165.000 nieuwe banen?

Terwijl premier Jean-Luc Dehaene de lastenverlaging met een half jaar opschuift, blijft het werkloosheidsprobleem in ons land verder woekeren. De VLD heeft naar eigen zeggen een antwoord klaar: een ingrijpend tewerkstellingsplan met 165.000 nieuwe banen na vier jaar. Maar het plan krijgt veel kritiek. In een interview met Trends bijten VLD-kopstukken Guy Verhofstadt en Rik Daems van zich af. Lagere loonkosten, meer tewerkstelling: aan de onlosmakelijke band tussen deze begrippen valt niet te tornen. Ook eigen research van Trends wijst die richting uit.

Een gebrek aan geloofwaardigheid van de bewindvoerders. Misschien is dát wel het grootste probleem waar de Belgische economie vandaag mee kampt. Dat de verlaging van de loonlasten zou worden uitgesteld, een stap die de regering- Dehaene recentelijk aankondigde bij de aangepaste begroting, gaf de geloofwaardigheid opnieuw een flinke deuk.

Vlaanderens belangrijkste oppositiepartij, de VLD, wil van geen uitstel van de lastenverlaging weten en pakt uit met een grootscheeps tewerkstellingsplan. Via een verlaging van de sociale lasten met 200 miljard wil de partij de tewerkstelling een stevige duw in de rug geven.

Uitgangspunt van het plan is dat de relatieve loonkostenpositie van België ten opzichte van Duitsland, Frankrijk en Nederland, minimaal met 6,1% moet worden bijgestuurd. Vertaald naar het beleid betekent dit, dat onze loonkosten met 200 miljard frank naar beneden zouden moeten. De VLD stelt een verlaging van de sociale bijdragen voor via een operatie gespreid over drie jaar. Het eerste jaar moeten de sociale bijdragen met 100 miljard worden verlaagd, de twee daarop volgende jaren telkens met 50 miljard er bovenop (zie tabel: Het VLD-plan). De VLD rekent erop dat dit na vier jaar 165.000 bijkomende jobs oplevert, waardoor het plan via de zogenaamde terugverdieneffecten – minder werkloosheidsuitkeringen, meer belastingsontvangsten – zo goed als zelfbedruipend wordt. De transitoire financiering wil de VLD vooral rond krijgen via privatiseringen.

Hoe coherent is dit plan? Trends kruiste de degens met VLD-voorzitter Guy Verhofstadt en ondervoorzitter Rik Daems.

De tewerkstellings- en terugverdieneffecten Hoe stevig is de elasticiteit?

TRENDS. Absoluut cruciaal in jullie plan is de tewerkstellingelasticiteit – de mate waarin de tewerkstelling reageert op een verlaging van de loonkosten. Jullie gaan ervan uit dat die elasticiteit ligt op 0,9. Een daling van de loonkosten met 10% geeft na vier jaar aanleiding tot een stijging van de tewerkstelling met 9%. Onze eigen berekeningen (zie kader Jobs, rendabiliteit en loonkosten) geven aan dat die elasticiteit veeleer 0,6 bedraagt, een cijfer waar ook het Planbureau recentelijk mee heeft uitgepakt. Als de tewerkstellingselasticiteit 0,6 is en niet 0,9 dreigt een permanent financieringsgat in jullie plan.

GUY VERHOFSTADT. Die 0,9 plukken we niet zomaar uit de lucht. Ten eerste is er de ervaring in Nederland, die aangeeft dat de tewerkstelling méér dan proportioneel reageert op een volgehouden verlaging van de loonkosten. Ten tweede refereren wij aan een studie verricht door het Internationaal Monetair Fonds. Daaruit komt naar voren dat de tewerkstellingselasticiteit 0,9 bedraagt bij een algemene loonkostendaling en zelfs 1,7 bij een daling selectief gericht op de lagere lonen. Precies op dat laatste bouwen we voort. Wij stellen een forfaitaire verlaging voor van 90.000 frank per tewerkgestelde. Procentueel gezien ligt de daling dus het hoogst bij de laagste lonen. Bovendien wil ik erop wijzen dat ook het Planbureau, in de studie die jullie aanhalen, aangeeft dat de elasticiteit hoger zal zijn dan 0,6 bij een selectieve lastenverlaging. Ten derde wil ik verwijzen naar onze eigen enquête bij bedrijven waaruit een tewerkstellingselasticiteit naar voren komt van 1. Met de 0,9 uit ons plan tonen wij ons dus niet optimistisch, maar gewoon realistisch. Ik merk trouwens op dat de krijtlijnen in deze discussie voortdurend opschuiven: enkele jaren terug, zo luidde het toen, kon die tewerkstellingselasticiteit nooit meer zijn dan 0,1. Vervolgens werd het 0,3. Vandaag fixeert iedereen zich op die 0,6.

