Gouverneur Nationale Bank Pierre Wunsch: ‘De Belgische groei is ongelofelijk stabiel’
De gouverneur van de Nationale Bank Pierre Wunsch is niet pessimistisch in zijn economische vooruitzichten. Om daarvan te kunnen profiteren, is zijn boodschap voor de Belgische politiek duidelijk: maak werk van werk, breng de begroting in orde en geef de privésector meer regelgevende zekerheid.
Een jaar geleden ging Pierre Wunsch aan de slag als de gouverneur van de Nationale Bank van België (NBB). Daarmee kwam hij in de cockpit van de instelling die de vinger aan de economische polsslag van ons land houdt. Er zijn weinig krochten van de Belgische economie waar de NBB geen toezicht op heeft of gegevens over verzamelt. De kerntaak blijft het monetaire beleid, waarvoor Pierre Wunsch in de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank zit, samen met achttien andere centralebankgouverneurs van de eurozone. Verder houdt de NBB toezicht op de stabiliteit van het Belgische bankensysteem. Maar de beste peilstokken in de Nationale Bank zijn de statistici en onderzoekers die dag in dag uit data verzamelen en analyseren over de Belgische overheidsfinanciën, financiële markten, handelsstromen, bedrijfsfinanciën, consumentenprijzen, arbeidsmarkt en andere macro-economische graadmeters.
Daarmee is gouverneur Wunsch de geknipte persoon om de Belgische economische stand van zaken van de juiste nuances en context te voorzien. En om met enig inzicht de economische verwachtingen voor volgend jaar te schetsen.
Wat zijn de economische vooruitzichten van de Nationale Bank voor volgend jaar?
PIERRE WUNSCH. “Onze verwachting is dat de Belgische economie gematigd zal groeien en dat een recessie uitblijft. We denken dat België zich rond zijn volwaardig groeipotentieel zal blijven ontwikkelen. De OESO, de Europese Commissie en andere internationale instellingen zijn redelijk pessimistisch. Er zijn veel onzekerheden en een aantal indicatoren in de nijverheid gaan structureel naar beneden, maar die neergang is aan het uitbodemen. Sommige indicatoren gaan zelfs al weer omhoog.”
Vanwaar uw optimisme?
WUNSCH. “Ten eerste duurt de economische vertraging al twee jaar, vooral in de industrie. Het is niet de zwaarste vertraging, maar wel de langste. Dat sterkt de verwachting dat de groei volgend jaar zal stabiliseren. Ik sluit zelfs niet uit dat we voor een positieve groeiverrassing komen te staan. In 2017 zagen we de algemene groeiversnelling ook niet aankomen. In België was die minder aanwezig, maar daardoor hield ons land in 2018 en dit jaar goed stand. De Belgische groei is ongelofelijk stabiel en lag afgelopen kwartaal zelfs boven de verwachting.”
Weegt de economische vertraging in Duitsland niet op ons land?
WUNSCH. “Verrassend genoeg hebben we daar weinig last van gehad. De kloof tussen de twee landen is nog nooit zo groot geweest. Duitsland lijdt meer onder de malaise in de auto-industrie en de internationale handelsspanningen. België heeft het geluk dat de autofabrieken in ons land enkele elektrische modellen maken en daarmee profiteren van de belangrijkste groeidrijfveer in die sector.”
Welke signalen en verwachtingen ontvangt u van de Belgische bedrijfswereld?
WUNSCH. “De economische conjunctuur is niet hun voornaamste bekommernis. Wel de krapte op de arbeidsmarkt en de invloed van de klimaatverandering. Sommige bedrijven koesteren hoge klimaatambities en mikken bijvoorbeeld op een volledig elektrisch wagenpark. De vraag is of de infrastructuur aan die ambities zal tegemoetkomen.”
Deelt u het pleidooi van onder meer ECB-voorzitter Christine Lagarde voor een expansief budgettair beleid om die infrastructuur op poten te zetten?
WUNSCH. “De boodschap van de ECB is niet dat er een algemeen expansief budgettair beleid moet komen. Landen met te hoge overheidsschulden en begrotingstekorten moeten inspanningen blijven doen om die terug te dringen. De ECB zegt wel dat de landen met begrotingsruimte die moeten gebruiken, maar dat zijn er welgeteld twee (Nederland en Duitsland, nvdr). Voor België zijn de problemen vooral de krapte op de arbeidsmarkt en de algemene onzekerheid over de wet- en regelgeving. Die los je niet op met een expansief begrotingsbeleid.”
Mensen de juiste opleiding geven om die krapte te verhelpen is toch investeren?
WUNSCH. “Men moet vooral kijken naar de kwaliteit van de overheidsuitgaven. België heeft samen met Frankrijk de hoogste overheidsuitgaven ter wereld, rond 50 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Nederland en Duitsland schommelen boven 40 procent. Er is dus geld beschikbaar in de Belgische openbare sector, en dat moet efficiënter worden besteed. Er moet een verschuiving komen van uitgaven naar investeringen.”
Moet de klimaattransitie niet grotendeels door de overheden worden gedragen?
WUNSCH. “Daarrond wil ik een hardnekkig idee de nek omdraaien, dat alle klimaatinvesteringen openbare investeringen moeten zijn. Volgens de OESO en de Europese Commissie zal het zo’n 1,5 tot 2 procent van het bbp per jaar kosten om de doelstellingen van Parijs te halen. Een deel van die inspanningen moet zo snel mogelijk gebeuren. Maar als je opsomt wat moet gebeuren, zoals windmolens en elektrische wagens, komt dat voornamelijk op het conto van de privésector.”
Overheden moeten toch voor de nodige infrastructuur zorgen?
WUNSCH. “Dat klopt, maar ik vrees dat de openbare sector achterloopt op de privésector in klimaatinvesteringen. Brussel installeert hoop en al 150 laadpalen voor elektrische wagens, terwijl sommige bedrijven tegen volgend jaar een volledig elektrisch wagenpark willen.”
Wat is de rol van overheden dan wel?
WUNSCH. “Openbare klimaatinvesteringen zijn belangrijk, maar nog belangrijker is een duidelijke regelgeving rond milieu en klimaat. De onzekerheid bij bedrijven is heel groot. De kwaliteit en de zichtbaarheid van de regels zijn daarom primordiaal. Stel bijvoorbeeld dat de politieke keuze valt om binnen afzienbare tijd volledig naar elektrische wagens te gaan, dan zal de bedrijfswereld zich daarop instellen.”
Wat verwacht u van de nieuwe en nog te vormen regeringen?
WUNSCH. “De doelstelling van de regionale regeringen om de tewerkstellingsgraad op te krikken is zeker de juiste. De afgelopen dertig jaar zijn de kosten van de lage lonen naar beneden gebracht en zijn mensen die voordien hun weg naar de arbeidsmarkt niet vonden aan het werk. Dat beleid werkt. Net als de maatregelen om mensen langer aan het werk te houden. Die structurele hervormingen moeten we voortzetten.”
Waar moet het met de overheidsfinanciën naartoe?
WUNSCH. “We moeten zo snel mogelijk terug naar een begrotingstekort van 1 procent van het bbp. Dat moet lukken als de economie weer richting haar groeipotentieel gaat. Dan heb je ruimte om neerwaartse schokken van de handelsspanningen of de brexit op te vangen. Als je dan met een tekort van 3 procent zit, neem je een risico dat de kosten van de staatsobligaties omhoogschieten en dat je op een slecht moment moet saneren.”
Hoe ziet u het monetaire beleid evolueren? Ziet u heil in de vergroening van het monetaire beleid? De nieuwe ECB-voorzitter wil meer doen voor het klimaat. Kan een centrale bank dat?
WUNSCH. “Dat is een moeilijk debat. De ECB heeft maar een doel: inflatiebeheersing ofwel prijsstabiliteit. We mogen niet het risico lopen ons mandaat in bepaalde richtingen te interpreteren. Klimaat is belangrijk, maar werkgelegenheid ook en nog veel andere zaken. Dat zijn politieke thema’s. Als de politiek wil dat wij daar iets aan doen, moeten ze ons mandaat uitbreiden.”
In de Verenigde Staten maakt de moderne monetaire theorie opgang. Die stelt dat centrale banken het best rechtstreeks de overheidsschulden financieren. Ziet u die stroming naar Europa overwaaien?
WUNSCH. “Mensen die me daarover aanspreken raad ik altijd aan goedkoop geld niet te verwarren met gratis geld. Het huidige monetaire beleid heeft geld goedkoper gemaakt, en daarmee overheden meer ruimte gegeven.”
Wat dat betreft, waarom zetten de centrale banken de rente zo laag?
WUNSCH. “We zitten in een unieke situatie waar we nog geen alomvattende verklaring voor hebben. Een aantal structurele economische ontwikkelingen houden de rente laag. Het investeringspeil staat laag, we evolueren almaar meer naar een diensteneconomie, er is een grote vraag naar veilige vastrentende beleggingen, en dan heb je nog de vergrijzing met grote spaaroverschotten tot gevolg. Let wel, de centrale banken volgen die trends in plaats van ze te zetten, dus vanuit dat perspectief zijn ze zijn niet verantwoordelijk voor de lage rente, zeker wat de langetermijnrente betreft.”
Ondertussen zien spaarders hun spaargeld slinken in waarde.
WUNSCH. “Daar moeten centrale banken geen rekening mee houden. Ons mandaat is prijsstabiliteit. Bovendien heeft monetair beleid altijd herverdelende gevolgen. Toen Paul Volcker (voorzitter Amerikaanse centrale bank, nvdr) begin jaren tachtig de rentevoeten verhoogde om de inflatie van de oliecrisis te breken, had dat enorme herverdelende effecten. Mensen met hun spaarcenten in staatsobligaties zagen die in waarde verminderen. Het is niet de eerste keer dat we met negatieve reële rentes zitten. Die waren zelfs negatiever tijdens de inflatiepieken van de jaren zeventig.”
Weegt die lage rente niet te hard op de winstgevendheid van de banken?
WUNSCH. “De bankensector heeft het moeilijk en het monetaire beleid versterkt dat, maar is niet de voornaamste oorzaak. De fundamentele oorzaak zijn de technologische en digitale ontwikkelingen die de banken moeten doorgaan. We verwachten dat de kostenbesparingen nog wel enkele jaren zullen aanhouden. Toch zijn we relatief tevreden met de winstgevendheid van de Belgische banken. Die ligt rond 8 procent.
Heeft de inflatiedoelstelling van de ECB van rond 2 procent nog zin? Het inflatiepeil blijft ook hardnekkig laag.
WUNSCH. “Ook daar zitten we in een unieke situatie. Het klopt dat globalisering, technologische vooruitgang en productiviteitsgroei alles goedkoper maken en het prijsniveau drukken. Maar al die ontwikkelingen vertragen nu, zonder dat de prijzen omhoog gaan. En eind de jaren negentig waren die veel dynamischer, maar was de inflatie veel hoger. Er zijn dus nog andere oorzaken die de inflatie drijven. Die zou nog veel lager geweest zijn zonder het monetaire beleid van de afgelopen jaren. Dat heeft een echte deflatiedreiging afgehouden.”
Is die dreiging er weer gezien de ernst van de monetaire maatregelen die de ECB in september nam?
WUNSCH. “Iedereen in de raad van bestuur vond dat we iets moesten doen omdat de inflatieverwachtingen daalden. Er was alleen discussie over de heropstart van QE (opkoopprogramma van ECB voor obligaties, nvdr). Dat zijn we in 2018 gestopt omdat we dachten dat de groei en de inflatie weer zouden aantrekken. Achteraf gezien hadden we dat niet mogen stopzetten.”
De ECB is van oudsher altijd te optimistisch in haar inflatieverwachtingen.
WUNSCH. “Klopt. Ze geeft ook toe dat ze de afgelopen vijf jaar de inflatie te hoog heeft ingeschat. Anderzijds heeft ze de groei in werkgelegenheid onderschat. Als centraal bankier is dat niet goed, omdat inflatie uitblijft. Maar bekeken vanuit de bredere samenleving… Akkoord, de inflatie is lager dan verwacht, maar er zijn veel meer banen. Ik zou niet rouwig zijn met dat resultaat.”
Zal die banengroei de inflatie aanwakkeren?
WUNSCH. “Dat is nu aan de gang. We zien een forse versnelling van de loongroei in Europa. De afgelopen jaren waren de winstmarges van de bedrijven hoog genoeg dat ze daarmee een deel van die stijgende lonen opvingen. Daarmee was de inflatie zo stabiel, ondanks de loongroei. Als we de komende jaren een recessie weten af te houden en verder evolueren richting ons groeipotentieel, zullen die hogere lonen zich doorzetten in de prijzen.”
Is dat de reden waarom de inflatie in België hoger lag dan in de buurlanden?
WUNSCH. “Dat was een verrassing, vooral gezien de recente indexsprong. Een gedeeltelijke verklaring zijn de hogere prijzen van enkele diensten en sectoren zoals telecom. Daarvan zijn de prijzen in de buurlanden sneller gedaald dan bij ons. Los daarvan blijft het een raadsel waarom het Belgische prijspeil de jongste jaren structureel hoger lag.”
Werkt het monetaire beleid geen zeepbellen in de hand in vastgoed en op de financiële markten?
WUNSCH. “We moeten de impact op de financiële stabiliteit in de gaten houden. We hebben nog geen ervaring met zo’n langdurige expansieve monetaire politiek zoals de huidige. Het macroprudentieel beleid moet de ongewenste bijwerkingen van het geldbeleid, zoals zeepbellen, opvangen. Daarmee kunnen we problemen selectief aanpakken. Monetair beleid zal altijd een alomvattend instrument blijven. Mochten nu overal zeepbellen opduiken, zouden we de rentevoeten moeten opkrikken. Maar wees gerust, daar zijn we nog lang niet.”
De wereld in 2020
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier