7 op 10

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Het Vlaams onderwijs krijgt van het bedrijfsleven een tamelijk goed rapport. De ondernemers vragen wel meer aandacht voor het technisch onderwijs en verkiezen een andere manier van lesgeven. Vraagtekens plaatsen ze ook bij het voortbestaan van de verschillende netten. Minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten luistert en reageert: “We moeten in het secundair onderwijs af van het onderscheid tussen algemeen, technisch en beroeps.”

Dat Vlaanderen een groot aantal hooggeschoolden telt, zal u wellicht niet verbazen. Minder bekend is dat ook het aantal laaggeschoolden groot is: ruim 28% van de 25- tot 34-jarigen heeft geen diploma hoger middelbaar onderwijs. Deze scholingskloof is groot in vergelijking met de buurlanden én merkwaardig omdat Vlaanderen in de eerste plaats investeert in secundair onderwijs (zie grafiek: Kostprijs per leerling). Het middelbaar onderwijs slorpt ruim 40% van het totale Vlaamse onderwijsbudget van 250 miljard frank op.

Zonder gevolgen blijft een dergelijke strategie natuurlijk niet: de scholingsgraad verbetert en van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) en de Verenigde Naties krijgt Vlaanderen steevast goede onderwijsrapporten.

Ook de Vlaamse ondernemers zijn in het algemeen tevreden. “Inzake algemene vorming staan wij aan de top in de wereld,” zegt professor baron Paul de Meester, voorzitter van bouwonderneming Besix. Dat belet evenwel niet dat vier leerlingen op tien tegen het zesde jaar secundair onderwijs met minstens één jaar leerachterstand kampen. En het verhindert ook niet dat één leerling op vier op zijn achttiende het middelbaar onderwijs verlaat zonder diploma op zak. En dat terwijl de arbeidsmarkt schreeuwt om vooral technisch geschoolden.

“Dat wijst op een grote mismatch tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Dat is een maatschappelijk drama,” zegt Isabelle Cortens, onderwijsspecialiste van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV).

Er is dus werk aan de winkel voor de equipe van kersvers minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD). En dat mag van de regering ook wat geld kosten.

“Maar in het regeerakkoord vind ik de verantwoording om meer geld uit te geven niet terug,” zegt Isabelle Cortens. Donald Pans, gedelegeerd bestuurder van Egemin, zit op dezelfde golflengte: “Het onderwijs mist een bezielende leiding met visie. We moeten weg van de interne competitie en machtsstrijd in het onderwijs.”

Marleen Vanderpoorten reageert: “Ik lees die kritische bemerkingen van de bedrijfswereld op het onderwijs met veel interesse. Maar het regeerakkoord is niet de juiste plaats om een visie te ontwikkelen. Ik vrees trouwens dat de verschillende onderwijsnetten vandaag niet bereid zijn om meteen de strijd op te geven. Ik wil daarom stapje voor stapje aftasten wat mogelijk is, liever dan nu grote verklaringen af te leggen waarvan ik weet dat ze in het conservatieve Vlaanderen contraprodcutief zullen zijn.”

De minister schuift drie hoofdpunten naar voor inzake onderwijsbeleid: “Gegeven de hervormingsmoeheid van het onderwijs willen we in de eerste plaats de rust herstellen. Daarnaast willen we vooral werk maken van de herwaardering van het lerarenambt en van het technisch onderwijs.”

Weg met het watervalsysteem

Industrieel Vlaanderen zal het de minister graag horen zeggen. Veel vacatures geraken bij gebrek aan technisch geschoolden niet opgevuld. De ondernemers steken een beschuldigende vinger uit naar het diepgewortelde imagoprobleem van het Technisch Secundair Onderwijs ( TSO). “Mensen sturen hun kinderen liever naar het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). Lukt het niet, dan proberen ze het in het TSO of Beroeps Secundair Onderwijs (BSO),” zegt Peter De Swert, president van Sabena Technics.

Leo Wezenbeek, voorzitter van de Vlaamse Ingenieurskamer: “Het watervalsysteem creëerde voor heel wat mensen kansen, maar is dramatisch voor de instroom in het technisch onderwijs. Het TSO bengelt onderaan de waterval. Dat heeft tot gevolg dat het programma en het niveau zakken, omdat de kwaliteit van de leerlingen daalt.”

Het technisch onderwijs

verdient beter, vindt Leo Wezenbeek: “Ouders vergeten soms dat het ASO voorbereidt op verdere studies. Jongeren die dan het voortgezet onderwijs niet aankunnen, zijn een vogel voor de kat. Dan vindt iemand met een diploma TSO makkelijker een baan.” Peter De Swert: “Technische opleidingen maken bovendien studies voor industrieel en burgerlijk ingenieur mogelijk.”

“We moeten afstappen van het denkpatroon dat ASO voor de slimmeriken, en TSO of BSO voor de dommeriken is,” beseft Marleen Vanderpoorten. De minister wil daarom werk maken van een betere oriëntering van leerlingen, ook op basis van interesses en vaardigheden, en zo de instroom in het technisch onderwijs kwalitatief verbeteren. Die oriëntering moet ook het grote aantal zittenblijvers reduceren, net zoals het grote aantal scholieren dat de schoolbanken verlaat zonder diploma Hoger Secundair Onderwijs.

Marleen Vanderpoorten: “Kinderen moeten al in het basisonderwijs op een ernstige manier in aanraking komen met technologie. De leerkrachten van het basisonderwijs moeten duidelijk maken dat een technische opleiding evengoed kan leiden tot verdere studies en goede kansen op de arbeidsmarkt. Het vak technologie moet een verlengstuk vinden in de eerste graad van het secundair onderwijs. Wij denken er zelfs aan in het ASO een technologierichting aan te bieden. Persoonlijk ben ik er voorstander van om komaf te maken met de opdeling in ASO, TSO en BSO. Het zou beter zijn om gewoon te werken met verschillende studierichtingen: technologie, moderne talen, Latijnse… Dan zullen ook verstandige kinderen voor een technische opleiding kiezen. Op termijn willen we ook naar een modulaire opbouw van het technisch onderwijs, zodat wie op zijn achttiende niet het einddiploma behaalt, toch niet met lege handen naar de arbeidsmarkt moet gaan.”

De financieringswijze

van de scholen houdt het watervalsysteem echter in leven. Isabelle Cortens: “De financiële stromen gaan nog altijd naar scholen, en niet naar samenwerkingsverbanden van scholen. Daardoor blijft de interne concurrentiestrijd bestaan. Een ASO-school zal leerlingen niet naar een TSO-school willen kanaliseren. Dat terwijl de vorming van scholengemeenschappen het mogelijk maakt leerlingen een compleet aanbod aan te bieden. De financiering zou daarom ook op het niveau van de scholengemeenschap moeten gebeuren.”

Voor Marleen Vanderpoorten is dat de doelstelling: “Maar de vorming van scholengemeenschappen is nog maar heel gedeeltelijk gelukt. In de praktijk is de samenwerking ook altijd binnen de netten gebleven. Het voorstel om netoverschrijdende samenwerking financieel te belonen, is bijvoorbeeld niet door het Vlaams Parlement geraakt.”

Levenslang leren

Marleen Vanderpoorten wil niet nog eens de structuren door elkaar gooien: “We willen vooral inhoudelijk werken.” Op kennisvlak scoort het Vlaams onderwijs trouwens zeer goed, leren internationale vegelijkingen.

“Die vaststelling impliceert evenwel dat er te weinig aandacht is voor de ontwikkeling van een kritische geest, voor het nemen van initiatief of voor het probleemoplossend vermogen,” zegt Isabelle Cortens. Hugo Vandamme, gedelegeerd bestuurder van Barco, gaat verder: “We staan voor een noodzakelijke ombouw. De klemtoon moet liggen op permanente vorming, levenslang. Dat veronderstelt een volledig ander concept van lesgeven, zowel in het lager, middelbaar als hoger onderwijs. De rode draad in de volgende decennia is dat men niet meer afstudeert; men zal altijd blijven studeren. Het slotuur van het encyclopedisch onderwijs heeft geslagen.”

Dirk burggraaf Frimout, voorzitter van Flanders Language Valley Educationbeaamt: “De hoeveelheid kennis neemt exponentieel toe. Je kan die niet blijven met een trechter in de hoofden van de kinderen gieten.” Voor Leo Wezenbeek ligt de sleutel bij de leerkracht: “De overheid reageert vandaag te traag op de kennismaatschappij. De lesgevers volgen immers niet meer. Nu is er slechts 2000 frank per leraar per jaar beschikbaar voor permanente vorming. Dat is onvoldoende.”

Marleen Vanderpoorten: “Een van onze opdrachten bestaat erin het concept van levenslang leren uit te werken. Er zijn scholen die op dit vlak al ver staan, wat te danken is aan de inbreng van enkele gedreven leerkrachten. De permante vorming van de leerkracht zal veel aandacht krijgen en maakt deel uit van het aantrekkelijker maken van het ambt van leerkracht.”

Ook de bedrijfswereld vraagt meer aandacht voor de leerkracht. Dirk Boogmans, gedelegeerd bestuurder van de CFE-groep: “Voor mijn part mogen de lerarenvergoedingen worden opgetrokken. Zoniet bestaat het gevaar dat de beste krachten door de andere sectoren worden weggezogen.” Marleen Vanderpoorten, die zelf bijna twintig jaar voor de klas stond: “De leerkrachten vragen zelfs niet om een betere verloning, maar om meer waardering. Voor de klas staan, is heel intensief. De overheid en de schooldirecties moeten streven naar kleinere klasgroepen.”

Het kan rationeler

De bedrijven beschouwen het niet als hun taak om te investeren in onderwijs – “al is meer samenwerking mogelijk,” zegt Dirk Frimout (zie kaderstuk: Leergierig maar schoolmoe). Toch zouden de meeste ondernemers het niet erg vinden als een groter gedeelte van de belastinggelden naar het onderwijs zou vloeien. Leo Wezenbeek: “Er is te weinig ruimte voor investeringen in infrastructuur en bekwaam personeel. Een reductie van het personeel zou onvermijdelijk wegen op de kwaliteit van het onderwijs.”

“Onderwijs mag voor mij meer kosten. Het is de hoeksteen van onze kennismaatschappij,” zegt ook Donald Pans, “op voorwaarde dat er serieus met onze centen wordt omgesprongen.” Bij heel wat ondernemers klinkt trouwens de opmerking: “het kan rationeler.”

Marleen Vanderpoorten: “Er zijn op een bepaald ogenblik inderdaad veel studierichtingen gecreëerd. Sommige daarvan zijn al weer geschrapt. Nu is het belangrijk om te evalueren vooraleer we verder gaan. Ik verwacht meer heil van netoverschrijdende samenwerking zodat men minder vastzit aan verschillende netten die dezelfde richtingen aanbieden. We kunnen dat evenwel moeilijk opleggen. Bovendien willen de netten vandaag niet meewerken. De inrichtende machten vervallen snel in een ideologische discussie die niet meer van deze tijd is. Een vrije school zou in principe een vrijekeuzeschool moeten zijn. Op het veld gaan ouders en leerkrachten akkoord met netoverschrijdende samenwerking.”

Ook het bedrijfsleven merkt steeds minder een onderscheid tussen de netten. Dirk Depoorter, personeelsdirecteur van Colruyt: “Wij werven uit alle netten aan en kunnen de hier en daar nog levende idee dat het katholieke net beter zou zijn zeker niet bevestigen.” Antoon Dieusaert, gedelegeerd bestuurder van BASF Antwerpen besluit: “Het kwaliteitsverschil situeert zich op het niveau van de school en heeft te maken met de motivatie van de leerkrachten die er aan de slag zijn. Die gradatieverschillen zullen nog toenemen omdat het huidige beleid het initiatief van de scholen zelf wil stimuleren.”

DAAN KILLEMAES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content