Peter Praet: ‘Ik ben optimistischer dan de ECB, maar de politieke crisis moet nog beginnen’
Peter Praet kan als voormalig directielid en hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank zowel onbevangen als met kennis van zaken het strijdtoneel van de coronacrisis overschouwen. Een scheut optimisme is op haar plaats, maar de econoom zet kanttekeningen bij het beleid van de politiek en van de ECB.
Zoom, Microsoft Teams, Skype en andere onlinevideodiensten hebben een vaste klant aan Peter Praet. Achter de schermen blijft de voormalige hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank (ECB) een bezige bij. “Ik werkte onder meer voor de Europese Commissie en het Internationaal Monetair Fonds. En ik neem deel aan veel conferenties en webinars. Ik heb ook nog contacten met de voormalige collega’s, zonder daarin te overdrijven, want ik moet de nodige afstand bewaren.”
Peter Praet logt 1 minuut voor het afgesproken tijdstip in op Zoom. “Ik stel het goed, dank u. Ik mag niet klagen. Maar laat ons beginnen. Ik heb anderhalf uur tot een volgende vergadering.” De econoom steekt van wal voor een goed voorbereide uiteenzetting van 80 minuten over de vooruitzichten voor 2021. Peter Praet staat bekend om zijn briljante en creatieve, maar soms ook chaotische geest, maar hij houdt 80 minuten lang de baan. Hij begint met de economische verwachtingen die de ECB een dag eerder, op 10 december, publiceerde. Ontdek de wereld in 2021 volgens Peter Praet aan de hand van de volgende zeven stellingen.
1. Over het economisch herstel in 2021
‘Opleving in de lente’
De ECB verwacht in het eurogebied 3,9 procent groei in 2021, na een krimp van 7,3 procent dit jaar. “Ik ben optimistischer dan de ECB”, stelt Peter Praet. “Dankzij de vaccins verwacht de ECB groepsimmuniteit tegen het einde van 2021. Maar als het vaccin werkt, zal het algemene economische klimaat al in de lente, of uiterlijk in de zomer, opleven. Het vertrouwen van de bedrijfsleiders en de gezinnen zal in het voorjaar herstellen. Die animal spirits zullen ontwaken en de economie vooruit branden.
“Een tweede positief aspect is de impuls van het Europese herstelfonds van 750 miljard euro, en van het expansieve fiscaal beleid dat in het eurogebied gevoerd wordt. Dat beleid blijft ook in 2021 en 2022 relatief expansief, al zal de voet stilaan van het gaspedaal gaan. Ook het monetair beleid zal nog minstens twee jaar heel expansief blijven.
“Dankzij de verkiezing van Joe Biden tot president van de Verenigde Staten zal ook de geopolitieke onzekerheid afnemen. De industrie haperde in 2019 door de handelsoorlog tussen de VS en China en de angst voor een toenemend protectionisme. De internationale handel leefde al op. Dat zal ook de bedrijfsinvesteringen een boost geven.”
De ECB publiceerde ook haar inflatieverwachtingen tot 2023. Peter Praet: “Ik daar ben verbaasd over. In 2023 verwacht de ECB 1,4 procent inflatie. Ik vind dat heel pessimistisch. De ECB kan natuurlijk gelijk krijgen, maar er zit toch een opvallende discrepantie tussen de inflatievoorspellingen en de maatregelen. Je zou in december een extra versoepeling verwacht hebben.”
2. Over de economische littekens van covid-19
‘Koud economisch bekeken, is de schade relatief beperkt’
Terwijl het monetair en het fiscaal beleid de vraagkant oplappen, lijkt ook de aanbodzijde de klap van covid-19 relatief goed te doorstaan. Peter Praet: “Het is een beetje provocatief wat ik zeg, maar voor de productieve kant van de economie zijn de gevolgen van het virus minder erg dan gevreesd. Dat is deels te danken aan het beleid, maar ook aan het feit dat covid-19 vooral de lager geschoolden treft, en vooral sectoren raakt die relatief weinig bijdragen aan de productiviteit van de economie, zoals de horeca, het toerisme of een aantal contactberoepen. Let op, ik zeg dat met veel respect voor bijvoorbeeld kappers, die een gewaardeerde bijdrage leveren aan het bbp, maar voor het groeipotentieel van de economie is hun inbreng beperkt. Het is moreel en politiek onaanvaardbaar dat de lager geschoolden het kind van de rekening zijn, maar als je het koud economisch bekijkt, dan is het verlies aan kennis en vaardigheden beperkt. Het gaat vaak om ongeschoolde arbeidskrachten in de horeca of het toerisme. Die mensen zijn zeer belangrijk voor de welvaart, maar een schok in die sectoren is minder erg voor de productiecapaciteit van de economie dan een recessie in de industrie of in de IT.
