Nobelprijs voor de controleurs van de theorie

de bekendmaking van de Nobelprijs Economie op maandag 14 oktober. © belga
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

De Nobelprijs Economie die maandag is uitgereikt, is een triomf voor een specifieke tak, namelijk de experimentele economie. Het trio Esther Duflo, Abhijit Bannerjee en Michael Kremer wordt gelauwerd voor hun werk rond armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

De koninklijke Zweedse wetenschapsacademie die de prijs uitreikt, benadrukte de “experimentele aanpak” van de economen. Daarmee geeft de academie een teken dat economie niet alleen draait om theoretische modellen, maar dat empirisch bewijs even belangrijk is om de theoretische onderbouw te staven.

Patricio Dalton is docent experimentele economie aan de Universiteit van Tilburg en gespecialiseerd in armoedebestrijding. Hij is blij met de erkenning die de prijs geeft aan die specifieke tak van de economie.

Waarin is het werk van Duflo, Bannerjee en Kremer zo bijzonder?

PATRICIO DALTON. “Het feit dat ze met experimenten de oorzakelijke effecten van een bepaald armoedebeleid hebben aangetoond. Bovendien doen ze die experimenten niet in een laboratoriumomgeving, maar in het veld. De psychologen Daniel Kahneman en Amos Tversky kregen ook de Nobelprijs Economie, maar dan voor experimenten die ze onder meer met studenten deden. Duflo, Kremer en Bannerjee deden veldexperimenten met verschillende beleidsopties om te zien welke het best zijn om de armoede terug te dringen.”

Kunt u die aanpak concretiseren met een voorbeeld?

DALTON. “Wij hebben bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de reden waarom kleine handelaren in Indonesië er niet in slaagden te groeien en hun winsten op te krikken. We hebben dan lesmateriaal voor hen ontwikkeld gebaseerd op hun eigen inbreng en ervaringen. Ons experiment bestond er vervolgens in te kijken welke de beste vorm was om hen dat materiaal aan te reiken, bijvoorbeeld op papier of video, en dan te kijken waar ze de beste resultaten mee haalden.”

Baseert de experimentele economie zich op methodes uit andere disciplines?

DALTON. “Zeker. We gebruiken methodieken uit de geneeskunde, psychologie of biologie, zoals gerandomiseerd gecontroleerde proeven (randomised controlled trials (rct’s), nvdr). De moeilijkheid is die methodes toe te passen in een alledaagse context, met mensen die niet weten dat ze deel uitmaken van zo’n proef. Om dat in een laboratoriumomgeving met bijvoorbeeld studenten te doen, zoals Kahneman, was een eerste stap. Om het vervolgens zoals Duflo, Bannerjee en Kremer in het veld toe te passen, is een belangrijke volgende stap geweest. Vooral gezien het feit dat ze dat in ontwikkelingslanden deden.”

Waarom?

DALTON. “Zulke experimenten en controleproeven zijn moeilijker toe te passen in een context die al problematisch is, zoals in arme regio’s en ontwikkelingslanden. Door dat te doen hebben ze rechtstreeks de impact getoetst van bepaalde theorieën over armoedebeleid.”

Zijn zulke controleproeven de nieuwe goudstandaard voor economisch onderzoek?

DALTON. “Er is nog discussie in de economische wetenschap over wat de beste manier is om over bepaalde problemen na te denken en wat de beste grondslag is voor economisch bewijs: gewone data of experimenten. Ik denk dat ze complementair zijn. Het grappige is dat de Nobelprijswinnaar van 2015, Angus Deaton, minder heil ziet in experimenten. Dat de prijs dit jaar naar een tegenovergestelde stroming gaat, maakt het dan weer interessant.”

Wat zijn de uitdagingen voor de experimentele economie?

DALTON. “We moeten meer inzetten op het meten van langetermijneffecten van de beleidsopties die we onderzoeken. Nu doen we experimenten om de effecten op een tot twee jaar in te schatten. De uitdaging is te meten hoe een beleid op tien tot vijftien jaar impact heeft op mensen, en ook om na te gaan of er bredere effecten zijn bij mensen die buiten de experimentele groep vallen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content