48 uur in Groenland

De taxichauffeur in Kopenhagen – afkomstig uit Istanbul – verklaarde me gek: in april naar Groenland? Veel te koud! De receptionist in het hotel was jaloers: hij had op school veel over Groenland geleerd, maar was er zelf nog nooit geweest. En de SAS-man bij de incheckbalie op Kopenhagen-airport zei lachend dat iedereen denkt dat Denemarken één van de kleinste Europese landen is, maar daarbij vergeet dat, als je naar New York vliegt, je tot twee uur voor de landing, nog steeds over Deens grondgebied vliegt. Groenland, een ongewone bestemming met massa’s sneeuw, nooit geziene ijsbergen en … eskimo’s.

Zijn er nog

eskimo’s of beter, zoals ze zichzelf in hun taal noemen: zijn er nog inuit? Ja en neen! De eskimocultuur is ongeveer 5000 jaar oud en strekt zich uit over een reusachtig poolgebied, van Alaska en Canada over Groenland tot Siberië. Een gebied waar de bevolking altijd met, in en tegen de natuur heeft geleefd, in de zomer rondtrekkend in tenten, overwinterend in lemen hutten tot het terug licht werd. Dit poolgebied is altijd – en nog steeds – erg dunbevolkt geweest.

In het Nationaal Museum in Kopenhagen is een hele afdeling aan de eskimo’s gewijd: je ziet er massa’s harpoenpunten, alle mogelijke vormen van kajakken en kleine vissersbootjes, een heel defilé van klederen vervaardigd uit dierenhuiden en vooral heel veel uitleg over de levenswijze van de eskimo’s. Ze leefden heel primair van jacht en visvangst en gebruikten hun vrije (winter)-tijd om gebruiksvoorwerpen te maken en te decoreren.

Er zijn ook – voor een veralgemenende westerling verrassend – heel veel verschillende eskimostammen die oorspronkelijk een heel eigen cultuur ontwikkelden maar later, door contacten met andere stammen, van elkaar leerden en overnamen.

Je zou de eskimokunst een miniatuurkunst kunnen noemen: ze slaagden erin om op minuscule voorwerpen prachtige decoraties aan te brengen.

De eskimo’s leefden afgezonderd in hun poolgebied, ver weg van de rest van de wereld. Tot, vooral in de 19de eeuw, de expedities naar de poolgebieden begonnen en ze voor het eerst in contact kwamen met de ‘zuiderlingen’.

Toen ook het economisch nut van het poolgebied ontdekt werd, kwamen er meer en meer ‘indringers’ noordwaarts. Met uiteraard, na tientallen en tientallen jaren, een niet te vermijden vermenging en afzwakking van de authentieke eskimocultuur. Rondtrekkende eskimo’s werden sedentair, ruilden hun tenten en lemen hutten in voor houten huizen en gingen, in plaats van zelf op visvangst te gaan, werken in industriële visfabrieken. Ook het eskimoras vermengde zich, in Groenland vooral met ingeweken Denen. In 1953 immers werd Groenland een deel van Denemarken, weliswaar met een zekere autonomie. Aan de gelaatstrekken van de Groenlanders kan je duidelijk zien of hun voorouders zich ja dan nee vermengd hebben. Echte eskimo’s hebben ronde hoofden, pikzwart haar, dikwijls een snor en Japans uitziende ogen. De meeste ingeweken mannen – hoofdzakelijk Denen – huwden eskimovrouwen en kregen kinderen die, na enkele generaties, veel van hun eskimo-uitzicht kwijtraakten. Op de speelplaats van een school, waar ik een kwartiertje rondliep, kon je er zo de verschillende types uithalen. Alhoewel ik eerlijk moet toegeven dat zij nóg meer interesse hadden voor mijn type!

Alle steden

of stadjes in Groenland hebben een dubbele naam: één in de eskimotaal – het Inuit – en één in het Deens. Voor de bezoeker klinken de authentieke namen tien keer mooier dan de Deense. Ilulissat – op ongeveer 3 kwartier vliegen van Kangerlussuaq (Síndre Strímfjord) waar je met SAS aankomt – is een stadje met meer honden dan inwoners! Er zijn ongeveer 6000 honden (sledehonden) en slechts 4600 inwoners. De bewoners leven er van de visvangst (heilbot) en, meer en meer, van het toerisme.

