallen van de patiënt, ofwel gedekt worden door privé-verzekeraars. Zoals dat nu al met de hospitalisatieverzekering het geval is of met de kleine risico’s voor zelfstandigen. Een groot debat over het wel en wee van private en publieke gezondheidszorg heb je daarvoor niet nodig.”

DE CALLATA . “Hoe kan de uitgavengroei dan beperkt worden? Het is een heel provocatieve stelling, maar ik ben niet de eerste die het zegt. We moeten ons de vraag durven stellen of het billijk is om de dure zorgen voor een tachtigjarige terug te betalen. Dat zijn zware investeringen ten laste van de samenleving voor mensen met een beperkte levensverwachting. Ik pleit daarnaast voor meer verantwoordelijkheid voor de patiënt. Als ik een ski-ongeval heb, wordt dat terugbetaald, maar de kosten van een bril of lenzen om beter te zien, worden niet terugbetaald. Dat is vreemd en daar ligt een denkpiste om te besparen. De samenleving moet niet opdraaien voor het risicogedrag van de patiënt.”

PEETERS. “Er is ook nog veel efficiëntiewinst te rapen. De medische technologie verhoogt ook niet alleen de kosten, maar verlaagt ze ook. Vandaag wordt een galblaasoperatie in dagkliniek gedaan, terwijl je er twintig jaar geleden nog twaalf dagen voor in het ziekenhuis lag. Maar is elke vorm van technologische vooruitgang voor iedereen onmiddellijk terugbetaalbaar? We zullen daar ook selectiever in moeten zijn.”

CANTILLON. “In de gezondheidszorg zijn we nog onvoldoende intellectueel gewapend om de toestand op termijn in te schatten.”

PEETERS. “Daar ben ik niet van overtuigd. De minister van Volksgezondheid en alle spelers uit de sector kennen de terugbetalingsprofielen van buiten, alleen heeft men de moed niet om ze te gebruiken om bij te sturen. Ze weten welke ziekenhuizen efficiënt werken en welke minder efficiënt zijn. Ze weten waar een operatie twee of drie keer duurder is. Het probleem is echter dat aan die informatie een te grote communautaire dimensie zit. Bijgevolg kan je die objectieve verschillen niet aanpakken. Een splitsing van de gezondheidszorg is daarom een oplossing, ja. Op voorwaarde dat niet alleen de uitgaven, maar ook de verantwoordelijkheid voor de inkomsten worden overgeheveld, anders kom je in consumptiefederalisme terecht.”

CANTILLON. “En daar zit de grote moeilijkheid. Het splitsen van de inkomsten is zo goed als onmogelijk. Bovendien is de informatie ook niet altijd bruikbaar, omdat men botst op het beroepsgeheim van de artsen.”

DE CALLATA . “De hogere uitgaven zijn te verklaren door de lagere sociaal-economische achtergrond in het zuiden van het land. Een splitsing van de gezondheidszorg zal grote gevolgen hebben voor de solidariteit.”

Vraag 3: hoe doen we de activiteitsgraad stijgen?

Ons succesrecept: alle systemen van vervroegde uittreding afbouwen en de loonlasten drastisch verlagen.

PEETERS. “We voorzien in het Vergrijzingsrapport een stijging van de werkgelegenheidsgraad van 61,5 % naar 68,5 % in 2030. Dat lijkt indrukwekkend, maar is dat helemaal niet. Achter die stijging zit in belangrijke mate de automatisch groeiende participatiegraad van vrouwen en de dalende beroepsbevolking vanaf 2015. Maar we moeten een stap verder zetten. Een procent extra stijging van de werkgelegenheidsgraad boven de 68,5 % geeft een daling van de vergrijzingskost van 0,3 %.”

SMETS. “We moeten vooral de aanwezigheid op de arbeidsmarkt van bepaalde groepen versterken. Met de vrouwen zal dat gedeeltelijk spontaan gebeuren. Bij niet-Europese allochtonen is het verschil in werkgelegenheidsgraad in vergelijking met de rest van de bevolking nergens in Europa zo groot als in België. Dat is absurd, dramatisch en schandalig. Bedrijven gaan die mensen nodig hebben. Aan de ouderen ten slotte moeten we meer opleiding en betere arbeidsvoorwaarden bieden en vooral de prikkels tot vervroegde uittreding verminderen, zowel bij werkgevers als bij werknemers.”

CANTILLON. “Erg belangrijk daarin is opleiding en vorming. Want waar scoren we laag? Laaggeschoolden, allochtonen en ouderen. Voor laaggeschoolden is er werk. Als andere landen allochtonen werk kunnen geven, moeten wij dat ook kunnen. En voor de ouderen is het voornamelijk een probleem dat ze financieel niet geprikkeld worden om aan de slag te blijven.”

PEETERS. “Je zou vandaag een relatief grootschalige verlaging van de sociale lasten kunnen overwegen: een verlaging met 7 à 8 % bijvoorbeeld, wat de overheid op jaarbasis 10 miljard euro kost. Die lastenverlaging kan gefinancierd worden door een extra belasting op consumptie, zodat ook de niet-actieven belast worden. Dat tast de koopkracht aan van alle niet-actieven. Maar zonder koopkrachtvermindering los je geen enkel probleem op.”

