ABENOMICS FAALT

Ondanks het ambitieuze maatregelenpakket van premier Shinzo Abe, wil de Japanse economische machine maar niet aanslaan. Deflatie is lang niet het enige probleem van het land.

Het loopt mis met de Japanse economie en Takako Suwa kan ervan meespreken. Elf jaar geleden erfde de energieke en goedlachse vrouw van haar vader een kleine fabriek van precisie-instrumenten. In Ota, een wijk in het zuiden van Tokio, heeft haar bedrijf Daiya Seiki een dertigtal arbeiders in dienst. Gebogen over machines die vaak twintig jaar oud zijn, maken ze tot op de micron nauwkeurig metalen onderdelen die bestemd zijn voor de auto-industrie. “Nissan, Toyota en de andere zijn zo veeleisend dat die productie niet kan toevertrouwd worden aan robots”, stelt Suwa vast. “Van buitenlandse concurrentie heb ik geen schrik, want onze techniek is ultragespecialiseerd.” Dat betekent niet dat de toekomst van haar bedrijf verzekerd is. De wereldwijde financiële crisis van 2008 en de weerslag ervan op de autosector dwongen de jonge CEO bijna er het bijltje bij neer te leggen. In 2011 volgden tot overmaat van ramp de aardbeving, de tsunami en het nucleaire ongeval van Fukushima. Suwa verwacht dan ook veel van Abenomics, het grootscheepse herstelplan van de conservatieve premier Shinzo Abe, die bijna twee jaar geleden opnieuw aan de macht kwam.

Voorlopig ziet ze haar verwachtingen niet ingelost. Het verwachte economische herstel kwam er niet. “De toestand is erg moeilijk voor kmo’s als de mijne”, benadrukt ze. “Aan het einde van de jaren tachtig leek Japan op het punt te staan om de Verenigde Staten voorbij te streven als dominante economische macht. Deze wijk in Tokio telde bijna 9000 bedrijven. Daar zijn er nog 3000 van over. De meeste kwijnen weg. Ze worden geleid door bejaarde mensen. Hun kinderen willen de fakkel niet overnemen. Shinzo Abe is een vriend van onze familie en ik wou niets liever dan mij aan te sluiten bij zijn project. Maar er gebeurde niets.”

Een duivelse cyclus

Er zijn veel mensen als Takako Suwa, die erin wilden geloven. Japan is al bijna twee decennia verstrikt in een toestand van ‘galopperende deflatie’. De onstuitbare daling van de prijzen — het gevolg van de beurskrach en de vastgoedcrisis van het begin van de jaren negentig — zette pas goed in vanaf 1998-1999. Sindsdien is de economische machine volledig vastgelopen.

“Deflatie is een duivelse cyclus”, zucht Etsuro Honda, een van de adviseurs van premier Abe. “Als de prijzen maand na maand dalen, beginnen de consumenten daarop in te spelen en geven ze niets meer uit. Het gevolg is dat de ondernemingen snoeien in hun investeringen en dat sommige bedrijven ook de lonen verlagen. Op die manier raakt de economie al gauw verlamd. De juiste remedie vinden zal dan altijd een moeilijke opgave zijn.”

In de Verenigde Staten slaagde president Franklin D. Roosevelt erin het fenomeen — toen een gevolg van de beurscrash van 1929 en de Grote Depressie, tussen 1933 en 1938 — een halt toe te roepen met zijn New Deal. Sinds de Tweede Wereldoorlog is Japan het enige land dat zo’n lange periode van deflatie heeft gekend.

Lonen en consumptie stagneren

Iedereen in Japan is het erover eens dat de regering dringend moest reageren. Maar de pijlen die de overheid afschoot, lijken hun doel gemist te hebben. Ze lanceerde begin 2013 een pakket fiscale stimuli om de economische activiteit aan te wakkeren. Er kwam wel een zekere opleving, maar achteraf gezien bleek het maar om een strovuur te gaan.

Vervolgens versoepelde de Bank of Japan haar geldbeleid. Ze overspoelde het land met vers geld om de banken ertoe aan te zetten de ondernemingen te financieren en om een daling van de yen in de hand te werken. Dat laatste zou dan de export aanzwengelen. Maar het verhoopte succes bleef uit. Het aantal aanvragen voor leningen van zowel particulieren als ondernemingen stagneert. De nationale munt verloor in twee jaar 26 procent van zijn waarde ten opzichte van de dollar, maar ook daarvan kon de Japanse economie niet echt profiteren. Geconfronteerd met een verslechterende internationale conjunctuur, gaven de grote industriële groepen er de voorkeur aan hun marges te consolideren door de prijzen voor hun goederen in buitenlandse deviezen te noteren.

Dat was ook logisch. Veel ondernemingen hebben hun fabrieken naar het buitenland verplaatst. De export vertegenwoordigt maar 15 procent van het Japanse bruto binnenlands product, tegenover 51 procent in Duitsland en 54 procent in Zuid-Korea. Het gevolg is dat de daling van de yen in de eerste plaats de energiefactuur verzwaarde, die al zwaar getroffen was door de sluiting van 48 kerncentrales. Voor de consument lijken de prijzen van een volle tank benzine, van ingevoerde voedingsproducten en van in China geassembleerde elektrische toestellen hoger dan ooit.