Flemming, de vlotte en jonge directeur van het plaatselijk toerismebureau, vertelt me dat 90% van de bezoekers uit Denemarken en Duitsland komt. Hij wil er in de toekomst graag meer verwelkomen uit België! Voor de actieve bezoeker zijn er een hele reeks mogelijkheden: tochten met de hondenslee zijn een klassieker, een boottocht tussen de ijsbergen een must. Maar je kan ook met een helikopter naar de gletsjer of gaan kamperen op het ijs. Bijna alles kan geregeld worden.

De perfecte gastheer is Erik, directeur van één van de drie hotels die Ilulissat rijk is. Hotel Arctic ligt aan de andere kant van de baai, tegenover het stadje. Hij wacht zelf zijn gasten op, in het piepkleine luchthaventje en blijft hen met raad en daad bijstaan tijdens hun hele verblijf. Een eindje van het hotel, vlakbij de baai, heeft hij een aantal iglo’s in aluminium laten bouwen. Overnachten in zo’n (comfortabele) iglo is een ervaring: je krijgt er een idee hoe het is om in zo’n ronde constructie te leven; het ijs moet je er maar bijdenken.

Meer en meer firma’s komen naar Ilulissat: ‘s ochtends vergaderen ze, de rest van de dag nemen ze deel aan één van de vele opwindende activiteiten. Korte verblijven, maar heel intens. Soms komen zelfs de Scandinavische regeringsleiders vergaderen in Eriks hotel. Dan wordt zijn computerlokaal (16 pc’s) gewoon tot press room omgetoverd!

De rest blijft gewoon zoals het is, ook de gerenommeerde viskeuken, die je laat kennismaken met (taaie) walvishuid, gerookt zeehondenvlees, de alomtegenwoordige heilbot en natuurlijk ook de roze garnalen. Ook de alken (vogels) zijn een delicatesse. En in de receptie van het hotel staat een watercontainer met bekertjes voor de gasten. Het water erin komt gewoon van een ijsblok uit de baai: natuurlijker kan niet!

Warm

ingeduffeld, in een pak van zeehondenhuid boven je skipak, op een slee getrokken worden door 14 bijna witte honden, is een onvergetelijke ervaring.

Omdat je, gelukkig met een ‘doorgewinterde’ sleebestuurder, over sneeuw, ijs en rotsblokken glijdt, zoeft en af en toe wipt.

Omdat je met jezelf alleen bent en met de majestatische natuur rondom je.

Omdat je met de begeleider alleen in gebarentaal en met drie woorden Engels kunt communiceren, want als bezoeker spreek je uiteraard geen Inuit.

Met de honden krijg je op de duur medelijden: zij moeten uiteindelijk ± 150 kg voorttrekken, soms steil bergop. Bergaf is nog meer spectaculair: dan lopen de honden afremmend achter de slee, om te vermijden dat het hele gevaarte met jou incluis naar beneden raast.

Je komt andere hondensleeën tegen; de honden twijfelen: ze gaan op de honden uit de andere richting af, tot ze door hun ‘bestuurder’ terug in het gareel worden geroepen. Die bestuurder moet alle touwen uit elkaar houden, de honden op hun plaats en vermijden dat de slee constant tegen rotsen wordt getrokken.

Als passagier voel je je de koning te rijk: je geniet, kijkt rond en af en toe grijp je naar de sledetouwen om niet van de slee te worden gegooid. Ook je voeten hou je best binnen de slee.

Maar het meest indrukwekkende is de stilte: alleen het zoeven van de slee door de sneeuw hoor je en, af en toe, de bestuurder die zijn honden iets toeroept. Voor de rest: sneeuw, bergen en rotsen. En de doordringende visgeur die de honden achter zich laten!

