Aalstar doet het anders

Ook in het basket hangen clubs sterk af van rijke geldschieters. Maar Okapi Aalstar valt op met een duurzaam bedrijfsmodel. Met dank aan het faillissement tien jaar geleden.

Okapi Aalstar verloor vorig seizoen de finale van de Beker van België basketbal, het werd vierde in de play-offs en sleepte een Europees ticket voor het nieuwe seizoen in de wacht. Dat de club meedraait aan de top, heeft ze vreemd genoeg te danken aan haar faillissement van tien jaar geleden. Het was het moment om schoon schip te maken. De bestuurders verlieten de vereniging, en ook de managementmethodes werden naar de prullenmand verwezen. Okapi Aalstar kon op een wit blad een nieuw businessverhaal beginnen te schrijven. Het uitgangspunt van het nieuwe bestuur was de club te laten overleven op een puur economische basis, zonder zwart geld en zonder subsidies.

“We besloten Okapi Aalstar te runnen als een bedrijf”, vertelt voorzitter Rudi De Hainaut (59). “Maar we beseften wel dat het managementmodel van een sportclub totaal anders is dan dat van een onderneming. Een sportvereniging steunt op vele vrijwilligers. Bovendien blijven de werknemers maar één tot twee jaar in dienst en komen ze voor puur financiële redenen naar onze club, in ons geval vaak uit de Verenigde Staten.” Bij de opstart waren veel kritische geluiden te horen. Iedereen was ervan overtuigd dat het nieuwe model geen twee jaar beschoren zou zijn, omdat het haaks stond op hoe de zaakjes vroeger werden geregeld. Maar volgens Rudi De Hainaut is Okapi Aalstar de enige club die het afgelopen seizoen een positieve financiële balans kon neerleggen.

Bestuurders zijn geen aandeelhouders

Bestuurders mogen geen aandeelhouder van de club meer zijn. De Hainaut: “We weten dat bestuurders in heel wat bedrijven worden betaald met aandelen. Die eigendomsrechten zouden ervoor zorgen dat ze goed en hard werken. Bij een sportclub ligt dat anders. Vaak bepalen de belangen van de voorzitter, die ook de grote sponsor is, hoe de club wordt gemanaged.” Standard Luik met Roland Duchâtelet is daar een voorbeeld van.

Aalst wilde het anders doen: het streeft naar een totale onafhankelijkheid. De bestuurders mogen geen euro investeren in de club. “Zo voorkomen we belangenvermenging en vermijden we dat bestuurders streven naar persoonlijk gewin. Geen enkele bestuurder heeft bijvoorbeeld belang bij de verkoop van een speler. De bestuurders betalen ook gewoon hun tickets en hun drank.” Ego’s zijn geen hulp in dat model.

Return on investment

Vier hoofdsponsors en veel kleine sponsors brengen 3,5 miljoen euro per seizoen in. Die bedrijven zijn ook de aandeelhouders van de club. Ze vormen een adviesraad en nemen samen met de bestuurders alle belangrijke sportieve en organisatorische beslissingen. Tegelijk doet de club, en haar twee commerciële krachten, er alles aan om hun investering te doen renderen. “We gaan ervan uit dat we de sponsors een positieve return kunnen geven. We koppelen zelfs hun sponsorbedrag aan de waarde die hun investering hen rechtstreeks oplevert, bijvoorbeeld aan het aantal abonnementen dat KNP Base via de club verkoopt, of de extra verkoop van schoenen bij Brantano, de verkoop van verzekeringen bij Generali, en de extra omzet bij de lokale middenstand.”

De ene keer zijn bijvoorbeeld tickets voor een Europese wedstrijd bij Brantano te koop voor de helft van de prijs. Wie er voor 30 euro schoenen koopt, krijgt het ticket gratis. Bij een volgende wedstrijd is een andere hoofdsponsor aan de beurt. Zo verdelen de vier het seizoen en de zichtbaarheid op de spelersoutfit onder elkaar. Opvallend is dat de stad geen duit in het zakje meer hoeft te doen. Integendeel: de club betaalt huur voor de arena waarin ze traint en speelt. Door die constructie is Okapi Aalstar aan niemand schatplichtig. Als een hoofdsponsor wegvalt, zoals onlangs Adecco, is dat geen drama meer.

Familiale sfeer

Die financiële en organisatorische stabiliteit ligt volgens De Hainaut niet enkel aan de basis van het sportieve succes van de club, ze is cruciaal om de spelers, jongeren en ouders rond de club rust en zekerheid te geven. De club wil een familie zijn, niet het minst voor de nieuwe spelers die elk jaar weer uit de Verenigde Staten komen.

“Terwijl een andere club hen een veel hoger loon, een chic appartement en een wagen geeft, vangen wij hen op in een familiale sfeer. De jongens worden begeleid door families. Ze gaan bij hen eten en weten wie ze kunnen bellen bij problemen. Het geeft hen het gevoel dat ze niet alleen zijn. Ze zijn geïntegreerd in het Aalsterse leven en worden herkend op straat. In ruil moeten ze een deel van hun ego opzijzetten voor het team. Dat is niet eenvoudig voor jongens die vastbesloten zijn het te maken.” De basketfamilie wordt verder uitgebreid met tientallen vrijwilligers en ouders, met de bedoeling ook de integratie van nieuwe Aalstenaren via de sport te bevorderen.

Inspiratie uit Schotland

Het Aalsterse model ontstond niet van de ene dag op de andere. Zo heeft de club inspiratie opgedaan tijdens een studiereis naar Schotland in 2001. “We gingen daar een aantal modellen van sportverenigingen bekijken, onder meer met minister Johan Vande Lanotte (de voormalige voorzitter van basketclub Telenet Oostende, nvdr.)”, zegt De Hainaut. “We hebben overgenomen wat ons paste en het tot een eigen model gekneed. Wij deden dat met eenvoudige middelen, Vande Lanotte met andere.” Toch lukt het Aalstar om de grotere clubs het vuur aan de schenen te leggen. Het cleane model dat aanvankelijk op weinig geloof kon rekenen, lokt nu de interesse van andere clubs.

HANS HERMANS, FOTOGRAFIE IVAN PUT

Bestuurders mogen geen aandeelhouder van de club zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content