Betreurenswaardig is dat de reuzen van de Japanse economie ondanks hun toenemende winsten weigeren de lonen op te trekken of contracten van onbepaalde duur aan te bieden. Onder druk van de regering is het nominaal inkomen sinds de voorbije lente er iets op vooruitgegaan voor de geprivilegieerden met een beschermde job. Dat geldt echter niet voor de werknemers zonder vaste betrekking, bijna 40 procent van de actieve bevolking.

De prijzen en lonen dalen weliswaar niet meer, maar het is nog te vroeg om te beweren dat het land de deflatie achter zich gelaten heeft. Vooral omdat de structurele problemen aanhouden. Japan torst een schuldenlast van 230 procent van het bbp. Om de overheidsfinanciën te verbeteren, verhoogde de regering in april de btw van 5 naar 8 procent. Dat heeft elke poging om de consumptie aan te wakkeren, tenietgedaan.

De Japanse economie is de voorbije twee kwartalen opnieuw in een recessie beland, de vierde in zes jaar. Eind volgend jaar is een tweede btw-verhoging gepland, maar premier Abe wil die met minstens achttien maanden uitstellen. Hij hoopt dat uitstel, samen met een nieuw investeringsplan, te realiseren met de steun van de kiezer. Abe heeft daarom vervroegde verkiezingen uitgeschreven voor het Japanse Lagerhuis, dat de eerste minister aanstelt. Op 14 december moeten de Japanners naar de stembus.

En dan is er nog de derde pijl, die de regering zou afschieten na de fiscale stimuli en het soepele geldbeleid. Het gaat om een pakket structurele hervormingen, die onder meer de energiesector moeten vrijmaken. Het probleem is dat die maatregelen maar geen vaste vorm willen aannemen. In maart 2013 beloofde de eerste minister de snelle ondertekening van het TPP, een gigantisch vrijhandelsakkoord dat de economieën van het Aziatisch-Pacifische gebied moet omvatten. Maar de onderhandelingen slepen aan omdat Tokio weigert een reeks sectoren open te stellen voor buitenlandse concurrentie. Die sectoren worden niet toevallig gedomineerd door lobby’s die dicht aanleunen bij de regerende partij. De hervorming van de arbeidsmarkt stuit intussen op de weerstand van onder meer de regionale administraties.

Hulp van vrouwen en gastarbeiders

“Het is nog te vroeg om Abenomics te begraven”, vindt Susumu Takahashi, econoom en voorzitter van het Japan Research Institute. “De regering kan haar doelstellingen nog bereiken en het land uit het slop halen, maar de structurele hervormingen zullen niet volstaan. Er is ook een mentaliteitswijziging nodig. Door de vergrijzing verliezen we elk jaar 0,5 procent van onze actieve bevolking. Om een groei van 2 procent per jaar te halen, moeten we de productiviteit elk jaar met 2,5 procent aanzwengelen. Dat veronderstelt een complete omvorming van het management ‘op zijn Japans’. Misschien kunnen we de loontrekkenden uitbetalen voor de taken die ze uitgevoerd hebben, bijvoorbeeld, in plaats van voor de uren die ze aan hun bureau hebben doorgebracht.” Heel wat demografen schatten dat de bevolking kan dalen van 127 miljoen inwoners nu naar 100 miljoen in 2060. Nu al is een op de vier inwoners ouder dan 60 jaar.

“Vroeg of laat krijgt het land te maken met een tekort aan arbeidskrachten”, zegt Takahashi. “Daarom moeten we in de eerste plaats de werkgelegenheid en de carrières van de vrouwen stimuleren. Op langere termijn moeten we ook zo’n 10 miljoen gastarbeiders aantrekken.”

Dat zal niet zonder slag of stoot gebeuren. De Japanners zijn wel altijd uiterst gastvrij voor westerse bezoekers op doorreis, maar de aanwezigheid van amper geschoolde, buitenlandse arbeidskrachten wordt nauwelijks op prijs gesteld, tot wanhoop van heel wat bedrijfsleiders uit sectoren als de bouw en de horeca. Japan houdt de immigratie strikt onder controle. Op de archipel zijn amper 1,5 miljoen buitenlanders gevestigd. En premier Abe, een conservatief met nationalistische trekjes, lijkt niet echt goed geplaatst om daar verandering in te brengen.

Daar staat tegenover dat de eerste minister, op het gevaar af zijn bondgenoten te verrassen, zich plots ontpopt heeft als een woordvoerder voor vrouwenrechten, vooral op het werk. In zoverre zelfs dat hij er een van de krachtlijnen van zijn Abenomics heeft van gemaakt. Dat was overigens hoog tijd. 60 procent van de Japanse vrouwen stopt nog altijd met werken na de geboorte van het eerste kind. De belangrijkste reden is dat de crèches en kinderbewaarplaatsen zo schaars en zo buitensporig duur zijn. En vrouwen die de weg naar de onderneming terugvinden, worden vaak gestigmatiseerd door hun mannelijke collega’s, die in hen rivalen zien. De regering heeft beloofd 400.000 nieuwe crèches in te richten tegen 2018. De Japanse mentaliteit veranderen, dreigt veel meer tijd in beslag te nemen.

L’EXPANSION

“Structurele hervormingen zullen niet volstaan. Er is ook een mentaliteitswijziging nodig” Susumu Takahashi, Japan Research Institute

De Japanse economie kon niet echt profiteren van de lage yen. Export vertegenwoordigt maar 15 procent van het Japanse bbp.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content