Thorvald

wachtte me op, om 8 u. ‘s morgens, op z’n houten vissersboot. Ik was de enige gast, er was plaats voor 12. Hij leek op Hemingway, straalde rust en vakmanschap uit. Toen we uitvoeren, zonder zon, installeerde ik me op de voorplecht, klaar voor een slalom tussen de ijsbergen. Wij waren de enige boot, het hele irreële decor was voor ons alleen. Behendig voer hij tussen de steeds wisselende ijsmassa’s. Het was mooi en indrukwekkend. Steeds verder gingen we, alleen met onszelf en de witte natuur. Na bijna een uur en honderden ijsschotsen verder, legde ‘Hemingway’ de motor stil en kwam bij mij. Op dat moment brak de zon door: het decor veranderde op slag. Plots kreeg alle ijs kleur. Wit werd blauw en glinstering. Zo zag je de ijsbergen in de boekjes! Hij was afkomstig uit Kopenhagen, maar was – om wat voor reden dan ook – naar Groenland getrokken. Op zijn boot, daar in het hoge Noorden, was hij heer en meester. En één en al kennis over de natuur daar. Hij wees me de fjord, van waaruit alle ijsbergen en ijsschotsen kwamen aangedreven. Daarachter lag de gletsjer, 1000 m hoog en 7 km breed. Vóór de gletsjer was het water 1500 m diep, zo wist hij.

Hij vertelde over de kracht van ijs, over afscheuringen en ontploffingen en over het gevaar om dichtbij te komen. En over de allesoverheersende geur van ozon, die hij zelfs binnen in zijn stuurcabine opsnoof. Toen ik hem vroeg of dit manoeuvreren tussen ijs niet gevaarlijk was, haalde hij z’n schouders op en zei dat elke tocht onvoorspelbaar was wegens het voortdurend veranderen van de omgeving. Hij straalde vertrouwen uit, dus was ik gerust. Tot we 5 minuten later vastzaten in een reusachtige ijsschots. Voor even toch, want de krachtige dieselmotor en de houten boeg deden wat ze moesten doen: het ijs in stukken breken. Voor één moment haalde de mens het op de natuur.

Wat verder stond ik onhandig te fotograferen en belandde bijna in het water. Op dat ogenblik herinnerde ik me dat dat, wegens de ijskou, levensgevaarlijk was.

Maar ik genoot meer en meer. De zon deed haar werk en maakte al het wit rondom mij betoverend mooi. Ik ontwaarde meer en meer kleine vissersbootjes met mannen in kleurrijke overalls: een mooi contrast met alle wit.

Bij het binnenvaren van het haventje maakte ik me de bedenking dat, wat natuur betrof, dit samen met Lake Powell in Amerika, het mooiste en meeste aangrijpende was, dat ik ooit had gezien!

In Kangerlussuaq

stond de donkerblauwe Toyota Land Cruiser op zijn buitenmaatse banden uitnodigend op me te wachten. Zo ook Jim die met een ” Hi man, we’re off” onmidellijk liet merken dat hij Amerikaan was. Praten deed hij de hele tocht, urenlang. Op het einde van de middag wist ik dat hij van Dallas-Texas was, op een ingeving naar Groenland gekomen was, nu acht jaar geleden. Hij was kapper van beroep, had massa’s militairen op de USA-basissen in Groenland hun haar geknipt en was dan overgeschakeld op jeep-tours. Haarkappen deed hij er nog bij, ‘s avonds, voor de 500 inwoners van Kangerlussuaq. Hij had, zoals zo vele buitenlanders in Groenland vóór hem, een plaatselijke schone gehuwd. En hij hield van de natuur. Hij had geen stad nodig om zich goed te voelen. Gelukkig was hij een ervaren chauffeur: hij stuurde de Toyota door sneeuw, zand en slijk met een behendigheid om u tegen te zeggen en aldoor pratend. We reden door een maanlandschap, langs een spoor waar alleen hoogpotige 4 X 4’s niet vastraakten. Het water, ijs en slijk spatten omhoog, tot boven de jeep. En wonder boven wonder: we werden niet geradbraakt. Toch moesten we ons regelmatig met onze voeten stevig afzetten. Een paar keer dacht ik dat we slagzij gingen maken, maar het zware gevaarte bleef overeind, tot grote gerustelling van mijzelf en de andere passagiers.

Het einddoel van de tocht was de inspanning van voertuig, chauffeur en passagiers meer dan waard. De ijskap, of toch de rand ervan, die 90% van het grondgebied van Groenland bedekt. Machtige massa’s met kloven en bergen, holtes en niveaus. Majestatisch lag de gletsjer daar, onbeweeglijk leek het. En toch weet je dat dit gevaarte constant beweegt, werkt, ademt en ontploft: een stil wonder van deze imponerende natuur.

Een wandeling tot aan de echte rand van de ijskap doet je bewonderen en schrikken tegelijkertijd. Zoveel kracht en rust, zomaar, zonder verklaring, zonder nut.

We ontmoetten een groep Deense schoolkinderen, met de mountainbike gekomen, die een nachtje in iglotenten bleven overnachten. Ik hoopte dat ze thermische slaapzakken hadden.

Met een mes kapte Jim een paar ijsblokken uit, stak ze in een vuilniszak en nam ze mee naar huis. Op de terugweg kwamen we een andere jeep tegen, een wielas gebroken, midden op een steile berg. De natuur wint het blijkbaar altijd van de mens. We gleden, hobbelden en botsten terug naar beneden. Nog meer opspattend water, nog meer slijk maar toch veilig terug, na een boeiende en onvergetelijke tocht.

De volgende ochtend

was Jim opnieuw present. En weer praatte hij de hele tijd. Hij had de vorige avond, zoals gepland, zijn kappersactiviteiten uitgeoefend en – by the way – ik had moeten langskomen, want hij was ” really” gespecialiseerd in mijn type haar. Daarna had hij tot 3 uur ‘s nachts computerspelletjes gespeeld. Zijn vrouw was naar Nuuq afgereisd, de hoofdstad van Groenland. Nu wist ik wat inwoners van Kangerlussuaq deden tegen de onvermijdelijke verveling daar. Je kan je moeilijk inbeelden wat het is om, rond een landingsbaan, met 500 te leven, in barakken waarvan het esthetisch aspect helemaal zoek is. Vandaag gingen we op Musk Ox Safari, een groot woord voor rondrijden in de Toyota in de hoop om de lompe dieren te zien. Maar we hadden geluk: we zagen enkele muskusossen, weliswaar van heel ver, maar toch. Ze waren moeilijk te ontdekken: donkerbruin in een bruingrijs landschap valt niet onmiddellijk op. En we hadden nog meer geluk: we zagen ook rendieren. Weliswaar ook van heel ver, maar met de verrekijker konden we ze toch wat dichterbij brengen.

Ik vroeg Jim wat hij de toeristen zei als hij er geen vond. Zijn simpel en logisch antwoord was: ” we tried!“.

Het noordpoolgebied

is een beetje een modeverschijnsel de laatste tijd. Niet alleen Stijn Coninkx filmde er zijn intimistische Licht, ook in Ilulissat arriveren regelmatig filmcrews zodat de inwoners soms denken dat ze in Ilulywood wonen!

Een prachtig thrillerboek, dat de ideale reiscompagnon is tijdens een reis naar Groenland, is Miss Smilla’s feeling for snow van de Deen Peter Híeg. Zonder ooit in Groenland te zijn geweest, schreef hij dit spannende boek vanuit de vrouwelijke Groenlandse hoofdfiguur Smilla. Hij mengt spanning en kennis over Groenland tot een onweerstaanbare frisse cocktail. Aan te bevelen!

Ook voor fotografen is Groenland een hemel op aarde: de natuur is er zo overweldigend dat je blijft fotograferen en filmrolletjes moet bijkopen. Dan wel tegen een prijs die bijna driemaal hoger ligt dan bij ons.

Eskimoland of Kalaallit Nunaat zoals het land in de Inuit-taal heet betekent, een contra-beetje dictorisch: Land van Mensen! Met ± 50.000 inwoners op 2 miljoen km², lijkt dit wel een overstatement. En toch, Groenland is een reusachtig land, waar mensen de natuur nog steeds, elke dag, dienen te overwinnen.

Groenland is ook het land van het “licht” dat elke winter verdwijnt en zijn bewoners op zichzelf teruggooit. Tot, plots, het zo nodige licht terugkomt, beetje bij beetje tot het een 24-uren licht wordt: de middernachtszon!

Info: Greenland Tourism A/S in Kopenhagen. Fax: (0045) 33.93.38.83.

SAS vliegt in de winter 3 keer per week en in de zomer 9 keer per week naar Groenland.

KAREL OOMS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content