Waarom het aantal langdurig zieken blijft stijgen

LANGDURIG ZIEK Langdurig zieken vinden amper de weg naar de arbeidsmarkt terug. © Getty Images

Het aantal langdurig zieken blijft stijgen, ondanks het strengere beleid van de afgelopen jaren. Dat is het gevolg van een ideologisch status quo, maar ook van pragmatische keuzes.

Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) heeft aangekondigd dat 29.000 werknemers die al tien jaar arbeidsongeschikt zijn, een uitkering krijgen tot aan hun pensioen. Dat is opmerkelijk, gezien de voortdurende stijging van het aantal langdurig zieken in ons land. De verwachting is dat ze eind dit jaar met een half miljoen zijn. Per tien werkende Belgen is er dan één langdurig zieke.

In 2018 oversteeg het budget voor de ziekte-uitkeringen voor het eerst de uitgaven voor uitkeringen aan werklozen. In 2019 liep dat verschil verder op: ziekte-uitkeringen waren goed voor 9,3 miljard, terwijl de werkloosheidsuitgaven nog maar 6,5 miljard euro opslorpten.

Re-integratietrajecten

De meeste experts zijn het erover eens dat de stijging van het aantal langdurig zieken deels het gevolg is van de vergrijzing. “Vooral bij 60-plussers zien we de kans op chronische aandoeningen sterk toenemen”, zegt Lode Godderis, de CEO van Idewe, een externe dienst voor preventie op het werk. “De stijging van de cijfers van arbeidsongeschiktheid is voor een stuk onvermijdelijk.” Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad, is het daar niet mee eens. “Dan zouden we in heel Europa een toename moeten zien”, zegt hij. “Maar bijvoorbeeld Zweden en Duitsland hebben verhoudingsgewijs lagere cijfers. Al is mij niet helemaal duidelijk wat ze beter doen dan wij.”

Alles draait om controle, terwijl we het over werkhervatting moeten hebben. Ons systeem is daar niet op gebouwd’ Lode Godderis, Idewe

Hoe dan ook blijft het belangrijk om de werkzaamheidsgraad onder de langdurig zieken op te krikken, vindt arbeidseconoom Stijn Baert (UGent). “De stijging van het aantal langdurig zieken kan best met cohorte-effecten te maken hebben, maar in vergelijking met andere landen hebben we nog altijd een lagere werkzaamheid tussen 55 en 65 jaar. Daar is potentieel om mensen naar de arbeidsmarkt te halen.”

De voortdurende stijging verwondert alleszins, omdat de regering-Michel de afgelopen jaren een duidelijke mentaliteitswijziging beoogde. Dat zieken niet langer afgeschreven waren voor de arbeidsmarkt, was een opvallend onderdeel van haar regeringsverklaring. Begin 2017 zette minister van Sociale Zaken Maggie De Block (Open Vld) daarom de re-integratietrajecten in de steigers. Die moesten met tussenstappen langdurig zieken weer aan het werk krijgen. Daarvoor was oorspronkelijk voorzien in responsabiliserende maatregelen: een boete voor de werkgever en een lagere uitkering voor de werkonwillige werknemer. Uiteindelijk kwam van die bestraffing niets in huis. Dat is typisch voor het ideologische status quo in dit dossier: de werkgevers zijn bang voor extra lasten en de werknemers vrezen hun sociale verworvenheden te verliezen.

Snel reageren

Semantische verwarring is in de discussie over de langdurig zieken nooit ver weg. Officieel gaat het om mensen die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn. Zij komen in aanmerking voor een zogenoemde invaliditeitsuitkering. In de twaalf maanden daarvoor zijn er twee fases. De eerste maand betaalt de werkgever een gewaarborgd loon, maar vanaf de tweede maand verdwijnt een werknemer van de loonlijst en krijgt hij het statuut van primaire arbeidsongeschiktheid. En dan draait de sociale zekerheid op voor een uitkering.

Na vier maanden kan de werkgever de aanzet geven voor een formeel re-integratietraject. Maar dat gebeurt niet altijd. Logisch, want intussen is het werk van de zieke werknemer al overgenomen door iemand anders en is zijn loon afgewenteld op de sociale zekerheid. De werknemer staat in veel gevallen ook niet te springen om zich te melden. Angst om te hervallen of niet langer thuis te horen op de oude werkplek spelen daarbij een belangrijke rol.

Dat is problematisch omdat wie langer dan één jaar afwezig is, heel moeilijk de weg naar de arbeidsmarkt terugvindt. “Het basisprincipe van de re-integratietrajecten is goed, maar we zien dat mensen veel te laat in zo’n traject terechtkomen”, zegt Godderis. “We moeten mensen met een risico op langdurige arbeidsongeschiktheid sneller identificeren, zodat we hen beter kunnen begeleiden. De eerste drie maanden zijn cruciaal om te voorkomen dat het contact met de werkvloer verdwijnt.”

Re-integratie op de werkvloer moet volgens Godderis een onderdeel van de therapie zijn. “Maar niet iedereen ziet dat zo”, verzucht hij. “Er is ook geen traditie van doorverwijzing bij de huisartsen. Iemand met huidproblemen sturen ze naar een dermatoloog, maar iemand die langdurig arbeidsongeschikt dreigt te worden, krijgt geen logische doorverwijzing naar de arbeidsgeneesheer.”

Godderis voelt zich gesterkt in die analyse omdat drie van de vier werknemers die zelf een informeel werkhervattingstraject opstarten en met de arbeidsgeneesheer in dialoog gaan, er wel in slagen terug te keren naar het werk. “Vaak wordt dat ondersteund door aangepaste werkomstandigheden of een organisatorische ingreep”, weet hij.

Premie voor werkgever

Er zijn minder dan 33.000 formele re-integratietrajecten opgestart, terwijl er bijna een half miljoen langdurig zieken zijn. Daarvan leidt meer dan de helft niet tot een werkhervatting, maar tot het verbreken van het arbeidscontract uit overmacht. “Eigenlijk werken de re-integratietrajecten niet”, besluit Danny Van Assche van de zelfstandigenorganisatie Unizo. “We pleiten er daarom voor om de drempels weg te halen en informele trajecten te stimuleren. Nu is het te formalistisch, kmo’s huiveren daarvan.”

Godderis wil zelfs het ziektebriefje afschaffen, zodat de logica verschuift van de ziekte naar de werkhervatting. Unizo pleit dan weer voor een extra lijntje op het ziekteattest. “Daarmee zou de behandelende arts een aanmoediging kunnen geven om de werknemer informeel te contacteren”, zegt Van Assche. “Dan blijft het contact tussen de werkgever en de werknemer vanaf het begin intact. Nu converseren we op de duur met ziektebriefjes. Daardoor worden de re-integratietrajecten later opgestart.”

Bij de arbeidsgeneesheren is er scepsis over de manier waarop we de arbeidsongeschiktheid bekijken. “Dat zit scheef van in het begin”, zegt Godderis. “Vanaf de eerste dag ziekte moet je een attest van de huisarts voorleggen en na een maand begint een controlearts van het ziekenfonds op te volgen of je wel gerechtigd bent om een ziekte-uitkering te krijgen. Alles draait om controle, terwijl we het over werkhervatting moeten hebben. Ons systeem is daar niet op gebouwd.”

Er is bovendien weinig ruimte voor een progressieve werkhervatting. In de logica van de sociale zekerheid is iemand arbeidsongeschikt of niet. Nochtans kunnen heel wat mensen tijdens hun herstelproces geleidelijk het werk hervatten. Nu gebeurt dat te weinig omdat daaraan zowel voor de werkgever als voor de werknemer risico’s verbonden zijn. Als het niet lukt, wordt de uitkering voor de werknemer op een deeltijds loon berekend. De werkgever moet bij herval opnieuw een gewaarborgd loon betalen. Daarom pleit Unizo voor een re-integratiepremie en een arbeidsregisseur. “Zowel voor de werknemer als voor de werkgever moet er een terugvalpositie komen”, zegt Danny Van Assche. “Een arbeidsregisseur kan een rol spelen omdat een terugkeer naar de arbeidsmarkt niet noodzakelijk gelijk staat aan opnieuw dezelfde job doen. Zo iemand kan ook helpen te bepalen welke begeleiding nodig is. Het lijkt ons aangewezen om in een re-integratiepremie voor de werkgever te voorzien. Al was het maar om dat advies in te kopen. Dat hoeft niet zoveel te kosten. We denken aan 1500 euro. Als signaal voor de kmo’s kan dat wel helpen.”

Ik heb de indruk dat we een langdurig zieke alleen maar als een slachtoffer zien’ Jan Denys, Randstad

De geesten rijpen

Veel pleidooien om toch maar de wortel te hanteren, maar ook de stok heeft nog niet afgedaan. Stijn Baert laat verstaan dat we te mild optreden tegenover de langdurig zieken. “Het uiteindelijke doel van een hogere werkzaamheidsgraad is precies dat we een goed gefiancierde sociale zekerheid hebben, die langdurig zieken kan ondersteunen. Ik vind dat wie in staat geacht wordt te werken en in een re-integratietraject terechtkomt, nogal makkelijk wegkomt. Zeker in vergelijking met de werklozen. Die kunnen hun uitkering definitief verliezen.”

Ook Jan Denys zit op die lijn. “De discussie over de activering van langdurig zieken is een beetje een kopie van het debat van twintig jaar geleden over de activering van werkzoekende werklozen,” zegt hij. “Je mocht de werkloze destijds amper stimuleren en al zeker niet bestraffen. De stok mocht niet, hoogstens de wortel.”

Vanaf 2004 gooide Frank Vandenbroucke, toen Vlaams minister van Arbeid, het over een andere boeg door in te zetten op de activering van werklozen. “Het discours wijzigde ook”, zegt Denys. “De werkloze was niet langer de sukkelaar aan wie je niets mocht vragen en die enkel nood had aan een goede uitkering. Bij de langdurig zieken heb ik de indruk dat we nog altijd denken dat de zieke alleen maar een slachtoffer is. Uiteraard is een zieke iets anders dan een werkzoekende, maar de geesten rijpen dat wie lange tijd arbeidsongeschikt is, het beste richting arbeidsmarkt wordt begeleid. De positie van Vandenbroucke is apart. Bij de werkzoekenden zei hij te beginnen met de wortel en te eindigen met de stok. Ik denk dat het moeilijk anders kan met de langdurig zieken.”

33.000 formele re-integratietrajecten zijn opgestart, terwijl er bijna een half miljoen langdurig zieken zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content