“Productiviteitswinsten zijn vooral te rapen bij de grotere bedrijven en bij de kmo’s die de grote spelers bevoorraden. Tijdens de crisis zijn de productieketens grotendeels intact bleven. Dat is een groot verschil met de financiële crisis van 2008. Toen viel de financiering van die internationale productieketting stil. Deze keer is de productiecapaciteit veel minder aangetast.”
3. Over de klimaatambities van Europa
‘Een noodzakelijke energieschok voor de economie’
Komt de aanbodkant straks zonder al te grote kleerscheuren uit de coronacrisis, dan kan het ambitieuze klimaatbeleid van de Europese Unie op langere termijn wel een rem zetten op de productiecapaciteit. “Bedrijfsinvesteringen leveren op langere termijn een stevige bonus op voor de economie, maar voor de investeringen in het klimaat is dat lang niet zo vanzelfsprekend”, verklaart Peter Praet. “Er komen nieuwe koolstofbelastingen en nieuwe normen en regels. Bedrijven zullen moeten investeren om aan de normen te voldoen, maar een deel van die investeringen zal de productiviteit van de economie niet verhogen. De maatregelen om de klimaatopwarming te bestrijden zijn noodzakelijk, maar de transitie naar een groenere economie zal moeilijk zijn. Dat beleid stimuleert de vraag, maar zal wegen op de productiecapaciteit van de economie. Het is een energieschok voor de economie. Dat zal de relance in 2021 niet kapot maken, maar het is op langere termijn een probleem voor het bedrijfsleven, zeker omdat de EU sneller wil schakelen dan de concurrentie, al zullen de VS met Joe Biden wellicht een tandje bij steken.
4. Over de politieke gevolgen van de coronapandemie
‘Kunnen we de sociale vrede nog kopen?’
Wanneer de economische crisis straks wegebt, dreigt een sociale en politieke crisis te volgen. De werkloosheid zal nog enkele jaren hoog blijven. Vooral de lager geschoolden zijn hard getroffen. “Je kunt die mensen uiteraard niet aan hun lot overlaten”, stelt Peter Praet. “Dat zal druk zetten op de sociale zekerheid en de overheidsfinanciën. Politiek en sociaal wordt dit een bron van moeilijkheden. Nu gaat iedereen min of meer akkoord met het beleid. Er zijn amper sociale conflicten. Dat zal veranderen. Mogelijk al in 2021, zeker in 2022.
“In Spanje en Italië zal de crisis in het toerisme grotere gevolgen hebben dan in Duitsland, dat meer op de industrie teert. Het Europese herstelfonds speelt daar heel goed op in, door transfers te organiseren. Dat vermindert het risico op instabiliteit. Dat is zeer positief, maar het is wellicht niet genoeg. We zijn armer geworden. We hebben door de coronacrisis drie jaar achterstand op het groeitraject opgelopen.”
“De vraag is of er nog budgettaire ruimte zal zijn om de sociale vrede te kopen. Een hogere solidariteitsbijdrage, dus een hogere belasting voor de hogere inkomens en vermogens, wordt onvermijdelijk in Europa. Al wil niemand dat nu al gezegd hebben, om toch even te kunnen genieten van het gratisgeldbeleid. Ik heb het dan niet over inspanningen als de Belgische taks op de effectenrekeningen. De belastingverhoging voor wie weinig geraakt worden door de crisis, zal zwaarder zijn en jarenlang overeind blijven. Denk aan de crisisbelasting die de regering-Dehaene ooit invoerde. (een belasting van 3%, ingevoerd in 1993 en pas vanaf 2000 geleidelijk afgeschaft, nvdr). “
5. Over de overheidsfinanciën
‘De praktijk is anders dan de theorie’
De overheidsfinanciën in het eurogebied houden een stevige kater over aan de coronapandemie. De overheden stapelen de schulden op. Ze redeneren dat dat een nuttige investering is in het herstelpotentieel, én dat het geen probleem is omdat de rentevoeten toch bijzonder laag blijven.
“Het gevoerde steunbeleid is noodzakelijk, en het niveau van de schuld is houdbaar”, beaamt Peter Praet. “Een schuld van 120 procent van het bbp is vandaag even draaglijk als een schuld van 100 procent voor de crisis, dankzij de gedaalde rentevoeten. Maar vergeet niet dat een schuldgraad van 100 procent ook al problematisch was. Wat als we over vijf of zes jaar met een nieuwe schok geconfronteerd worden? Ik ben oud genoeg om ‘never say never’ te zeggen. De Nationale Bank van België wijst op het ‘veilige’ niveau van de schuld. De bank heeft een punt als ze zegt dat een hogere schuld ook een groter risico inhoudt. We hebben de beschikbare marge gebruikt om de crisis te bestrijden. We hoeven ook niet meteen te saneren. Maar we kunnen ook niet zeggen dat er geen limiet op de stijging van de overheidsschuld staat.
“Het idee dat de overheid de economie vooruit brandt door het geld uit te geven dat de private sector excessief spaart, heeft ook in België wortel geschoten. Als de overheid het spaaroverschot investeert in infrastructuur, onderwijs of onderzoek, dan worden we daar allemaal beter van, zo klinkt het. Op papier ben ik helemaal akkoord, maar de praktijk is toch vaak anders. In die redenering is de kwaliteit van de overheidsuitgaven cruciaal. Mijn ervaring leert dat dat niet vanzelfsprekend is. Kijk naar hoe onze overheid omsprong met de mondmaskers in het begin van de crisis (de strategische stock werd vernietigd, nvdr). Moet je gebruikmaken van de lage rentevoeten om de overheidsinvesteringen op te voeren? Voor mensen zonder ervaring in de politiek is dat evident. Maar wie weet hoe het in de praktijk werkt, is kritischer. Het is niet omdat geld gratis is, dat het goed gebruikt wordt. Laten we hopen dat het deze keer wel lukt.”
6. Over het monetair beleid van de ECB
‘In mijn tijd zegden we dat nooit’
Als antwoord op de tweede besmettingsgolf die over het eurogebied raast, verhoogde de ECB begin december onder meer haar opkoopprogramma van obligaties met 500 miljard euro, tot 1850 miljard euro.
Peter Praet: “De ECB zegt expliciet dat de rente op de overheidsobligaties in alle eurolanden laag moet blijven. Voor het eerst zegt de ECB dat ze er is om de risicopremies en niet-fundamentele renteverschillen tussen eurolanden weg te werken. In mijn tijd zegden we dat nooit. Nooit! Als de rente in een land te hard steeg, dan was het aan de betrokken overheid om maatregelen te treffen. En als het land hulp nodig had, dan kon de regering steun vragen aan de ECB en het ESM, onder strikte voorwaarden. Nu is de steun van de ECB onvoorwaardelijk. De redenering is dat de schok tijdelijk is en dat hij van buitenaf komt.
“De ECB zegt ook dat ze de steun zal volhouden tot de crisis voorbij is. Wanneer eindigt de crisis? Als de gezondheidscrisis voorbij is, of als ook de economische crisis voorbij is? Dat is een enorm verschil. Het resultaat van het ECB-beleid mag er zijn, maar het risico bestaat dat sommige landen zich iets te comfortabel nestelen in het vangnet van de ECB. Ik zeg niet dat bijvoorbeeld Italië nu moet saneren. Ik zeg ook niet dat ze het geld over de balk zullen gooien. Maar de regering zal onder druk staan om langer een soepel budgettair beleid voeren.
“De belofte om de rente lange tijd laag te houden brengt de ECB in een lastige situatie. Het houdt risico’s in als een centrale bank aan een regering zegt: “Maak je geen zorgen, de rente blijft nog zeer lang laag. Maar let op, ik blijf onafhankelijk. Als ik de rente moet verhogen, zal ik dat doen.” Tja, je weet ook hoe de politiek werkt. Het brengt de ECB in een lastig parket, maar ze had geen keuze. Zonder dit beleid zaten we mogelijk in een zware economische depressie, en was de onafhankelijkheid van de centrale bank ook verleden tijd. Maar op een gegeven moment moet je een signaal geven dat het niet veilig is om overheidsschulden te blijven opstapelen.”
De ECB hield op 10 december de beleidsrente ongewijzigd, maar houdt vast aan de negatieve rentevoeten. De depositorente van -0,5 procent is controversieel en zet druk op de rendabiliteit van de banken. Peter Praet: “Ik was voor de invoering van een negatieve rentevoet in 2014, zeker omdat er nog geen opkoopprogramma van obligaties was. Dat lag politiek nog te gevoelig. Maar het was niet de bedoeling dat de rente jarenlang negatief zou blijven. In 2018 pleitte ik voor een normalisering van het monetair beleid. De zaken gingen beter. En toen gooiden de geopolitieke spanningen tussen de VS en China roet in het eten. Een depositorente van -0,5 procent is wel het minimum. Lager kan niet.
“Het probleem van de negatieve rente is cultureel. Op de financiële markten is een negatieve rente niet echt een probleem. De professionals verrekenen dat onder elkaar. Maar mocht je de depositorente nog verlagen, dan zouden de retailbanken verplicht zijn die negatieve rente door te rekenen aan hun klanten, tot de kleine spaarder toe. Dat zou het gevoel van ongelijkheid enorm aanscherpen. De aandelenkoersen op Wall Street stijgen dankzij het expansieve monetair beleid, maar de kleine spaarder zou moeten betalen op zijn spaartegoed. Politiek gezien, is dat explosief materiaal voor de ECB. Je krijgt dat aan een maatschappij niet uitgelegd.”
7. Over de bijsturing van de ECB-doelstelling
‘Die oefening komt rijkelijk laat’
De Amerikaanse centrale bank deed het eerder al, maar nu denkt ook de ECB na over haar strategische doelstelling. Is een inflatie van bijna 2 procent nastreven nog van deze tijd?
“Ik pleit ervoor om een inflatie van 2 procent na te streven op middellange termijn, met een symmetrische benadering. Dat is heel eenvoudig en flexibel”, meent Peter Praet. “Als de inflatieverwachtingen te laag blijven, dat versoepel je het beleid voor langere tijd. Zijn ze te hoog, dan kun je het beleid strakker maken. Dat betekent niet dat je automatisch periodes van hoger inflatie nastreeft om periodes van lager inflatie te compenseren. Als je de rente niet meer kunt verlagen, moet je duidelijk maken hoe je de inflatiedoelstelling kunt waarmaken. Dat kan betekenen dat je het soepele geldbeleid voor langere tijd aanhoudt, ook als de economie al hersteld is. Daarom kan de ECB die strategische oefening niet snel genoeg afronden. Let op, ik wijs niemand met de vinger. In het algemeen heeft de ECB uitstekend werk verricht, maar een beetje kritiek moet ook kunnen. Op korte termijn moet de ECB zich voorbereiden op een scenario van een tijdelijke stijging van de inflatie.
“Veronderstel bijvoorbeeld dat we in de zomer onverwacht een krachtig herstel krijgen, en dat de gefrustreerde consument als een gek geld begint uit te geven, gedurende enkele maanden. Je kunt dan een soort van flessenhals krijgen, met stijgende prijzen voor olie, grondstoffen en diensten. Restaurants maken van de drukte gebruik om de prijzen wat te verhogen, om de geleden verliezen goed te maken. Je kunt tijdelijke prijsstijgingen krijgen. Maar wat zal de ECB doen, nu ze beloofd heeft de rente in alle eurolanden laag te houden? De ECB kan zeggen dat de inflatieopstoot tijdelijk is, en dat ze daarom haar beleid niet verandert. Maar stel dat de eigenaars van obligaties reageren op een stijgende inflatie door hun obligaties te verkopen, wat de langetermijnrente hoger jaagt. De ECB zou dan meer obligaties moeten kopen op een moment van een tijdelijk hogere inflatie. De puzzelstukken moeten dus op hun plaats vallen, om het huidige beleid voort te zetten, maar als de realiteit er anders over beslist, wat is dan het beleid? Hoe communiceer je dan naar de markten? De exitstrategie wordt niet gemakkelijk.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier