Studie over de Belgische en Europese investeringswerven: ‘Ga voor een investeringsschok’
Om een economische terugval op te vangen en de groei aan te zwengelen, kunnen de overheden niet anders dan te investeren. Er zijn voldoende onderzoeken en studies over overheidsinvesteringen die als leidraad kunnen dienen.
De meest voor de hand liggende publieke investeringen zijn die in infrastructuur zoals wegen, spoorwegen, havens en telecomnetwerken. In de laatste vijf decennia is daar in de Europese Unie een kloof geslagen. “Infrastructuurinvesteringen zijn lang geen politieke prioriteit geweest. Er ging steevast meer geld naar courante uitgaven”, stelt Pierre-Emmanuel Noël van de Europese Investeringsbank (EIB). De EIB schat de investeringskloof voor kritische infrastructuur zoals wegen, waterhuishouding en energienetten in Europa op 250 miljard euro per jaar. België investeert met 0,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp) minder in openbare infrastructuur dan het Europese gemiddelde, dat 1 procent van het bbp bedraagt.
De budgettaire balkanisering in België is een hindernis voor publieke investeringen” – Pierre-Emmanuel Noël, EIB
Per hoofd van de bevolking liggen de Belgische investeringen in mobiliteit boven het gemiddelde van de buurlanden, blijkt uit een studie van de Sociaal Economisch Raad van Vlaanderen (SERV). Alleen is er een groot verschil tussen de types infrastructuur waar die investeringen naartoe gaan. België heeft bovengemiddeld geïnvesteerd in waterwegen en havens. De investeringen in weginfrastructuur daarentegen liggen belachelijk ver onder het niveau van onze buurlanden. Gemiddeld gaf ons land in de afgelopen vijftien jaar 137 euro per inwoner minder uit aan wegen en bruggen. Voor ons land lag dat jaarlijks tussen 30 en 100 euro per inwoner, in de buurlanden tussen 170 en 250 euro.
Voor een investeringsboost in infrastructuur zitten ook de Europese begrotingsregels in de weg. “Het probleem is dat die regels geen onderscheid maken tussen lopende uitgaven en infrastructuurinvesteringen op lange termijn”, legt Pierre-Emmanuel Noël uit. “Overheidsschuld die aan infrastructuur is gerelateerd, zou daarin apart behandeld moeten worden.”
Een bijkomend probleem voor België is dat de meerderheid van de openbare investeringen niet door de federale overheid gebeurt. Volgens de Nationale Bank van België komt meer dan 90 procent ervan op het conto van de regio’s en lokale besturen. Dat bemoeilijkt de verdediging van onze publieke investeringskeuzes en de budgettaire gevolgen tegenover de Europese Commissie, stelt Noël. “Die budgettaire balkanisering in België is een hindernis voor publieke investeringen.”
Verder zijn investeringen in energie-infrastructuur en de energietransitie logische pijlers om op in te zetten. “Als we naar een koolstofvrije economie willen, is dit het moment om die omwenteling te bekostigen”, zegt Bas Jacobs, hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In Vlaanderen is volgens de SERV jaarlijks tussen 3 en 12 miljard euro extra nodig om onze klimaatbeloftes te halen.
Dubbel dividend
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) pleit al jaren voor een investeringsschok van de openbare infrastructuur. Op korte termijn stimuleert die de vraag in de economie en kan die private investeringen aanzwengelen. Op lange termijn stijgen de productiviteit en de economische output. Economen spreken van een dubbel dividend.
Ook openbare investeringen in onderzoek en innovatie hebben een groot maatschappelijk rendement. Zo berekende de Amerikaanse Senaat in 2000 dat het jaarlijkse budget voor medische innovaties een vijftienvoudig rendement had. De 16 miljard dollar die de overheid jaarlijks in medische research investeerde, leverde 240 miljard dollar per jaar op in de vorm van een betere volksgezondheid en lagere ziektekosten voor de overheid.
