Advocaten van tweede orde

Buitenlandse law firms palmen de “grootste” en de “beste” Belgische advocatenkantoren in. Wat blijft er over na de kaalslag? Scherpere erelonen of onderbetaalde tweederangsadvocaten voor standaardadvies? Een rondgang in de tweede divisie van de zakenadvocatuur.

Er leeft wat in het wereldje van de advocatuur, zoveel is duidelijk. De sector werd de voorbije jaren geteisterd door een extreme vorm van enerzijds fusering en anderzijds specialisering. Een gevestigd kantoor als De Bandt, Van Hecke, Lagae & Loesch werd onlangs opgeslorpt door het Britse Linklaters. Zijn Brusselse evenknie Loeff, Claeys, Verbeke ging op in Allen & Overy. Stibbe, een fusie tussen het Nederlandse Stibbe en het vroegere Simont & Simont, zou met de Amerikanen van Herbert Smith over een verregaande integratie praten. Het Brits-Duitse Freshfields positioneert zich als nummer vier op de Brusselse markt. Ietwat geïsoleerd in dit internationale geweld staat Liedekerke, Wolters, Waelbroeck, Kirkpatrick & Cerfontaine, het niet echt stabiele eindresultaat van een fusie van Belgische advocatenkantoren.

De genoemde kantoren maken qua aantal advocaten de topvijf uit van de Belgische advocatuur. Het zijn vooral deze namen die steeds weerkeren in The Legal 500 Series, de internationale referentielijst voor lokale advocatenkantoren met de beste reputatie. Voor een beperkt aantal grotere, meestal internationale zaken vinden deze kantoren ook de Brusselse medewerkers van Cleary Gottlieb, Clifford Chance Pünder of Baker & McKenzie op hun terrein.

Naast deze “kampioenen” spelen er ook heel wat advocatenkantoren in de tweede divisie mee. Hoe positioneren deze avocats d’affaires zich op de markt van het juridisch advies aan ondernemingen?

Tussen wal en schip?

Albert Tanghe, die zijn kantoor omvormt tot de Belgische poot van het Amerikaanse ShawnCoulson, is blij dat iemand naar zijn situatie vraagt. “Niemand interesseert zich voor ons. De grote kantoren krijgen publiciteit in zakenbladen en de individuele advocaat wordt efficiënt verdedigd door de balie. Wij vallen tussen wal en schip. Hoe we het stellen? Slecht. Barslecht. De concurrentie is keihard en de klant stelt zijn eisen. Erelonen tuimelen naar beneden.”

Niet iedereen is zo pessimistisch. Een gewezen stafhouder van een Vlaamse balie: “Zelf speel ik zelfs niet in de tweede divisie, maar in eerste provinciale. En het lukt ons aardig met lokale KMO’s en deeladvies aan grote bedrijven. Wel hebben we last van de amateurs: advocaten die zich eigenlijk halftijds inzetten voor hun kantoor en de markt verpesten, maar wel graag de titel van advocaat behouden.”

Ook Thierry Claeys ( Claeys & Engels) stelt rustig: “Er is aan de balie plaats voor iedereen. Kleinere kantoren kunnen zich perfect handhaven, als ze een niche zoeken in de juridische markt. Onze omzet steeg gevoelig sinds we afsplitsten van Loeff.” Zijn eigen kantoor is actief in het arbeidsrecht, net zoals branchegenoot Tilleman & Van Hoogenbemt. Andere specialiseren zich dan weer als fiscaal kantoor, zoals het Antwerpse Dauginet & co., Thierry Afschrift of Tiberghien Advocaten. De Antwerpse maritimisten, zoals R. & L. Wijffels, Geuens, De Paep, voeren van oudsher een typische nichestrategie. In Brussel floreren dan weer EU-kantoren als Van Bael & Bellis.

Naast deze “boetieks” zijn er echter ook heel wat ondernemingskantoren met een generalistischer profiel. Een typisch voorbeeld is Coudert Brothers – Coppens, Van Ommeslaghe & Faurés, dat door zijn omvang eigenlijk tot de topliga van de generalisten mag worden gerekend (in tegenstelling tot het veeleer fiscaal georiënteerde Freshfields).

Voorlopig een stuk kleiner zijn Eubelius, DeBacker of Loyens, allemaal met ongeveer vijftig advocaten. “Het wordt dringen op het terrein van de full service-kantoren voor Belgische ondernemingen,” zegt Carl Bevernage, de gewezen nummer twee van De Bandt en vanaf volgende week partner van Loyens (van oorsprong Nederlands en internationaal goed voor 600 medewerkers). “Zeker omdat ook de advoccountants van de Big Five zich op die markt wagen. Twee jaar geleden keken de ‘echte’ advocaten nog geringschattend op hen neer. Vandaag zijn het serieuze concurrenten.”

