Als de fiscus uw zwembad, Porsche en cruise ontdekt…

U heeft een bescheiden belastingaangifte ingevuld, maar u hebt zich wel laten verwennen in een Caraïbisch vijfsterrenhotel en rijdt met een fonkelnieuwe Porsche Boxster S? Veel kans dat de fiscus u een pijnlijk dure ‘taxatie volgens tekenen en indiciën’ stuurt.

Wat de fiscale gevolgen zijn van een belastingaangifte met hoge inkomsten, is duidelijk: een dure belastingfactuur. Maar heeft u zich al eens afgevraagd wat de consequenties kunnen zijn van het systematisch aangeven van zeer lage inkomsten? Mogelijk zal de fiscus zijn belastingcontrole dan niet beperken tot de werkelijk aangegeven inkomsten, maar zal hij meer dan gewone interesse vertonen in uw vermogen en vragen stellen over uw algemene uitgaven en inkomsten. Op basis van uw antwoorden worden dan voor een bepaald jaar uitgaven en inkomsten vergeleken. Constateert de belastingambtenaar meer uitgaven dan inkomsten, dan wordt het tekort vermoed gefinancierd te zijn met zwarte inkomsten waarop u alsnog belastingen en mogelijke boetes moet betalen. Deze procedure is ook gekend als een taxatie volgens tekenen en indiciën – het zwaard van Damocles voor iedere zelfstandige, maar niet alleen voor hem.

Als bepaalde gegevens ( tekenen) op een hogere graad van rijkdom wijzen dan uit de belastingaangifte blijkt, is dat voor de belastingadministratie een grond van vermoeden ( indiciën) van een hoger belastbaar inkomen. Heeft men in 2001 een opvallende uitgave gedaan, dan zal de fiscus mogelijk nagaan of de voor 2001 aangegeven inkomsten volstaan om deze uitgave te verantwoorden. Indien niet, kan de fiscus besluiten dat de belastingplichtige nog andere inkomsten heeft genoten die hij niet heeft aangegeven – inkomsten die vermoed worden belastbare beroepsinkomsten te zijn.

Deze handelswijze wordt mogelijk gemaakt door het eenjarigheidsprincipe. Dat laat de fiscus wettelijk toe te vermoeden dat uitgaven gedaan in een bepaald jaar gefinancierd zijn met inkomsten van dat jaar. De fiscus moet niet automatisch rekening houden met inkomsten van vorige jaren. De belastingplichtige moet het tegenbewijs leveren. Hij moet aantonen dat het door de fiscus geraamde tekort verantwoord kan worden door spaargeld of andere niet belastbare en dus niet aan te geven inkomsten, zoals geleende of gekregen middelen.

Voor de fiscus is de aanslag volgens tekenen en indiciën een aanslag van de tweede kans. Het fiscaal verlies uit niet aangegeven inkomsten kan gerecupereerd worden dankzij een opvallend uitgavenpatroon van de belastingplichtige. De rechtspraak ter zake toont aan dat dit wapen niet alleen in uitzonderlijke situaties wordt aangewend, maar vaak standaard wordt gebruikt wanneer bepaalde uitgaven (auto, woning, reis,…) in het oog springen. En dit ongeacht het fiscaal statuut van de belastingplichtige. Uiteraard worden op de eerste plaats zelfstandigen geviseerd, maar werknemers ontspringen niet automatisch de dans.

Afrekening

Een voorbeeld? Een belastingplichtige is sinds jaren werknemer; de jongste twee jaar geniet hij eveneens een extra inkomen uit een zelfstandig bijberoep. In 2001 kocht hij een auto, zonder lening, voor 30.000 euro. De wagen wordt ook voor het bijberoep gebruikt en bijgevolg gedeeltelijk afgeschreven. Bij controle van de beroepskosten stuit de fiscus op de aankoopfactuur van de wagen.

Wat later ontvangt de belastingplichtige een indiciaire afrekening (zie tabel). Links worden de uitgaven uit 2001 vermeld: de aankoopprijs van de wagen (30.000 euro), de hypotheeklasten (5000 euro), de kinderoppaskosten (1000 euro). Die uitgaven worden door de fiscus afgeleid uit de belastingaangifte. De uitgave voor levensonderhoud wordt forfaitair geraamd, in dit geval op 14.000 euro.

Rechts vinden we de inkomsten: het loon uit het hoofdberoep (25.000 euro), de nettowinst uit het bijberoep (3000 euro) en een vervangingsinkomen wegens ziekte (2000 euro).

De vergelijking tussen uitgaven en inkomsten leidt in dit voorbeeld tot een tekort van 15.000 euro. Voor dit bedrag zal een bijkomende belastingaanslag gevestigd worden. Tenzij de belastingplichtige het tegenbewijs levert, kwalificeert de fiscus dit tekort als een beroepsinkomen, waarop bijkomend belasting wordt geheven. Toch is het bestaan van een indiciair tekort op zich geen bewijs van fraude. De belastingadministratie krijgt dus niet automatisch recht op de buitengewone aanslagtermijn van vijf jaar voor een indiciaire aanslag.

Vooral dure aankopen en tekenen van een ongewoon hoge levensstandaard trekken de aandacht van de fiscus (auto, vastgoed, reizen…). De aanleg van een luxueus zwembad is voor de fiscus misschien een teken dat wijst op een grotere welstand dan kan worden verantwoord met het jaarinkomen op de belastingaangifte. Als de belastingplichtige ter verantwoording van dit indiciair tekort geen officiële inkomsten kan inroepen, gaat de bal aan het rollen. Zo wordt men misschien wel verraden door zijn zwembad. Over een koude douche gesproken…

Bescherming privacy

Bij een indiciaire taxatie stuurt de belastingadministratie de belastingplichtige soms een waslijst van algemene vragen over het uitgavenpatroon, privé-verrichtingen incluis. Gewoon een belastingplichtige te zijn met vrij lage inkomsten is al voldoende om zo’n brief te ontvangen. Zo wil de fiscus een indiciair tekort opsporen door de belastingplichtige alle mogelijke inlichtingen te vragen over zijn beleggingen, bankverrichtingen, leningen en privé-aankopen. Vaak gaat het om inlichtingen die de fiscus door het bankgeheim niet zomaar kan krijgen. Dergelijke vragenlijsten vinden doorgaans geen genade in de ogen van de rechter. Onomwonden stelt deze dat de belastingplichtige niet verplicht is om op zulke algemene vragen te antwoorden. Een indiciaire aanslag volgend op een door de belastingplichtige onvolledig beantwoorde vragenlijst werd in het verleden al ettelijke keren nietig verklaard (onder meer Antwerpen, 4 juni 1996 en 13 november 2001).

De taxatieambtenaar mag de belastingplichtige niet gebruiken om voor hem de tekenen en indiciën te verzamelen die kunnen leiden tot een indiciaire aanslag. De belastingadministratie moet eerst zelf de tekenen aanbrengen, zonder medewerking van de belastingplichtige. Pas in een tweede fase, op basis van geïndividualiseerde en concrete vragen, kan een juiste vermogensafrekening gemaakt worden. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening. Zo kan de belastingambtenaar niet zonder meer vragen welke effecten de belastingplichtige heeft gekocht tijdens de voorbije jaren, maar hij mag wel vragen welke beleggingen aan de basis liggen van aangegeven dividenden.

Meer dan eens blijkt de fiscus behoorlijk creatief om de tekenen en indiciën actief op te sporen. In ware detectivestijl klopt de ambtenaar aan bij reisbureaus om zo te achterhalen wie exuberante bedragen heeft gespendeerd aan dure vakanties. Ook klantenkaarten bij grootwarenhuizen zijn gegeerd. De fiscus is niet zozeer geïnteresseerd in de klantenkaart zelf, maar in de aankopen die ermee worden verricht. Voor de fiscus is dat opnieuw een bron van informatie. Vraag is of de informatie die dergelijk speurwerk oplevert door de rechter aanvaard wordt als geldig teken waarop de fiscus zich mag steunen voor een indiciaire aanslag.

Aanval is de beste verdediging

Naast de procedurevraagstukken kan men zich nog op twee manieren verweren tegen een indiciaire aanslag. Primo: men kan het bedrag van de door de fiscus in rekening gebrachte uitgaven aanvechten. Secundo: men kan aantonen dat men wel over voldoende middelen beschikte om het tekort te verantwoorden.

Uitgaven die niet in de aangifte terug te vinden zijn, zijn meestal niet zwart op wit te bewijzen. In ons voorbeeld raamt de taxatieambtenaar de kosten voor levensonderhoud op 14.000 euro. Die kosten worden meestal geraamd op een forfaitair bedrag, afhankelijk van de gezinssituatie, en vormen daarom de zwakke schakel in de indiciaire aanslag. Niet nader omschreven forfaits worden door de rechter steevast verworpen als geldige tekenen. De raming van de kosten voor levensonderhoud moet onderbouwd worden met concrete elementen, van toepassing op de individuele situatie. Dergelijke elementen drukken mogelijk de levensonderhoudskosten: een eigen moestuin, kost en inwoning bij ouders, gratis woonst, financiële ondersteuning door de samenwonende partner.

Andere belastingvrije inkomsten kunnen het tekort wellicht verantwoorden. De auto die in ons voorbeeld oorzaak is van de indiciaire taxatie werd misschien gefinancierd met spaargeld of met beleggingsopbrengsten. Mogelijk heeft de belastingplichtige financiële middelen verkregen uit een erfenis, een handgift of via een lening. Misschien zijn er andere niet belastbare en dus niet aan te geven inkomsten waarmee de fiscus rekening moet houden: kindergeld, loterijwinst, studiebeurzen. Het bestaan van die inkomsten moet de belastingplichtige wel bewijzen. Vandaar ook de noodzaak om een geschreven document met vaste datum te hebben van een handgift en om het bestaan van een lening op basis van rekeninguittreksels of een overeenkomst te kunnen aantonen. Van de financiële hulp die men krijgt van familieleden of vrienden, verzamelt men daarom best steeds zoveel mogelijk bewijsmiddelen (attesten, rekeninguittreksels, getuigenissen,…). In de praktijk wringt hier vaak het schoentje: het is in familiale kring immers ongebruikelijk om in geval van dergelijke bijstand schriftelijke documenten op te stellen. Ook de rechter is zich daar blijkbaar van bewust. Niet met geschreven stukken gestaafde handgiften worden soms toch aanvaard als verantwoording van een indiciair tekort (onder meer Luik, 3 februari 1999; Bergen, 21 mei 1999 en Brussel, 23 februari 2001).

Doorgaans eist de fiscus dat spaargeld of andere belastingvrije middelen ook daadwerkelijk werden aangewend om de uitgaven in de indiciaire afrekening te financieren. Opnieuw vindt de rechter dat de fiscus te ver gaat. Voldoende is dat wordt aangetoond dat (een deel van) de lening, erfenis of spaarbedrag nog ter beschikking was tijdens het bewuste belastbare tijdperk (onder meer Cassatie, 8 december 2000). Stel dat de belastingplichtige uit ons voorbeeld met bankafschriften kan aantonen dat hij zijn wagen financierde met spaargeld of dat hij in 2001 een gift van 20.000 euro ontving van zijn ouders, dan is er hoegenaamd geen sprake meer van een indiciair tekort. Tenzij de fiscus zich afvraagt of de ouders hun gift wel kunnen verantwoorden…

Jef Wellens [{ssquf}]

In ware detectivestijl kloppen fiscale ambtenaren soms aan bij reisbureaus om te achterhalen wie exuberante bedragen heeft gespendeerd aan dure vakanties.

Uiteraard worden op de eerste plaats zelfstandigen geviseerd, maar zelfs als werknemer ontspringt u niet automatisch de dans.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content