Ook de Europese Commissie verwijst ernaar in haar studie over het belang van publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling in Europa. “Die zijn cruciaal, maar de returns zijn eveneens zeer groot, vaak het dubbele of meer dan de oorspronkelijke investering”, stelt Reinhilde Veugelers, hoogleraar innovatie-economie aan de KU Leuven en medeauteur van de studie. Die rekent voor dat als Europese overheden jaarlijks 0,2 procent van het bbp meer in onderzoek en ontwikkeling zouden investeren, het bbp op termijn met 1,1 procent per jaar zou toenemen.
De Vlaamse openbare investeringen in innovatie zijn op niveau, aldus Veugelers. “Die zijn goed voor 1 procent van het bbp, wat de Europese doelstelling is. België ligt daar iets onder.” Maar hoeveel publiek geld naar onderzoek en ontwikkeling gaat, is niet de enige factor die telt. “Belangrijk is dat de investeringen naar de juiste projecten gaan en dat er een kwalitatieve opvolging is. Daar schort het in Vlaanderen soms aan, met een overaanbod van kleine initiatieven en veel te weinig opvolging. Vooraf moeten duidelijk doelen worden bepaald en achteraf moet worden bekeken of en hoe die behaald zijn”, bepleit Veugelers.
Sociale investeringskloof
De investeringskloof geldt niet enkel voor de economische infrastructuur, maar ook voor de sociale infrastructuur. Lieve Fransen, de Belgische ex-directeur-generaal bij de Europese Commissie, schreef er in 2017 een studie over. “De investeringskloof voor sociale infrastructuur bedraagt voor de Europese Unie jaarlijks 150 miljard euro, ondanks de 170 miljard euro aan sociale investeringen per jaar”, legt ze uit. Sociale infrastructuurinvesteringen doelen vooral op onderwijs, levenslang leren, gezondheids- en ouderenzorg, en betaalbaar en duurzaam wonen.
Zo vergen de grote veranderingen waar we in de gezondheidszorg voorstaan aanzienlijke investeringen, aldus Fransen. “Met de vergrijzing en de stijging van het aantal chronisch zieken zullen meer mensen thuis zorg nodig hebben”, geeft ze als voorbeeld. “Voor infrastructuur en technologie moeten we de link tussen de thuiszorg en de ziekenhuizen versterken. Door daar nu in te investeren kun je toekomstige kosten in de gezondheidszorg doen dalen.”
Economisch is voor investeringen in sociale infrastructuur een even sterk pleidooi te houden. “Iedereen zegt dat die geen rendement hebben, maar wel grotere risico’s inhouden. Uit onze studie bleek dat ze minder risicovol zijn dan economische infrastructuur. Sociale infrastructuur biedt een grotere voorspelbaarheid, omdat de openbare sector erbij betrokken is en het over de lange termijn gaat”, stelt Lieve Fransen. “De stelling dat ze puur kosten zonder rendement zijn, is een mythe. Het is te gek dat de opleiding van mensen enkel als een kostenpost wordt gezien, terwijl de aanleg van een autosnelweg een investering is.”
Investeringen in onderwijs
“Het is duidelijk dat openbare investeringen in onderwijs voorrang moeten krijgen, gezien het rendement ervan”, valt Bas Jacobs haar bij. Hij verwijst naar onderzoek naar de financiële opbrengsten van onderwijsinvesteringen. “Die zijn sinds het einde van de jaren tachtig verdubbeld tot 8 à 11 procent, waardoor het verschil met de rente op de overheidsschuld zo’n 10 procent bedraagt. Het gekmakende is dat overheden toch doorgaan met het aflossen van overheidsschulden en het bezuinigen op onderwijs.”
Dat de investeringskloven in ons land moeten worden gedicht, is in de afgelopen legislatuur tot in regeringskringen doorgesijpeld. In maart 2017 kondigde de regering-Michel een nationaal pact voor strategische investeringen aan. Daarin zou de Belgische regering de komende jaren 5,5 miljard euro extra per jaar investeren in onder meer onderwijs, gezondheid, energie, innovatie en infrastructuur. Door de lopende regeringsvormingen is er weinig nieuws over de verdere uitrol van dat pact.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier