AANGIFTE. DE JAARLIJKSE ONZIN. Informatizering verloopt moeizaam

Als Jantje stout is in de klas, dan krijgt hij straf. Tien keer schrijven “ik zal het niet meer doen”. Of zijn huistaak nog eens netjes overschrijven, of de pas ingestudeerde les nog een paar keer overpennen.

Belastingplichtigen hebben tot nader order niets mispeuterd. Zij zijn tot bewijs van het tegendeel niet stout geweest. En toch worden zij elk jaar opnieuw gestraft. Met een grootscheepse, op nationaal niveau georganizeerde, en bij wet opgelegde, overschrijf-partij. Maar anders dan het ook op grote schaal beoefende partijtje biljart, of voetbal, gaat het hier niet om een spel. Wel om bloedige ernst. Wie niet meedoet, wordt zwaar gestraft. Hem wachten sancties. Administratieve geldboeten, aanslagen van ambtswege, enzovoort. Genoeg om het lachen te verleren.

ATTENT.

En nochtans gaat het voor het grootse deel om de meest zinloze aktiviteit die ooit in dit ondermaanse uitgevonden is. De lezer die een beetje attent is, weet uiteraard al lang waar we het over hebben : de door zoveel landgenoten verafschuwde jaarlijkse aangifte-klus die weer voor de deur staat. Een groot deel van de aangifteformulieren is al verzonden. Verschillende lezers zullen hun eksemplaar al in hun brievenbus gevonden hebben. De rest mag de bruine omslag in de loop van de eerstvolgende dagen en weken verwachten. Waarna het aftellen begint : dag “X”, de dag waarop het aangifteformulier volledig en netjes ingevuld terug bij de Administratie moet zijn. Ook dit jaar is dat 30 juni.

NUT.

Zeggen dat het invullen van de aangifte in de personenbelasting een volstrekt nutteloze bezigheid uitmaakt, is vanzelfsprekend een lichte overdrijving. Vroeger was die aangifte hoegenaamd niet nutteloos. De Administratie had ze nodig om op de hoogte te geraken van de gezinstoestand van de betrokkene, van zijn inkomsten, zijn aftrekposten, enzovoort.

Maar gaandeweg is daar toch wel verandering in gekomen. Naarmate de informatizering toenam, is ook het nut van de aangifte in overeenkomstige mate afgenomen.

Hoeveel gegevens zijn er niet die jaarlijks op het aangifteformulier moeten worden vermeld, alhoewel de fiskus die gegevens al lang kent, of al veel vlugger langs andere informatiekanalen in zijn bezit heeft ?

PERSONALIA.

Neem om te beginnen het Vak I. “Personalia”. Waarom moet men van jaar tot jaar opnieuw heel zijn gezinstoestand uit de doeken doen ? Waarom telkens weer naam, voornaam, geboortedatum en verwantschap van de personen ten laste (meestal kinderen) vermelden, hoewel die gegevens al lang in de computer van de fiskus zitten (of kunnen zitten), en zeker al lang in het belastingdossier van de betrokkene terug te vinden zijn ? Waarom kan men niet eenvoudig volstaan, met een opgave van een eventuele wijziging in de eerder aangegeven gezinstoestand ?

LONEN.

Het Vak II, over de lonen en wedden, is zo mogelijk nog overbodiger. Op enkele uitzonderingen na, zijn de daar te vermelden bedragen immers allemaal bekend bij de fiskus. Zij moeten gewoon overgeschreven worden van de individuele loonfiches, waarvan het origineel bij de fiskus berust. Waarom kan de fiskus die cijfers dan niet zelf overschrijven, of ze rechtstreeks in zijn computer inbrengen ? Het zou de belastingplichtigen uren nutteloos overschrijfwerk, kilo’s ergernis, en eindeloos gesakker besparen. En het aangifteformulier zou wat minder lang zijn, wat meteen een milieuvriendelijke besparing aan papier zou opleveren. Maar dat blijkt alsnog niet de eerste zorg van de fiskus te zijn.

PENSIOEN.

Dezelfde kritiek kan ook op de volgende vakken geleverd worden. Het Vak III over de pensioenen bijvoorbeeld, waarvan ook ongeveer al de in te vullen gegevens reeds op individuele, bij de fiskus berustende, fiches voorkomen.

Hetzelfde geldt weliswaar niet voor het Vak IV over de onroerende inkomsten. Maar de meeste van de daar te vermelden gegevens zijn ook bij de fiskus bekend. Omdat ze van jaar tot jaar weinig wijzigingen ondergaan. Men koopt niet elk jaar een ander huis. Waarom dan niet volstaan met een opgave van de eventuele wijzigingen ten opzichte van het vorige jaar ?

UITTREKSEL.

Het antwoord luidt klaarblijkelijk dat de fiskus wel wil veranderen, maar dat dit allemaal veel moeite en vooral veel tijd vergt. Neem bijvoorbeeld het kleine Vak IX over de “voorafbetalingen” die men heeft gedaan. Tot vorig jaar moest men niet alleen dit vak behoorlijk invullen. Maar moest men bovendien het rekeninguittreksel in verband met de gedane voorafbetalingen bij de aangifte voegen. Een rekeninguittreksel dat notabene van de Administratie zelf afkomstig is. Blijkbaar heeft de fiskus nu toch ook het onzinnige van dit “over en weer” sturen van het rekeninguittreksel ingezien. Want vanaf dit jaar moet het toegestuurde eksemplaar niet meer bij de aangifte worden gevoegd. Maar de fiskus is hardleers : de belastingplichtige moet het bedrag van de gedane voorafbetalingen (die al lang in de computer van de fiskus terug te vinden zijn) nog wel op zijn aangifteformulier vermelden.