RIK DAEMS. Vergeet ook niet dat onze berekeningen enkel gebaseerd zijn op de effecten voor wat betreft voltijdse jobs. De hoop is méér dan gewettigd dat er zich ook op het vlak van deeltijdse jobs positieve effecten zullen voordoen. Zo ging het ook in Nederland. Onder meer de impact van de deeltijdsen zorgt ervoor dat de multiplicator inzake de terugverdieneffecten in Nederland zo hoog ligt.

Waren jullie qua geloofwaardigheid van dit plan toch niet beter uitgegaan van een wat lagere elasticiteit, en dus kleinere tewerkstellings- en terugverdieneffecten? Bovendien vertrekken jullie van het feit dat diegenen die nieuwe jobs zullen invullen een brutoloon zullen innen gemiddeld gelijk aan 1,46 keer het minimumloon. Dat lijkt aan de hoge kant, wat een opwaartse vertekening zou inhouden van de fiscale terugverdieneffecten. Tot slot lijkt ook de meeropbrengst van de vennootschapsbelasting behoorlijk hoog ingeschat (zie tabel Het VLD-plan). Zou er in die zin, en ook door de zich aankondigende verslechtering van de conjunctuur, niet voor een deel een continue financiering onder de vorm van besparingen en/of alternatieve financiering moeten ingebakken zitten?

RIK DAEMS. Mag ik de zaken hier eerst even omkeren? Zijn diegenen die vandaag ons plan afwijzen, bereid om onder ogen te zien welke de komende jaren de gevolgen zullen zijn, wanneer er op het vlak van de loonkosten niets ingrijpends gebeurt? Het gaat hier dan ook om zowel de tewerkstellingseffecten als de impact op de budgettaire situatie. Mijn stelling is dat wij de budgettaire risico’s niet vergroten, maar integendeel net verkleinen, door een stevige impuls te geven tot verbreding van ons economisch draagvlak. Je gaat met wat de regering doet nooit een echte uitbreiding van de economische activiteit en van de tewerkstelling bereiken.

Blijft er hoe dan ook met jullie plan toch niet een geloofwaardigheidsrisico? Waar zit het stootkussen als de financiële sommen toch niet blijken te kloppen?

RIK DAEMS. Wat concreet de terugverdieneffecten en de financiering van ons plan in het algemeen betreft, kan niemand ontkennen dat voor de eerste twee jaar alles sluit als een bus. Vanaf jaar drie kan er een probleem ontstaan, gesteld dat de tewerkstellingselasticiteit niet 0,9 maar bijvoorbeeld 0,6 zou zijn. Wij stellen ons wat die eventualiteit betreft, duidelijk op. De VLD engageert zich om in dat geval het tekort in de financiering te zullen bijpassen, zonder dat daarbij gesnoeid wordt in de sociale zekerheid. Binnen de sociale zekerheid zullen immers gelden moeten vrijgemaakt worden om de behoeften op te vangen die voortvloeien uit de vergrijzing van de bevolking. Die middelen dienen dus binnen de sociale zekerheid te blijven. Ook kan er voor ons geen sprake zijn van een verhoging van de lasten die direct of indirect terug op de factor arbeid terechtkomen. Ik neem de vrijheid om die mogelijke budgettaire bijstellingen vandaag nog niet concreet naar buiten te brengen, ook al weten wijzelf precies waarover we praten. Politiek is het unfair, deze publieke oefening op dit moment van ons te vragen. Dan dreigt immers het gevaar dat men zich gaat vastpinnen op 500 miljoen links, of 1 miljard rechts om het plan fundamenteel in vraag te stellen.

GUY VERHOFSTADT. Ons plan is geen fetisj die te nemen of te laten is. Als er na 13 juni een consensus kan worden gevonden om een plan van bijvoorbeeld 160 miljard ten uitvoer te brengen, zeggen wij zeker niet a priori ‘neen’. Het grote verschil tussen ons plan en de regering met haar 7,8 miljard op jaarbasis is dat de regering eigenlijk niets doet. De impact van haar maatregel op de economie kan niet anders zijn dan marginaal. Een zinvol plan tot verlaging van de loonkosten moet een zekere omvang hebben en bovendien ook intern consistent zijn. Een groots plan tot verlaging van de sociale lasten, dat volledig gefinancierd wordt met bijvoorbeeld BTW-verhogingen, is nonsens. Aan zoiets doen wij niet mee.

De transitoire financiering Privatiseringen

De twee onderdelen van jullie privatiseringsplan die het zwaarst doorwegen, zijn Belgacom (geschat op 75 à 90 miljard) en de Nationale Loterij (geschat op 70 miljard). Is die 70 miljard niet erg optimistisch gezien de nakende doorbreking van het monopolie van deze ondernemingen? Wat gaat er bovendien gebeuren met de enkele miljarden aan sociale interventies (onder meer bij het Rode Kruis) die nu op basis van de winst van de Nationale Loterij worden gefinancierd?

GUY VERHOFSTADT. Wat het laatste betreft, kan ik u verzekeren dat die stromen in ons plan budgettair volledig verrekend en gecompenseerd zijn. Voor het overige baseren wij ons in onze evaluatie op de bekende studie van Petercam/Hill Samuel over de waarde van overheidsbedrijven. Ik ben de eerste om toe te geven dat over geïsoleerde aspecten van onze waarde-inschatting kan gediscussieerd worden. Men mag hier evenwel toch niet voorbijgaan aan het feit dat de gedeeltelijke privatiseringen die de overheid reeds doorvoerde van bijvoorbeeld Belgacom en ASLK, duidelijk geleid hebben tot een relatieve waardestijging van het aandelenpakket dat de overheid van deze bedrijven nog in portefeuille heeft. In globo voel ik me heel comfortabel met de waarde die wij naar voren hebben geschoven als realiseerbaar via privatiseringen.

De flankering Werkwilligheid en zwarte economie

De VLD opperde reeds eerder het idee om de spanning tussen de laagste nettolonen en de vervangingsinkomen te vergroten om op die manier de werkwilligheid op te drijven. Via een verhoging van het fiscaal vrijgesteld minimum zou een dergelijk effect snel en efficiënt realiseerbaar zijn. Maar hierover vinden we in dit VLD-plan voor meer werk niets meer terug. Begraven?

RIK DAEMS. Neen, zeker niet. We moeten echter vaststellen dat er vandaag onvoldoende financiering kan worden gevonden om een dergelijke ingreep te doen. Komt er opnieuw meer budgettaire ruimte, dan moet dit punt zeker op de discussietafel. Op korte termijn kunnen we echter niet veel méér dan de weg inslaan, die minister Miet Smet vandaag zeer aarzelend bewandelt. Je kan onze werklozen immers in drie grote groepen indelen. Zij die willen, maar niet kunnen werken (groep 1), zij die niet willen en niet kunnen werken (groep 2) en zij die niet willen, maar wel kunnen werken (groep 3). Groep 1 stelt een enorm probleem qua opleiding en bijscholing net zoals, in eerste instantie althans, ook groep 2. Groep 3 bestaat uit een groep van mensen die alleen maar repressief kunnen worden aangepakt.

De VLD pleit voor een grotere, meer slagvaardige sociale inspectie?

RIK DAEMS. Ik kan me niet inbeelden dat een groot gedeelte van de bevolking zich kan neerleggen bij het feit dat zij bijvoorbeeld 32.000 frank stempelgeld innen. Dat er ogenschijnlijk toch in berusten, kan volgens mij alleen maar te maken hebben met het bestaan van een omvangrijke én goed draaiende zwarte economie in ons land. Een probleem dat je belonend en repressief kan aanpakken. Als je als overheid een aantal zaken fiscaal aftrekbaar maakt, ondermijn je op een heel efficiënte manier dat zwarte circuit. Je kan dus een stuk economisch draagvlak formaliseren en naar de oppervlakte brengen door belonend op te treden. Ik ben me er echter ook wel van bewust dat aan dergelijke ingrepen een budgettair prijskaartje hangt, dat zorgvuldig moet worden ingeschat.

GUY VERHOFSTADT. Aan Vlaamse kant stellen wij voor, om de 10 miljard budgettaire ruimte die ontstaat, te benutten voor afcentiemen naar de laagste loonniveaus toe. Dat zou erop neerkomen dat het effectief beschikbaar inkomen van de laagste loontrekkers erop zou vooruitgaan. Zodoende ontstaat per definitie een groter verschil met het niveau van de vervangingsinkomens.

De introductie van een selectieve toekenning van afcentiemen vereist echter wel een wijziging van de huidige financieringswet.

GUY VERHOFSTADT. Ik denk dat het toch voor iedereen duidelijk is dat er na de aanstaande verkiezingen, eerst een communautaire ronde zal moeten plaatshebben. Ook de Franstaligen bereiden zich daarop voor. Ondanks alle stoere uitlatingen, weten zij ook wel dat verdere wijzigingen aan de staatshervorming, de bevoegdheidsverdeling en de financieringsbronnen en -mechanismen onvermijdelijk zijn.

GUY CLEMER, JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content