Marc De Vos
‘We blinken in weinig uit, behalve in het minimumloon’
Als België aan iets behoefte heeft, dan is het aan een segment van lagere lonen. Dat zegt professor Marc De Vos.
Na de horrorfilm genaamd loonnorm is er een opvolger: minimumloon. Zoals elke slechte sequeel is het scenario lamentabel. Welles-nietes tussen eeuwige antagonisten, ooit sociale partners genoemd. Eclatante uitspraken van partijvoorzitters die politieke olie op het vuur gooien voor de achterban. Pingpong op de opiniepagina’s en in de sociale media tussen experts met verschillende petjes en agenda’s. En op het einde komt er een compromis met belastinggeld, versta: een loonsverhoging met subsidies of zonder sociale bijdragen.
En ja, het kan altijd nog erger. Want de volgende splijtzwam heet het brugpensioen. Dat is een heuse zombiefilmfabriek. Geen enkele rampzalige aflevering kan de hardcoreliefhebbers genaamd vakbonden doen afzien van hun destructieve brugpensioenverslaving. Maar eerst het minimumloon. Met afgerond 1600 euro bruto per maand behoort België tot de top vier in Europa, ook in koopkracht, ook in loonsverhogingen gedurende de afgelopen tien jaar. Daarbovenop komen nog de loonlasten die wereldtop zijn.
We blinken in weinig uit, behalve in het minimumloon. Want wat België van andere loontoppers onderscheidt, is dat slechts een percentje van alle werknemers tegen dat minimum werkt. Het officiële minimumloon is slechts het gelijkvloers onder een verdieping van nog hogere sectorale minimumlonen waaraan geen enkele werkgever ontsnapt. Die totale centralistische dekking, gekoppeld aan de automatische indexering, maakt van onze arbeidsmarkt een loonplanningsmachine zonder weerga.
Een algemene verhoging van het minimumloon bereikt datgene waarvoor vakbonden vergeefs hebben gestreden in de loonnormfilm: een opstap naar een substantiële verhoging van de lonen verspreid over alle sectoren. Voor vakbonden zijn hogere minimumlonen een zaak van rechtvaardigheid. Maar het abc van vraag en aanbod leert dat een kostenverhoging ook een impact kan hebben op de werkgelegenheid. Ik schrijf ‘kan hebben’ omdat de literatuur daarover geen uitsluitsel biedt. Er zijn ook studies die het tegendeel suggereren. Ze worden graag geciteerd. Het heet dat hogere lonen leiden tot een hogere productiviteit en zo tot meer werkgelegenheid.
We blinken in weinig uit, behalve in het minimumloon.
Dat kan natuurlijk wel. Als het gaat over de impact van hogere lonen is alles context: de omvang van de verhoging, het percentage werknemers dat tegen het minimumloon werkt, de staat van de economie en de arbeidsmarkt, de productiviteit of het potentieel daarvoor, de winstgevendheid, de mobiliteit en beschikbaarheid van werkzoekenden, de gradatie van binnen- en buitenlandse concurrentie, de totale loonkosten, het vermogen om kosten door te rekenen zonder klantenverlies, en zo verder en zo meer. Alles is relatief.
Maar in de Belgische context is alvast één ding zeker. Ons land kent uniforme lonen voor een hyperdiverse economie. Tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel bestaan verschillen in werkzaamheidsgraad, werkloosheid en productiviteit die je elders alleen vindt tussen Noord- en Zuid-Italië. Tussen hooggeschoolden en laaggeschoolden, tussen EU-onderdanen en niet-Europese immigranten, tussen andersvaliden en anderen, tussen jongeren en ouderen, bestaan tewerkstellingsravijnen. We zijn kampioen in uitzichtloze arbeidsongeschiktheid.
De Belgische arbeidsmarkt is gepolariseerd tussen winnaars en verliezers. Hogere minimumlonen dienen de winnaars die een job hebben of die productief genoeg zijn om er één te vinden. Als België aan iets behoefte heeft, dan is het aan een segment van lagere lonen die de opstap richting werk vergemakkelijken voor de verliezers. Dat kan worden ondersteund, met gerichte subsidies, met activerende uitkeringen en begeleiding, met parallelle opleidingen voor de doorstroming naar andere banen. Als de kemphanen van het sociaal overleg en de politici zich nu daarover eens zouden buigen?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier