De Premier League: stijgende inkomsten ondanks middelmatig niveau

© REUTERS

De Engelsen zijn slechte voetballers, maar ze kunnen hun sport wel schitterend verkopen. Wat is het geheim van hun succes?

Brommertjes versierd met het logo van Manchester United snorren door de straten van Bangkok. Supporters in het Nigeriaanse Okene dansen in een rood-wit uniform op de jaarlijkse Arsenal-dag van de stad. Er bestaan officiële supportersverenigingen in Macedonië, Mongolië en Mexico, om maar een aantal van de meer dan 180 landen op te sommen waar de Engelse voetbalwedstrijden worden uitgezonden. In 25 jaar is de Engelse Premier League, die vorige maand een nieuwe seizoen heeft afgetrapt, het meest winstgevende product geworden in de populairste sport ter wereld. De Engelse voetbalclubs hebben in het seizoen 2015-2016 4,5 miljard pond (5 miljard euro) verdiend, bijna twee keer zoveel als om het even welke andere voetbalcompetitie, volgens het consultancybureau Deloitte.

Het is dan ook vreemd dat de beroemdste binnenlandse voetbalcompetitie helemaal niet zo goed is. ClubElo.com, dat ploegen beoordeelt volgens de tegenstanders die ze hebben verslagen, heeft berekend dat acht jaar geleden vier van de beste vijf elftallen ter wereld uit Engeland afkomstig waren. Vandaag is er dat geen enkel. Het is al van 2012 geleden dat een Engelse club de finale van de Champions League, het meest prestigieuze eliminatietoernooi van Europa, heeft gehaald. En het is van 2011 geleden dat een ster uit de Premier League de top vijf heeft gehaald bij de Ballon d’Or, een trofee voor de beste speler ter wereld. Spanje, Duitsland, Italië en Frankrijk, de andere leden van de ‘grote vijf’ van Europa, voeren nu de toon aan. De lager geplaatste ploegen uit Engeland doen het ook minder goed dan hun evenknieën in Spanje en Duitsland. Maar hoewel het niveau van het Engelse voetbal een duikvlucht heeft genomen, is het er wel rijker op geworden. Waarom is dat middelmatige zootje zo populair?

Twee meevallers en een vreselijke tragedie liggen aan de basis daarvan. De Engelse taal is geen garantie voor succes (zo heeft Frankrijk bijvoorbeeld de rijkste rugbycompetitie), maar het maakt de gesprekken tussen managers, experts en spelers toegankelijker dan in pakweg Duitsland of Italië. En door de Europese tijdzone kunnen vroege vogels op het Amerikaanse continent en nachtraven in Azië de wedstrijden volgen.

Na de tragedie van Hillsborough in 1989, waarbij 96 Liverpool-supporters werden vertrappeld, werden in stadions over het hele land alle staanplaatsen verwijderd. In de tien jaar die daarop volgden gaven de clubs 500 miljoen pond uit aan verbouwingen, waardoor de toegangskaarten duurder werden en ze rijkere supporters aantrokken – de meute met hun ‘broodje garnaalsalade’, zei Roy Keane, de voormalige aanvoerder bij Manchester United. Tegelijkertijd stroomde er geld naar de competitie door een televisiecontract met BSkyB, een satellietzender, die drie keer meer voor de rechten betaalde dan de vorige zender ITV.

Internationale sterren

De grootste verandering is echter dat de Premier League meer openstaat voor buitenlandse managers, spelers en eigenaars. Toen Arsène Wenger in 1996 de manager van Arsenal werd, was hij pas de vierde manager in de Engelse geschiedenis die niet uit Groot-Brittannië of Ierland kwam. Tegenwoordig is hij een van de dertien, waardoor de Premier League de enige competitie van de grote vijf is met een meerderheid van buitenlanders in de dug-out. In het eerste weekend van 1992 kwamen slechts dertien spelers van buitenlandse origine aan de aftrap, vorig seizoen was 69 procent van de selectiespelers buitenlander. Dat is 12 procent meer dan in gelijk welke andere Europese liga.

Dankzij het steeds groter wordende vertoon van internationale sterren is de aantrekkingskracht van de League toegenomen. Zuid-Koreanen stemmen af op de wedstrijden om Son Heung-min van Tottenham Hotspur te zien, de Senegalezen willen Sadio Mané van Liverpool volgen. Die spelers zijn voor een stuk aangekocht dankzij injecties van buitenlands kapitaal. Aangevoerd door Roman Abramovitsj, de Russische magnaat die in 2003 Chelsea heeft gekocht, is de Premier League een speeltuin voor buitenlandse topfiguren geworden. Ze hebben op dit moment een meerderheidsbelang in twaalf clubs, waaronder ook een aantal kleinere zoals West Bromwich Albion en Swansea City.

De Engelse ploegen waren er ook als de kippen bij om zich in het buitenland in de kijker te spelen. Manchester United begon al in 1995 geregeld uitstapjes naar Azië te maken voor het seizoen begon, Real Madrid deed dat pas vanaf 2003. Deze zomer hebben de Engelse ploegen opgetreden voor een publiek van Houston tot Hongkong. En ze breiden hun zakelijke activiteiten uit in nieuwe uithoeken van de wereld. Manchester City is de eigenaar van clubs in New York, Melbourne, Yokohama en Montevideo. Arsenal heeft drie Afrikaanse sponsors, dat zijn er net zoveel als de rijkste vijf ploegen van het Europese continent samen.

Eerlijk verdeeld

Een aantal aspecten van de Premier League haalt het niveau naar beneden, maar maakt ze wel spannender om naar te kijken. De Engelse ploegen onderhandelen gezamenlijk over de uitzendrechten voor televisie en verdelen de buit op een eerlijkere manier dan andere competities, waardoor de liga competitiever is geworden. Real Madrid, Juventus en Bayern München krijgen een groter deel van de winst, waardoor ze hun dominante positie in stand kunnen houden. Terwijl in 2016 in de Duitse, Franse en Italiaanse competitie voor het vierde opeenvolgende jaar dezelfde ploeg kampioen speelde, slaagde het bescheiden Leicester erin de Engelse titel te veroveren.

Als ze hun voetbal willen blijven verkopen, zullen de Engelse clubs beter moeten beginnen te spelen.

En waar de Europese ploegen op een verstandige manier investeren in de ontwikkeling van getalenteerde jongeren, geven de Engelse teams massa’s geld uit aan oudere voetbalgoden, die veel publiek lokken, maar er minder in slagen een wedstrijd te winnen, volgens het voetbalconsultancybureau 21st Club. Zes van de elf spelers van Real Madrid die dit jaar de finale van de Champions League wonnen, speelden als tiener al bij de ploeg. Een aantal Engelse ploegen daarentegen heeft de voorbije jaren recordbedragen uitgegeven om oudere spelers binnen te halen die op het toppunt van hun roem zijn, maar uiteindelijk de helft van het seizoen op de bank doorbrengen. Het contract dat Manchester United met Angel Di María afsloot, een flop van 59,7 miljoen pond (65,5 miljoen euro), is daar een recent voorbeeld van. Managers die titels binnenrijven worden aan de lopende band aangenomen en even snel weer ontslagen. De pers en het publiek smullen van het drama, maar de resultaten vallen tegen.

Overleeft dat exportsuccesverhaal de brexit? Door de achteruitgang van het Britse pond is het voor Engelse clubs duurder geworden om buitenlandse spelers binnen te halen en te betalen. Maar aangezien een groot stuk van de inkomsten van de clubs in buitenlandse munten wordt weergegeven, is de zwakke positie van het pond niet onoverkomelijk. Een groter probleem is migratie. Na de brexit kunnen voor Europeanen dezelfde immigratiewetten gelden als voor alle anderen. Sterspelers zullen zonder problemen die hindernissen overwinnen, maar minder bekend talent zou uitgesloten kunnen worden. N’Golo Kanté, een jonge Fransman die Leicester geholpen heeft de kampioenstitel te behalen, had nog nooit voor zijn land gespeeld en zou het daarom moeilijk hebben gehad om een werkvergunning voor Groot-Brittannië te krijgen, zonder de regels voor het vrije verkeer in de Europese Unie.

Geen grote titel

Er is nog een ander probleem. Hoewel de Engelse clubs geld hebben om buitenlandse sterren aan te kopen, is het ontmoedigend hoe ze er niet in slagen een grote titel te winnen. Sterren zoals Robert Lewandowski weten dat het al min of meer vaststaat dat ze een trofee winnen als ze bij Bayern München tekenen. Bij een transfer naar Manchester is de kans op een triomf minder groot, ook al worden ze er net zo goed betaald. Die berekening heeft de Premier League al een paar van hun beste spelers gekost, zoals Luis Suárez en Gareth Bale.

Als de Premier League de grote sterren van het voetbal niet meer kan aantrekken, wordt ze ook minder interessant voor de supporters. Tot nu toe waren verstandige marketing en een spannende competitie voldoende om de aandacht van de wereld bij het Engelse voetbal te houden. Maar als ze hun voetbal willen blijven verkopen, zullen de Engelse clubs ook beter moeten beginnen te spelen.

© The Economist

Dit artikel verschijnt donderdag 14/9 in Trends.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content