Klimaatwetenschapper Joeri Rogelj blikt terug op Glasgow: ‘We hebben nog niet gezien hoe extreem het huidige klimaat is’

OVERSTROMINGEN IN CANADA "Dit soort gebeurtenissen maakt dat de mensen beseffen dat er iets gedaan moet worden." © Getty Images
Benny Debruyne
Benny Debruyne Redacteur van Trends

De Vlaamse Londenaar Joeri Rogelj is als prille veertiger al een wereldautoriteit in zijn vakgebied, de klimaatwetenschap. Hij berekent mee de impact van de beloftes die landen doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de opwarming van de aarde niet nog meer te laten ontsporen.

Het akkoord van Parijs wil de opwarming van de aarde onder 2 graden houden en inspanningen leveren om de stijging te beperken tot 1,5 graden. Dat cruciale klimaatakkoord kwam na een vergaderingsthriller tot stand tijdens de COP21 in 2015. COP staat voor Conference of the Parties, de jaarlijkse vergadering over de Klimaatconventie van de Verenigde Naties. Het wetenschappelijke kompas voor de COP-vergaderingen zijn de IPCC-rapporten van het VN-klimaatpanel. Joeri Rogelj is een van de hoofdauteurs van die rapporten, waarvoor wetenschappers uit de hele wereld samenwerken. Het jongste rapport, door de coronapandemie een huzarenstukje dat lukte dankzij urenlang digitaal overleg, dateert van augustus en was baanbrekend. De wetenschappelijke wereld bewees voor het eerst ondubbelzinnig dat de wereldwijde opwarming het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteit. Tegelijk sloeg het rapport alarm omdat de planeet sneller opwarmt dan verwacht.

Op korte termijn zorgen de nieuwe beloftes ervoor dat de projecties van de wereldwijde broeikasemissies ongeveer 5 miljard ton lager zijn – weliswaar nog altijd ver van wat zou moeten

Het was duidelijk dat de internationale gemeenschap een versnelling hoger moest schakelen. Het toneel om dat te doen was de klimaatconferentie van Glasgow in de eerste helft van november. Die COP26-vergadering was de belangrijkste afspraak sinds Parijs in 2015. Het denken over het klimaat kantelde ergens halverwege tussen 2015 en 2021, volgens Joeri Rogelj. Tot Parijs liep de klimaatconventie ver vooruit op de bezorgdheden en prioriteiten van de maatschappij. 2018 ziet hij als het scharnierjaar. Wereldwijd begonnen schoolstakingen onder impuls van klimaatactiviste Greta Thunberg en er verscheen een speciaal IPCC-rapport. Dat drukte iedereen met de neus op het feit dat 1,5 of 2 graden een wezenlijk verschil maakt voor de veiligheid en het welzijn van onze maatschappij. Sindsdien pikte ook de privésector het gevoel van urgentie beter op.

“Met het Glasgow Climate Pact loopt de maatschappij nu voor op de conventie. Dat is belangrijk”, zegt Rogelj. “Het maatschappelijk draagvlak wordt steeds sterker. De komende jaren zal het voor een steeds groter deel van de bevolking duidelijker worden dat een beetje minder uitstoten niet zomaar een optie is die we moeten overwegen. Ik heb er geen zicht op in hoeverre de overstromingen in België de perceptie hebben veranderd, maar spijtig genoeg zullen nog een paar van zulke gebeurtenissen – overstromingen, hittegolven of droogtes – steeds meer mensen overtuigen dat het om een absolute topprioriteit gaat.”

Vindt u de klimaatconferentie van Glasgow een succes? Of bent u eerder teleurgesteld?

JOERI ROGELJ. “Globaal denk ik dat de klimaattop een succes was, maar dat inzicht komt met duidelijke portie realiteitszin over wat op zo’n top bereikt kan worden. De regels voor de implementatie van het akkoord van Parijs zijn afgerond en goedgekeurd. Ze gaan onder meer over hoe je emissiekredieten en emissiereducties kunt verhandelen, en hoe de vooruitgang gerapporteerd en opgevolgd wordt. Zonder zulke regels kon het akkoord van Parijs niet uitgevoerd worden. De top heeft ook beslissingen genomen over de financiering van de adaptatie (het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, nvdr) en de ambitie voor emissiereducties is verhoogd op korte en lange termijn. Op korte termijn zorgen de nieuwe beloftes ervoor dat de projecties van de wereldwijde broeikasemissies ongeveer 5 miljard ton lager zijn – weliswaar nog altijd ver van wat zou moeten. Daarnaast zijn veel nulemissiebeloftes voorgesteld. Ook op lange termijn is er vooruitgang. Voor het eerst is bijna 90 procent van de wereldemissies afgedekt met langetermijnbeloftes. Dat is heel belangrijk om de wereld een visie te geven op waar we naartoe werken. Onze projecties over de temperatuurstijging zijn sterk gedaald. We komen ongeveer rond 2 graden uit, misschien zelfs een beetje lager. Al geeft dat nog altijd geen al te hoge kans dat we ook onder die 2 graden blijven. Het Glasgow Climate Pact versterkt de doelstelling om de temperatuurstijging duidelijk onder 2 graden te houden en inspanningen te leveren om ze tot 1,5 graad te beperken. Maar omdat het duidelijk is dat we dat doel niet halen, worden de landen volgend jaar al uitgenodigd om nieuwe en sterkere beloftes te doen.”

En de teleurstellingen?

ROGELJ. “Een voorbeeld van een minder inspirerende beslissing is dat oude emissiekredieten die sinds 2013 zijn gecreëerd, nog altijd gebruikt kunnen worden. Vaak zijn die emissiekredieten niet het gevolg van een goed klimaatbeleid, maar van zwakke klimaatdoelstellingen. Die kredieten zijn van twijfelachtige origine en het is ook twijfelachtig of het emissiereducties waren. Ontwikkelde landen in Europa of bijvoorbeeld Australië kunnen die kredieten nog gebruiken om minder effectieve emissiereducties te implementeren. Dat heeft natuurlijk gevolgen. Het maakt het minder waarschijnlijk dat die landen op lange termijn naar een nulemissie gaan.”

In Glasgow sloeg u al aan het rekenen wat de verscherpte plannen van de landen betekenen. Als u zegt dat we met de hernieuwde berekeningen uitkomen net onder 2 graden opwarming, is het minimumdoel van het akkoord van Parijs dan gehaald?

ROGELJ. “Eigenlijk niet, want het minimumdoel van Parijs is om de temperatuur duidelijk onder 2 graden te houden. Dat woord is specifiek aan de tekst toegevoegd. Het is dus niet voldoende gewoon onder 2 graden te blijven. Bovendien zegt het akkoord van Parijs ook to pursue efforts om de stijging te beperken tot 1,5 graad. Het is niet het een of het ander, het gaat om één doelstelling. We zijn er dus nog niet. Wat we nu hebben, is een kans van één op de twee om de temperatuurstijging tot 2 graden te beperken, als de beloftes worden omgezet in daden. Binnen de internationale VN-klimaatconferentie UNFCCC werd die 2 graden eerder onderzocht. Daaruit bleek dat die 2 graden geen vangrail is waar je veilig dichtbij kunt komen, maar eerder een verdedigingslinie waar je zover mogelijk vandaan moet blijven. Ik ben het daar absoluut mee eens.”

JOERI ROGELJ
JOERI ROGELJ “Met het Glasgow Climate Pact loopt de maatschappij nu voor op de conventie. Dat is belangrijk.”

Waarom is elk tiende zo belangrijk? Is 1,6 graad zoveel beter dan 1,7 of 1,8?

ROGELJ. “Vandaag zitten we ongeveer aan 1,2 graad en ondervinden we daarvan gevolgen. Maar de echt extreme gevolgen hebben we nog niet gezien, zoals extreme neerslag of extreme hittegolven. Daarmee bedoelen we gebeurtenissen die niet elk jaar voorkomen, maar eerder om de tien of de vijftig jaar. We zullen een tijdje moeten wachten om te weten wat het extreme is van het huidige klimaat. Andere gevolgen, zoals de zeespiegelstijging, spreiden zich uit over vele jaren. Er zijn processen in werking gezet die de komende eeuwen langzaam de zeespiegel doen stijgen. We kunnen dat verminderen door emissiereducties, maar niet meer stoppen.

Emissiereducties kunnen de zeespiegelstijging nog verminderen, maar niet meer stoppen

“Waarom is elk tiende graad opwarming die we kunnen vermijden belangrijk? Tussen 1,5 en 2, maar zeker boven 2 graden zijn er veel processen waarvan we weten dat ze bestaan. We weten dat koraalriffen afsterven of ijsgevoelige en alpiene ecosystemen ineenstorten bij een bepaalde temperatuur, maar het juiste moment is onzeker. Dat komt omdat er ook zaken meespelen die niet direct met het klimaat te maken hebben, zoals hoe het weer in een bepaald jaar toevallig is. We zitten nu aan ongeveer 1,2 graad en het is duidelijk dat zelfs de meest ontwikkelde regio’s van deze planeet – in Europa, de Verenigde Staten en Canada – daarop niet voorbereid zijn. Elke fractie opwarming die we kunnen vermijden, beschermt niet enkel die ecosystemen, maar ook onze maatschappij.”

Zaken als het Science Based Target Initiative (SBTi), waarmee bedrijven wetenschappelijk meetbare doelen stellen om hun emissies te verminderen, worden niet meegenomen in de berekening van dat cijfer. Hoe significant kan de impact daarvan zijn?

ROGELJ. “Die initiatieven zitten er niet in om de simpele reden dat analyses hebben uitgewezen dat ze heel weinig bijkomende emissiereducties opleveren. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de beloftes in Glasgow die buiten de nationale plannen van landen – de NDC’s – vielen. Er was een wereldwijde methaanbelofte, een om de ontbossing te stoppen, een over de uitfasering van steenkool en ook een over transport. Als je ziet welke landen die pledges onderschrijven, leveren ze maar een relatief kleine bijdrage. Dat betekent niet dat die beloftes nutteloos zijn. Ze zijn belangrijk om vertrouwen te creëren. De doelstellingen die de landen voorstellen aan de COP zijn niet bindend. Het is belangrijk dat er processen en fora gecreëerd worden die de kans verhogen dat de doelstellingen bereikt worden. Ze zorgen ook voor een momentum in de privésector en voor een platform waar bedrijven ervaringen kunnen uitwisselen. Dat landen scherpere nationale doelstellingen vooropzetten en die doelstellingen ook omzetten in plannen en beleidsmaatregelen, en uiteindelijk in emissiereducties, dat is de belangrijkste hefboom.”

De ontwikkelingslanden vroegen in Glasgow meer aandacht voor adaptatie, terwijl de ontwikkelde landen vooral inzetten op de vermindering van broeikasgassen. Kunnen die twee groepen elkaar vinden in een wereldwijde aanpak?

ROGELJ. “Eerst en vooral is dat absoluut niets nieuws. Zelfs in de allereerste teksten die de conventietekst voorafgingen, was daar al sprake van. Het idee is dat landen een verschillende verantwoordelijkheid kunnen hebben in hun bijdrage aan de gezamenlijke oplossing, en dat landen op een verschillend ontwikkelingsniveau staan om dat doel te bereiken. Ontwikkelde landen hadden bijvoorbeeld emissiereductiedoelen die wettelijk bindend waren, terwijl het bij ontwikkelingslanden om vrijwillige reducties ging. Wat kun je doen om de discussie te verminderen? Je kunt de ontwikkelingslanden op verschillende manieren ondersteunen, met technologietransfers, capaciteitsopbouw en financieel. Die financiële ondersteuning geldt dan niet alleen voor de reductie van emissies, maar ook voor adaptatie en voor verlies en schade. Loss and damage was een groot thema in Glasgow. Er werd een beetje vooruitgang geboekt, maar eigenlijk is alleen beslist dat de discussie de komende jaren gevoerd blijft worden.”

Klimaatschade is er vooral in de ontwikkelingslanden, terwijl de voornaamste verantwoordelijken de ontwikkelde landen zijn. Door de felle reacties van de ontwikkelde landen kreeg je de indruk dat de discussie over verlies en schade zo goed als afgesloten was.

ROGELJ. “Het is voor sommige landen een fundamenteel punt. Het zou onmogelijk zijn dit onderwerp volledig af te sluiten en het niet verder te bespreken. In de ontwerpteksten voor de beslissing van COP26 was er bijvoorbeeld sprake van een loss and damage facility. Dat betekent dat er ergens een fonds zou zijn om bepaalde aspecten van verlies en schade te financieren. Spijtig genoeg zijn bepaalde machtige landen met historische of hoge emissies daar niet zo blij mee. Niet zozeer vanwege het geld vandaag, maar omdat het de deur opent naar vragen over compensaties en de historische verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering in de toekomst. Dat maakt die landen heel ongemakkelijk.”

Bio

· Geboren in 1980 in Antwerpen

· Ingenieursdiploma magna cum laude in 2003 en culturele antropologie en ontwikkelingsstudies in 2005, beide KU Leuven

· Behaalt in 2010 doctoraat in Zürich, over scenario’s voor emissiereductie

· Begint in 2009 academische carrière als klimaatwetenschapper, in Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en het VK

· Is onderzoeks- directeur aan het Grantham Institute Imperial College London

· Schrijft mee aan de rapporten van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) en het Milieuprogramma (UNEP) van de VN

· Wint in 2021 de Early Career Scientist Award voor Europa van de Internationale Wetenschapsraad

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content