Bevernage rekent er echter op dat Linklaters, Allen & Overy en op termijn misschien ook Stibbe (na een fusie) het terrein van Belgisch ondernemingsrecht overlaten aan louter Belgische law firms. De reden? “De structuur van een global firm laat niet toe dat hun advocaten Belgische erelonen vragen,” zegt Bevernage.

“Dus prijzen ze zichzelf uit de markt,” klinkt het bij Trudo Motmans, die de Antwerpse poot van DeBacker leidt. DeBacker profileert zich, bijvoorbeeld, met fusies en overnames in dossiers als Kipling, Bank De Maertelaere en Duverco. “Jongere advocaten weten dat ze kunnen doorgroeien tot partner, wat bij de Loeffs en dergelijke moeilijker ligt. Er wordt dus intensiever gewerkt en de sfeer is dynamisch. Hoge erelonen zijn niet het enige element om talent aan te trekken.”

Volgens interne cijfers van een van de kantoren bedraagt het ereloon van een Belgische senior partner gemiddeld 280 euro per uur (zo’n 11.000 frank), evenveel als in Luxemburg en Spanje. Nederlandse, Italiaanse en Deense vennoten vragen 360 euro (zo’n 14.000 frank). In Frankrijk moet je 400 euro (zo’n 16.000 frank) neertellen, in Londen 500 euro (zo’n 20.000 frank).

Jef Lievens, ex-Loeff en vandaag partner van Eubelius, beaamt: “Wij hebben het al uiterst moeilijk om tegenover een Belgische cliënt een ereloon van 250, laat staan 400 euro, per uur te verantwoorden voor topadvies in een gecompliceerde zaak. Bij Linklaters en Allen & Overy wordt dit op termijn de standaard.”

Erelonen mogen niet omhoog

De Brusselse vertegenwoordigers van de magic circle, zoals het handvol Londense topkantoren wordt genoemd, ontkennen dat in alle toonaarden. Anthony Cann, die deze maand de nummer één werd van Linklaters, beklemtoont: “De Belgische erelonen kunnen en mogen niet stijgen, simpelweg omdat we de leiderspositie willen behouden. Het laatste wat we willen is de cliënten Londense erelonen te laten betalen voor Belgische dossiers.”

Internationale vakbladen stellen vast dat de grote kantoren stilaan ernstige concurrentie ondervinden van internationale netwerken van autonome law firms. “Wij kunnen de klant voor een internationaal dossier over arbeidsrecht even snel en beter helpen dan de global firms,” zegt Jean-Francois Gérard, die voor Claeys & Engels in negen landen het netwerk Ius Laboris uitbouwt. “Wij kennen onze sector en weten waar de beste confraters zitten, wereldwijd. In onze niche staan we sterker dan de global firms, die heel wat zwakke plekken binnen hun sociaalrechtelijke niche kennen. Dat geldt eigenlijk voor alle rechtsdomeinen die ze bestrijken, met uitzondering van het zuivere corporate & finance-advies. Dat is hun troef, maar dikwijls ook de énige troef.”

Uit een recent onderzoek blijkt dat ook bedrijven op zoek gaan naar alternatieven voor de grote kantoren. De Bostonse BTI Consulting Group, adviseur van dienstenondernemingen, ondervroeg 175 bedrijfsjuristen uit de Fortune 1000 en multinationals over hun relatie met hun belangrijkste advocatenkantoor. Daaruit blijkt onder meer dat amper één op de vier bedrijfsjuristen tevreden is over zijn adviseur. Acht op de tien noemt de klantgerichte service het belangrijkste voordeel van een middelgroot of klein kantoor. “Middelgrote kantoren doen het uiterst goed en pikken de erelonen en de winsten van de grote law firms in,” aldus de Amerikaanse studie.

Het is dus niet alleen de prijs die cliënten kregelig maakt. De kwaliteit zelf van grote kantoren wordt openlijk ter discussie gesteld. Dat doet bijvoorbeeld Dirk Tirez, bedrijfsjurist van Nasdaq Europe. “Jonge advocaten schrijven een advies uit, dat door een vennoot wordt gesigneerd. Je betaalt wel het ereloon voor topadvies. Op zich is dat geen probleem, als het werk in orde is en de controle een kwaliteitstoets geeft,” aldus Tirez. “Maar dat is niet altijd het geval. Soms worden door de Belgische kantoren van de magic circle adviezen afgeleverd waar een eerstejaarsjurist zo de fouten kan uithalen.”