VOORSTEL.

En misschien is dat maar goed ook. Want alhoewel de informatizering van de fiskus al aardig gevorderd is, blijkt zij nog ver van perfekt te draaien. Dat hebben zoveel gepensioneerden inmiddels aan den lijve kunnen ondervinden.

De gepensioneerden zijn immers de eersten op wie vorig jaar een systeem uitgetest is waarbij men geen jaarlijkse aangifte meer moet indienen. In plaats daarvan krijgt men van de fiskus een “voorstel van aanslag” dat gebaseerd is op de gegevens die de fiskus in zijn bezit heeft : in hoofdzaak zijn dat de individuele fiches in verband met de genoten pensioenen. Maar men weet hoe dat gelopen is : in de dagbladpers zijn alarmerende berichten verschenen over ontelbare fouten die in die voorstellen van aanslag geslopen zijn. Allicht zijn die berichten overdreven. Maar zij wijzen er toch op dat de automatische gegevensverwerking nog serieus wat oefening vergt. Vooral als men de vrijstelling van aangifteplicht op grote schaal wil toepassen, niet alleen ten aanzien van de gepensioneerden, maar ook bij loon- en weddetrekkenden.

INGEWIKKELD.

De jaarlijkse aangifte heeft uiteraard nog wel zin, telkens het erop aankomt gegevens mee te delen die de fiskus niet op een andere wijze kent, of kan kennen. Maar zoals gezegd, zijn er dat bij de “gewone belastingplichtige”, bij Jan Modaal met een gewone werknemersbezoldiging, en een huisje en een tuintje, doorgaans niet veel.

Men komt dan terecht bij de wat “ingewikkelder” belastingplichtigen. De “zelfstandigen” onder de lezers hebben onmiddellijk begrepen dat zij daarmee bedoeld worden. Vooral dan de handelaars, ondernemers, landbouwers, en beoefenaars van vrije beroepen. Bij hen is er geen weg naast : zij moeten de gegevens in verband met hun beroepsuitoefening eigenhandig “aangeven”. De fiskus kan ze immers op geen enkele andere wijze kennen.

BESTUURDERS.

Dat geldt dan weer niet voor de inkomsten van de bestuurders en werkende vennoten, die weliswaar ook “zelfstandigen” zijn, maar waarvan de inkomsten (zoals bij werknemers) ook op individuele loonfiches moeten voorkomen. Loonfiches die de vennootschap aan de fiskus moet toezenden, waardoor die perfekt op de hoogte is van al de beroepsinkomsten die de bestuurders en werkende vennoten genoten hebben.

DELEN.

De opdeling tussen de “gewone” en de wat meer “ingewikkelde” belastingplichtigen, vindt men ook terug in de opdeling van het aangifteformulier. Het bestaat, zoals men weet, uit twee delen. De meeste belastingplichtigen krijgen “deel twee” nooit te zien. Zij behoren tot de “gewone” soort. De grote groep van de loon- en weddetrekkenden, en de gepensioneerden. “Deel twee” is bestemd voor de zelfstandigen. Zij het dat ook de “gewone” belastingplichtigen er soms mee te maken kunnen krijgen. “Deel twee” is immers ook bestemd om enkele minder frekwent voorkomende inkomsten en aftrekposten aan te geven. Zo bijvoorbeeld, okkasionele winsten en baten die buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid verkregen zijn. De (aftrekbare) bezoldigingen die men aan een huisbediende heeft betaald. De overgedragen verliezen van vorige belastbare tijdperken. De inkomsten uit de onderverhuring van onroerende goederen. Sommige meerwaarden op gronden. Enzovoort.

Wie dergelijke meer “exotische” inkomsten voor de eerste keer aan te geven heeft, moet “deel twee” van het aangifteformulier zelf aanvragen. Het wordt hem pas vanaf het daaropvolgende jaar automatisch toegestuurd.

TERMIJNEN.

Voor het overige kan men niet genoeg onderstrepen dat men in fiskale zaken zeer nauwkeurig de “termijnen” in het oog moet houden. De aangifte in de personenbelasting moet in principe ingediend zijn uiterlijk op 30 juni. 1 juli is dus te laat.

En daar wordt op fiskaal gebied niet mee gelachen. Een laattijdige aangifte staat fiskaal/juridisch immers gelijk met een niet-aangifte. Eén van de eerste gevolgen daarvan is, dat men de fiskus veel meer tijd geeft om de belasting te vestigen. Normaal moet dat gebeuren tegen 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar ; maar zodra men geen aangifte indient, of de aangifte laattijdig indient, heeft de fiskus automatisch drie jaar tijd, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar.

De sloddervossen onder de lezers zijn dus gewaarschuwd. De aangifte één dag te laat indienen, gunt de Administratie anderhalf jaar meer tijd.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content