Rudy Aernoudt

‘Het duurste onderwijs van Europa presteert ondermaats’

Rudy Aernoudt professor corporate finance aan UGent

‘Het grootste probleem van het onderwijs is dat gelijke kansen vaak worden verward met mediocriteit, zijnde een aanpassing aan het gemiddelde niveau.’ Dat zegt Rudy Aernoudt, professor economie aan de Universiteit Gent.

Vele politici gaan er prat op dat België uitblinkt in onderwijs. Die perceptie, gebaseerd op vervlogen tijden, doorstaat jammer genoeg de empirische toets niet, ondanks de diverse onderwijshervormingen. Het grootste probleem van het onderwijs is dat gelijke kansen vaak worden verward met mediocriteit, zijnde een aanpassing aan het gemiddelde niveau. De belastingbetaler, de minder bekwame leerlingen, de excellerende studenten en de ondernemingen die op zoek zijn naar gekwalificeerde arbeidskrachten, betalen het gelag.

Iedereen heeft recht op toegang tot onderwijs. De jeugd vormen, leren lezen en schrijven is de basisvoorwaarde voor een menswaardig bestaan en toegang tot de arbeidsmarkt. Goed onderwijs kost geld, maar dat is eigenlijk een investering in de toekomst. En België investeert meer dan behoorlijk. Eigenlijk kan ik niet stellen ‘België’, want België heeft geen onderwijsbevoegdheid. De gemeenschappen zijn bevoegd voor onderwijs, maar, zoals vaak een bron van inefficiëntie, blijven nog restbevoegdheden op federaal niveau: het bepalen van de minimale vereisten voor de aflevering van diploma’s, de wetten inzake leerplicht en de pensioenregeling. Een kleine test: kent u de naam van de federale minister die bevoegd is voor onderwijs? Weinig lezers zullen slagen, vrees ik.

De gemeenschappen spenderen samen jaarlijks 22 miljard euro aan onderwijs, of omgerekend 2000 euro per Belg. Uitgedrukt als percentage van het Belgisch bruto binnenlands product, teneinde te kunnen vergelijken met andere landen, komt dat neer op 6,3 procent. Daarmede is het ‘Belgische’ onderwijs het duurste van de Europese Unie (EU-27) en 23 procent duurder dan het gemiddelde van de OESO-landen (5,1%). Maar hebben we wel waar voor ons belastinggeld?

Het duurste onderwijs van Europa presteert ondermaats.

‘Terug naar school’ roept bij enkelen het leuke vooruitzicht op dat die ellenlange vakantie – bovendien verlengd door de covid-maatregelen – eindelijk voorbij is. Voor de meesten is het echter een pijnlijke herinnering dat de spreekwoordelijke schoolbanken wenken, waar verveling vaak troef is. De Belgen zitten gemiddeld gemiddeld 19,7 jaar op school. Daarmee staan we volgens data van het Wereld Economisch Forum op de tweede plaats van de wereld. Die lange duur rechtvaardigt misschien deels de hoge kostprijs, maar leidt dat ook tot sublieme resultaten?

Als we focussen op de leerlingen die het moeilijk hebben, zijn de resultaten beschamend. Een op de vijf Vlaamse leerlingen en een op de vier Franstalige leerlingen zijn bij het verlaten van de schoolbanken niet in staat een doorsneezin te begrijpen, blijkt uit het internationale PISA-onderzoek. Vooral de jongens scoren slecht. Jongeren die niet in staat zijn om een doorsneetekst te schrijven of te begrijpen, zijn voorbestemd tot een precair bestaan. Huppelend van het ene werkloosheidsstatuut naar een kortstondige betrekking, om dan via een bijkomende vorming hun recht op werkloosheid te behouden, vormen zij de geassisteerde van de maatschappij. Jongeren die het moeilijk hebben, worden blijkbaar niet voldoende begeleid of zijn niet gemotiveerd.

Maar ook aan de andere kant van het spectrum loopt het scheef. Universiteitsstudenten vragen niet langer aan hun medestudenten of ze geslaagd zijn, maar in hoeveel jaar ze dat gedaan hebben. Slechts een op de drie Vlaamse studenten (33%) en een op de vier Franstalige studenten (27%) voltooien een bachelorstudie in de geprogrammeerde looptijd. Daarmee presteren beide gemeenschappen beduidend onder het OESO-gemiddelde van 39 procent. Ook hier presteren de meisjes beter dan de jongens. Slechts 19 procent, een op de vijf, van de Franstalige en 27 procent van de Nederlandstalige mannelijke bachelorstudenten slagen in de voorziene drie jaar. De cijfers voor vrouwelijke studenten zijn respectievelijk 33 en 38 procent.

Ons onderwijs is dus duurder, duurt langer en is gekenmerkt door een hoog percentage leerlingen die onvoldoende gewapend zijn voor onze informatiemaatschappij en een meerderheid van studenten die hun studiejaren moeten rekken om een universiteitsdiploma te halen. We kunnen nu navelstaren over welke gemeenschap het er het best van afbrengt – het antwoord blijkt uit de cijfers – maar beide gemeenschappen leveren in internationaal perspectief middelmatige kwaliteit voor een hoge prijs. Dat is, anders gezegd, een zoveelste voorbeeld van het inefficiënt aanwenden van onze veel te hoge belastingen. Mijn excuses aan de goedgelovige lezer die daarmee weer een illusie armer is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content