Tirez, zelf een ex van Cleary Gottlieb, gaat voor zijn Engelse dossiers aankloppen bij Allen & Overy in Londen. Duits advies vraagt hij aan Shearman & Sterling. Belgische dossiers laat hij door Eubelius behandelen. “Zo is de service stukken beter,” weet hij.

Die redenering gaat in tegen de full service-filosofie van Linklaters & co. “De bedrijfsjurist weet echt wel welk talent er op de markt aanwezig is. Hij weet welk kantoor in een bepaald rechtsdomein uitblinkt,” zegt Jef Lievens. “Hetzelfde fenomeen doet zich ook voor over de landsgrenzen heen. Het is niet omdat de klant bijvoorbeeld een beroep doet op Allen & Overy Belgium, dat hij voor een grensoverschrijdende zaak blindelings het buitenlandse zusterkantoor verkiest.”

Pascal De Roeck, bedrijfsjurist van Belgacom, vult aan: “Juridisch advies is a people’s business. Het zijn de specialisten en hun team die hoogkwalitatief advies leveren, minder de law firms of de structuren.” Zo doet Belgacom voor grote corporate-zaken een beroep op Ludo Cornelis. Toen hij van Stibbe naar Eubelius trok, volgde Belgacom hem. De Roeck: “Cornelis en zijn team kennen onze dossiers, onderkennen de sterke én de zwakke punten van Belgacom en genieten ons volste vertrouwen. Dat belet niet dat we een aantal zaken nog altijd aan Stibbe toevertrouwen.”

Liever een sterk merk?

Albert Tanghe wijst er nochtans op dat heel wat bedrijfsjuristen bijna blindelings voor de global firms opteren. “Zij hebben graag de stempel van Allen & Overy en dergelijke op hun dossier, want zo kunnen ze zich achteraf verantwoorden als er iets fout loopt. In dát geval komen ze bij een kantoor als het onze terecht: om de boel te laten opkuisen.”

Volgens Koen Geens ( Eubelius) gaat die redenering, als zou men om zeker te spelen voor bekende namen opteren, zéker op niet voor Belgische ondernemingen. “Dat een Amerikaan naar het Hilton gaat om te vermijden dat hij in een achterafrestaurantje terechtkomt, kan ik begrijpen,” argumenteert hij. “Maar een Belg heeft geen sterk internationaal merk nodig om de goede zaken te kunnen onderscheiden. Linklaters België, dat vooral internationale klanten heeft, zal daarom minder onder de gedaantewisseling lijden dan Allen & Overy. Dat heeft immers heel wat Vlaamse klanten, en die zijn vandaag al geduldig op zoek naar alternatieven, voor het geval de prijs-kwaliteitverhouding in onevenwicht komt. En jawel, wij profileren ons uitdrukkelijk als zo’n alternatief.”

De zwakte van kantoren als Eubelius en Loyens is dat ze geen volledig dienstenpakket aanbieden. “De cliënt komt bij ons niet aankloppen voor een fiscaal of een sociaal dossier,” geeft Koen Geens toe. “En als we zelf op die domeinen in de diepte moeten werken, doen we een beroep op de vrienden van Dauginet of Claeys. Dat neemt niet weg dat we wel de ambitie hebben om ooit een volledig pakket aan te bieden.”

Dat leidt al tot speculaties over fusies tussen de kleinere kantoren. Een topadvocaat van een van beide kantoren zegt vandaag dat Eubelius (financieel recht, vennootschapsrecht) en Loyens (fiscaal, en sinds kort ook sociaal recht) gedoemd zijn om nauw samen te werken. “Ik ben er ook van overtuigd dat er tussen de verschillende gewezen medewerkers van Loeff en De Bandt ooit een nieuw verband zal ontstaan, dat de oorspronkelijke roeping van beide kantoren overneemt: een kantoor met de beste Belgische juristen op alle domeinen voor onze ondernemingen,” klinkt het bij Carl Bevernage. “Als blijkt dat beide kantoren verdwenen zijn, zal iemand ze weer moeten uitvinden.”

Hans Brockmans

Wie wil weten welke advocaten van welke kantoren als de besten op hun terrein worden beschouwd, kan de Legal 500 Series consulteren op www.icclaw.com.

Een samenvatting van de recente BTI-studie over de houding van de bedrijfsjuristen tegenover hun advocatenkantoor, vindt u op www.bticonsulting.com.

“Hoe ouder ik word, hoe harder ik moet werken en hoe minder ik verdien. Zo had ik me deze job echt niet voorgesteld.” [Albert Tanghe, ShawnCoulson]

“Soms worden door de Belgische kantoren van de ‘magic circle’ adviezen afgeleverd waar een eerstejaarsjurist zo de fouten kan uithalen.” [Dirk Tirez, bedrijfsjurist van Nasdaq Europe]

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content