SMETS. “Bij massaal grote operaties is het probleem dat de modellen niet goed toelaten de aanbodkant te simuleren. Zul je bijvoorbeeld de arbeidskrachten vinden om de toegenomen arbeidsvraag in te vullen? Ook moet het koopkrachtverlies geaccepteerd worden, zodat het niet terugkomt via hogere looneisen. Verder leeft België niet op een eiland. Je kan niet zomaar de indirecte fiscaliteit opvoeren zonder grote gevolgen te moeten dragen. Ik ben eerder voor de geleidelijkheid. Doe je toch een grote operatie, dan wordt dat een slag in het water als je niets aan de aanbodkant doet. Zo hebben we in het verleden de lasten verminderd en het gevolg was loonsverhogingen, omdat de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren krap was en het aanbod de vraag niet kon volgen.”

PEETERS. “De oplossing die we in het verleden gevolgd hebben, is faliekant afgelopen. We waren Europees kampioen in het invoeren van arbeidstijdverkorting op alle mogelijke manieren. We dachten zo de jongeren aan het werk te zetten. Maar we hebben er geen enkele extra job mee gecreëerd, integendeel. We mogen nu niet de omgekeerde valse veronderstelling maken, namelijk dat langer gaan werken niet lukt omdat er geen werk is.

“Vroeger konden werknemers alleen in speciale omstandigheden eerder uit de arbeidsmarkt vertrekken. Vandaag is dat de regel. Het is een recht geworden. Vooral omdat ze bijna evenveel blijven verdienen. Die absurditeiten moeten er natuurlijk uitgehaald worden. In 1970 bedroeg de gemiddelde pensioenleeftijd 62 jaar, vandaag 57. We moeten niet de pensioenleeftijd verhogen, wel het gemiddelde weer naar 62 brengen. Als we dat kunnen doen in de komende vijftien jaar, hebben we meer dan de helft van het probleem opgelost.”

VRAAG 4: hoe kunnen we de kwaliteit van het onderwijs en O&O verbeteren?

Ons succesrecept: door vooral meer te investeren in permanente vorming.

SMETS. “Iemand die in de basis van zijn opleiding blijft hangen, draagt dat de rest van zijn loopbaan mee. We moeten dus op de eerste plaats investeren in het basis- en secundair onderwijs. We scoren qua basisopleiding in Vlaanderen wel aanzienlijk beter dan Europa en zeker dan de Franse Gemeenschap. Toch beschikt 10 % van de vijftienjarigen niet over de basisvaardigheden die nodig zijn om een kans te maken op de arbeidsmarkt. In de Franse Gemeenschap bedraagt dat percentage bijna 30 %.”

DE CALLATA . “In het onderwijs vindt er vandaag een schandalige transfer van noord naar zuid plaats. Dat de Franse Gemeenschap zulke lage kwaliteitscijfers mag scoren zonder enige reactie, is onbegrijpelijk. Dat zou voor Vlaanderen een breekpunt moeten zijn, omdat een beter onderwijs in het zuiden essentieel is voor de toekomst van het land. Aan middelen is er nochtans geen gebrek in het Franstalig onderwijs.”

PEETERS. “De demografische evolutie zorgt ervoor dat we in 2030 0,7 % van het BBP minder nodig hebben in het onderwijs. Als we dat geld toch in het onderwijs houden, hoe zullen we het dan besteden? Je zou bijvoorbeeld kunnen zorgen voor evenveel leerkrachten voor minder leerlingen. Dat heeft het Franstalig onderwijs in de jaren zeventig gedaan. Om de tewerkstelling te bevorderen, heeft Wallonië toen het vernieuwd secundair onderwijs (VSO) massaal ingevoerd in Wallonië. Dit onder het mom van kwaliteitsoverwegingen, maar het was vooral om jobs te handhaven. Als we dat opnieuw doen, zijn die 0,7 % slecht besteed. Maar ik vrees dat dit het geval zal zijn.

“Ik zou die 0,7 % investeren in wetenschappelijk onderzoek en innovatie, eerder dan in het verbeteren van het comfort van het onderwijs. Op voorwaarde dat de innovatie gevaloriseerd wordt in de eigen economie. Nu gebeurt dat te vaak in het buitenland.”

Vraag 5: hoe kunnen we de pensioenen betaalbaar houden?

Ons succesrecept: de pensioenleeftijd laten stijgen met de levensverwachting, de aanvullende pensioenen verder uitbouwen en een spaarpot aanleggen via begrotingsoverschotten.

DE CALLATA . “Het is een logische oplossing om de lengte van de loopbaan af te stemmen op de stijgende levensverwachting. Op die manier wordt elk jaar automatisch de vraag gesteld of de pensioenleeftijd moet worden opgetrokken. Daarnaast pleit ik voor een flexibele pensioenleeftijd. Wilt u vroeger dan die officiële leeftijd op pensioen gaan? Prima, maar dan krijgt u een lager pensioen. Blijft u juist langer aan de slag? Dan ontvangt u een pensioenbonus.”

DE VOS. “De koppeling van de loonstijging aan de leeftijd zal ook soepeler moeten. De bal ligt in het kamp van de sociale partners.”

PEETERS. “De arbeidskrachten worden het duurst als ze al over hun productieve top heen zijn. Verminder daarom bijvoorbeeld de sociale bijdragen naarmate men het einde van de loopbaan nadert, zodat de werkgevers ook geprikkeld worden om oudere werknemers langer aan de slag te houden.”

SMETS. “Het wettelijk pensioen is al aan de lage kant, en men heeft bij ons al fors ingegrepen om de pensioenen betaalbaar te houden. Onze pensioenen zijn maar in beperkte mate welvaartsvast en de pensioenleeftijd voor vrouwen is fors opgetrokken. In de landen waar men nu wil ingrijpen om de pensioenen betaalbaar te houden, denkt men precies aan de maatregelen die wij al ingevoerd hebben.”

Daan Killemaes

Guido Muelenaer

Daan Killemaes Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content