Alleen maar rozengeur en maneschijn ?

Niemand betaalt graag successierechten. Voor de Vlaamse regering voldoende reden om een drastische hervorming van de successierechten voor het Vlaamse gewest te overwegen. Maar dat ontwerp vertoont ook negatieve kanten.

Enkele weken geleden stond in de kranten te lezen dat het Brusselse gewest in een klap ongeveer driekwart miljard frank rijker was geworden. Oorzaak van die vermogenstoename was naar verluidt een rijke Nederlander die zich op het grondgebied van het Brusselse gewest had gevestigd en daar ook was overleden. Zijn nalatenschap was bijgevolg in het Brusselse gewest opengevallen, met als gevolg dat de successierechten ook aan dat gewest toekwamen.

GEWESTEN.

De successierechten zijn een van de zogenoemde gewestelijke belastingen. Belastingen waarvan de opbrengst toekomt aan de verschillende gewesten. En ten aanzien waarvan de gewesten ook over een zekere fiscale bevoegdheid beschikken. Wat de successierechten betreft, betekent een en ander dat de gewesten bevoegd zijn om het tarief van de belasting te bepalen en ook de vrijstelling ervan.

Dat het Brusselse gewest plots zoveel rijker is geworden, dankzij het overlijden van die ene Nederlander, heeft uiteraard nog twee bijkomende oorzaken. Ten eerste dat de tarieven van de successierechten op dit ogenblik nog steeds astronomisch hoog zijn. En ten tweede, dat deze gulle Nederlander in verband met zijn erfopvolging blijkbaar niet al te veel voorzorgen had genomen. Want had hij dat gedaan bijvoorbeeld door het opzetten van een internationale ontwijkingsconstructie dan waren allicht geen of weinig successierechten verschuldigd geweest.

Voor veel Belgen zal het trouwens onbegrijpelijk zijn dat deze Nederlander zomaar bereid is geweest om 700 miljoen frank van zijn vermogen te laten wegbelasten. De gemiddelde Belg is immers geen bereidwillige betaler van successierechten. Integendeel, hij zet ontwijkingsconstructies op, doet aandelen (aan toonder) verdwijnen, regelt de verdeling van zijn vermogen bij wijze van handgift belastingvrij, en zal er zijn hand niet voor omdraaien om als het niet anders kan een deel van de nalatenschap gewoon te verzwijgen. Het mag wel niet. Maar het gebeurt. Wat meteen ook uitlegt waarom de successierechten ondanks hun hoge tarieven al bij al niet zoveel opbrengen.

ONTWERP.

Al deze overwegingen hebben de Vlaamse regering ertoe aangezet om een drastische hervorming van de successierechten voor het Vlaamse gewest te overwegen. Die plannen hebben inmiddels de vorm aangenomen van een ontwerp van Programmadecreet dat nu voor advies aan de Raad van State wordt voorgelegd en dat als alles naar wens verloopt over enkele maanden in het Belgisch Staatsblad zal verschijnen.

De krachtlijnen van het ontwerp zijn inmiddels bekend. Een opsplitsing van de erfdelen in roerende en onroerende goederen, waarbij elk onderdeel apart aan de progressieve tarieven van de successierechten zal worden onderworpen.

En een vereenvoudiging van de tariefstructuur. Met als blikvanger de afschaffing van de torenhoge tarieven die op dit ogenblik gelden wanneer men niet in rechte lijn of niet tussen echtgenoten erft. In de bestaande regeling kan het tarief bij vererving tussen derden oplopen tot 80 % (bij een erfdeel van meer dan 7 miljoen frank). Als de Vlaamse regering haar plannen realiseert, zal men nooit meer dan 40 % successierecht verschuldigd zijn (zie tabel).

VERHOGING.

Maar die verlaging mag niet doen vergeten dat de plannen van de Vlaamse regering in sommige gevallen ook een verhoging van de belasting tot gevolg hebben. Wie bijvoorbeeld 500.000 frank (baar geld) erft van een broer of zus, betaalt op dit ogenblik 10.000 frank successierecht. Dat wordt straks in het Vlaamse gewest 15.000 frank. Wie 3 miljoen frank (baar geld) erft van een oom of tante, betaalt op dit ogenblik 1.075.000 frank successierecht. En straks in het Vlaamse gewest 1.200.000 frank. Het is dus anders dan sommigen willen doen geloven niet allemaal rozengeur en maneschijn.

FAMILIEBEDRIJF.

De hervorming komt daarentegen wel in belangrijke mate tegemoet aan de belangen van wat men de familiale bedrijven noemt. Zij zullen zodra alles in kannen en kruiken is in het Vlaamse gewest vererfd kunnen worden tegen een vlak tarief van slechts 3 %. Ongeacht de grootte van het bedrijf. En dus ongeacht of het om een kleine kmo dan wel om een miljardenbedrijf gaat.

De bedoeling van de voorgenomen maatregel is duidelijk. De torenhoge tarieven van de successierechten brengen familiale bedrijven en dus de tewerkstelling in gevaar. Om te vermijden dat het bedrijf naar aanleiding van het overlijden van de pater familias moet worden opgedoekt (om de successierechten te kunnen betalen), zijn zij op dit ogenblik wel verplicht allerlei constructies op te zetten om de successierechten te omzeilen. Door de drastische verlaging van de successierechten naar amper 3 % zijn die constructies niet meer nodig. En kan men met een gerust hart sterven, en open en bloot vererven, zonder te moeten vrezen dat het bedrijf daardoor over de kop zal gaan.

VOORWAARDEN.

Het vlakke tarief van 3 % zal evenwel niet zomaar van toepassing zijn. Integendeel. Men zal aan verschillende zeer strenge voorwaarden moeten voldoen. Het bedrijf, of de aandelen van het bedrijf zullen voor ten minste 50 % in handen moeten zijn van de persoon die overlijdt (of van zijn echtgenoot). En dat aandelenbezit zal al ten minste vijf jaar een feit moeten zijn. De belangrijkste voorwaarde betreft evenwel de tewerkstelling. Het vlakke tarief van 3 % zal slechts toegankelijk zijn als het bedrijf minstens vijf in het Vlaamse gewest tewerkgestelde werknemers telt (gemeten in equivalenten van voltijdse eenheden). En als die tewerkstelling minstens gedurende vijf jaar na het overlijden behouden blijft.

Een bedrijf dat geen in het Vlaamse gewest tewerkgestelde werknemers in dienst heeft, valt dus buiten de prijzen. Is er één werknemer in dienst, of twee, drie of vier, dan zal een degressieve regeling worden toegepast : het vlakke tarief zal dan van toepassing zijn op 80 % bij vier werknemers, 60 % bij drie werknemers, 40 % bij twee werknemers en 20 % bij 1 werknemer.

KOU.

Zo te zien, een goede regeling. Althans voor degenen die er gebruik van kunnen maken. De overige bedrijven blijven in de kou staan. Idem voor de andere personen die hun vermogen niet in een familiebedrijf, maar op een andere wijze belegd hebben. Zij kunnen alleen maar toekijken hoe een aantal Vlaamse familiebedrijven met de zegen van de Vlaamse regering vrijwel belastingvrij vererfd zal worden, terwijl hun eigen erfgerechtigden in plaats van 3 %, tot 27 %, ja zelfs tot 30 of 40 % belasting zullen moeten betalen.

GELIJKHEID.

Het spreekt dan ook vanzelf dat de frustraties hoog zullen oplopen, en dat men zich terecht zal afvragen of deze regeling niet in strijd is met het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel.

Dat wordt door de opstellers van het Programmadecreet met klem ontkend. De tewerkstellingsvoorwaarde zou immers een voldoende objectief onderscheidend criterium zijn om het verschil in behandeling te rechtvaardigen. Maar zo zeker is dit niet. Integendeel zelfs. Weliswaar roept men de bescherming van de tewerkstelling in om de verlaging van het tarief voor te behouden aan bedrijven die minstens vijf werknemers in het Vlaamse gewest tewerkstellen. Maar wat is de relevantie van deze rechtvaardigingsgrond als men bemerkt dat de erfgenamen hun aandelen (die ze met 3 % vererfd hebben) nog de dag zelf van het overlijden van de hand mogen doen ? En hoe legt men uit dat een familiebedrijf waarvan 50 % van de aandelen in bezit zijn van de overledene (of van zijn echtgenoot, zijn broers en zusters, en onder voorwaarden van zijn kinderen) wel in aanmerking komt voor het verlaagd tarief, terwijl een ander, voor de tewerkstelling misschien veel belangrijker bedrijf niet in aanmerking komt, omdat de overledene (en zijn naaste familie) slechts een pakket heeft van bijvoorbeeld 45 % van de aandelen ? En waarom wordt een Vlaams familiebedrijf dat in handen is van twee vennoten (man en vrouw) uitgesloten van het verlaagd tarief, terwijl zij niettemin meer dan vijf werknemers tewerkstellen, maar niet in het Vlaamse gewest ?

ARBITRAGEHOF.

Men kan zo blijven doorgaan. Bekeken vanuit de hoek van de gelijkberechtiging kraakt het ontwerp in al zijn voegen. Naar verluidt gokken de indieners erop dat niemand een verzoekschrift zal willen indienen bij het Arbitragehof om het decreet (eenmaal het er is) te laten toetsen aan het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel (en er dus de nietigverklaring van te eisen). Wie kan er immers tegen de tewerkstelling zijn ?

Maar dan vergeet men wel dat ontevreden erfgenamen niet noodzakelijk onmiddellijk moeten optreden. Zij hebben tijd. En kunnen rustig afwachten tot de Vlaamse fiscus de successierechten opvordert, om dan voor de rechtbank het discriminerend karakter van de nieuwe regeling op te werpen, waarna het Arbitragehof alsnog via het stellen van een prejudiciële vraag kan worden gevat. Dat wordt gegarandeerd een vervolgverhaal van vele jaren.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content