Hoeveel kost het om Vlaanderen klimaatvriendelijker te maken?
Tienduizenden wekelijkse bosbrossers, driehonderd captains of society die zich scharen achter Sign for my Future en het ontslag van een Vlaamse minister. De klimaatproblematiek is hot. De kosten van de transitie zijn een pak minder duidelijk.
“Meer kernenergie”, antwoordde een Nederlandse bosbrosser laconiek op de vraag wat hij verwachtte van het klimaatbeleid van de regering-Rutte. Voor veel Belgische betogers is die oplossing vloeken in de kerk. Het typeert het emotioneel oververhitte klimaatdebat, dat uitblinkt in goed klinkende, maar doorgaans slecht becijferde oplossingen.
Toch zijn er wel wat cijfers te vinden. De studiebureaus Climact en Ecofys becijferden in 2014, in opdracht van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, verschillende energie- en broeikasscenario’s voor Vlaanderen tegen 2030 en 2050. De conclusie was dat hogere klimaatdoelstellingen zelfs goedkoper uitkwamen: de meerkosten aan investeringen worden gecompenseerd door lagere energiekosten.
Voor de niet-ETS-sectoren (de sectoren die niet onder het Europese emissiecertifcatensysteem vallen, vooral gebouwen, transport en landbouw), werden de totale energie- en investeringskosten ingeschat op 33,3 tot 35,6 miljard euro, nauwelijks meer dan vandaag. Maar de onderzoekers beklemtoonden dat vooral de vergelijking tussen de scenario’s relevant was, veeleer dan de concrete cijfers, omdat die “een grote onzekerheid in zich hielden”.
Onduidelijk kostenplaatje
Voor België berekende het Federaal Planbureau het totale kostenplaatje van het energiesysteem – dus niet alleen elektriciteit – ten opzichte van het bruto nationaal product (bnp). Die stijgt van 11 procent in 2015 naar ongeveer 14,5 procent in 2030, om vervolgens te dalen naar ongeveer 14 procent in 2040.
De investeringsuitgaven voor de eindconsument – waar de elektriciteitssector dan weer niet in zit – liggen in 2030 in het meest klimaatambitieuze scenario dubbel zo hoog als bij een onveranderd beleid: 100 versus 50 miljard euro. Een gemiddeld huishouden zou 1400 euro per jaar uitgeven aan energiegerelateerde investeringen, 620 euro meer dan in het referentiescenario. Ook de dienstensector krijgt de rekening gepresenteerd: 2,2 miljard euro per jaar, tegenover 400.000 euro. De studie, die gebeurde voor de verhoging van de Europese hernieuwbare en energie-efficiëntiedoelstellingen, gaat overigens niet uit van klimaatneutraliteit, maar van een verlaging van de Europese broeikasgasuitstoot met 80 procent.
In de langetermijnvisie die de Europese Commissie eind november lanceerde, toepasselijk A Clean Planet 4 All gedoopt, worden acht scenario’s onderzocht. Daarvan mikken twee op volledige klimaatneutraliteit tegen 2050. Gemiddeld levert dat meerkosten van 6,7 procent op. Wordt transport erbuiten gehouden, omdat de voertuigen hoe dan ook moeten worden vervangen, dan gaat het om 17 procent meer. Dat percentage komt boven op de 177 miljard euro extra investeringen per jaar die Europa zegt nodig te hebben om de eigen klimaatdoelstellingen te behalen.
Die berekeningen geven een indicatie van de kostprijs. Maar het zijn top-downberekeningen, waarbij macro-economische cijfers in modellen worden gevat. Verschuivingen in de basisgegevens kunnen plots tot andere uitkomsten leiden. Zo gaat Europa ervan uit dat de 177 miljard waarvan hierboven sprake, wellicht lager zal uitvallen, doordat hernieuwbare energie intussen fors goedkoper is geworden.
Het blijkt veel moeilijker om bottom-upcijfers te vinden: berekeningen van wat een specifieke maatregel kan kosten en opbrengen. De Inspectie van Financiën vond het in haar advies over het Vlaams Energieplan voor de periode 2021-2030 van de zittende regering “een manco dat er zelfs geen indicatie wordt gegeven over de te verwachten budgettaire neerslag”, die nochtans “zeer substantieel” zal zijn.
“Zulke bottom-upanalyses moeten het potentieel van maatregelen helpen in te schatten”, klonk het in oktober ook al in een rapport van de adviesraden SERV (Vlaamse werkgevers en vakbonden), Minaraad (milieu en natuur) en SALV (landbouw en visserij). De drie organisaties dringen aan op extra acties, centen en vooral cijferwerk voor de Vlaamse klimaat- en energieplannen. Dat begint met betrouwbare data, terwijl er bijvoorbeeld niet eens eenduidigheid is over de oppervlakte bos in Vlaanderen.
Golf klimaatinvesteringen
Hoe dan ook is de conclusie dat we voor een golf van klimaatinvesteringen staan, zoals voor kustverdediging en een beter waterhuishouden, tegen hittestress in de steden, in elektrificatie en in energie-efficiëntie. De lijst is lang. Die komen boven op de nodige investeringen in aangepaste infrastructuur, waar België al enkele decennia fors onder het Europese gemiddelde zit.
Investeringen hebben doorgaans ook terugverdieneffecten: banen, fiscale inkomsten, socialezekerheidsbijdragen, en soms ook geldstromen. Zo berekende de federale dienst Klimaatverandering dat een koolstoftaks van maar liefst 70 euro per ton CO2 in 2030 jaarlijks tot 2,6 miljard euro zou kunnen opleveren. Als mogelijke financieringsbron voor investeringen is dat bedrag hoogst onzeker, want de bedoeling is net dat de consumenten hun gedrag aanpassen, waardoor de emissies en ook de inkomsten dalen. Bovendien lijkt het een schijntje van de investeringen waar we voor staan.
Bovendien is het niet duidelijk naar wie de kosten en de baten moeten vloeien. De Belgische staatsstructuur maakt de zaken er evenmin eenvoudiger op. Een typisch voorbeeld is de discussie over de opbrengsten van het ETS-systeem. Het geld dat bedrijven op tafel leggen om die emissierechten te kopen, vloeit gedeeltelijk terug naar de lidstaten. Maar Wallonië en Brussel eisen een groter deel van de koek op dan het aandeel dat bedrijven op hun grondgebied in de totale ETS-factuur bijdragen.
Ook de toewijzing van de kosten is een heikel punt. Grote energieverbruikers wijzen er terecht op dat hun concurrenten in de buurlanden grote kortingen krijgen op een aantal energiegerelateerde facturen. Dat maakt de energiekosten nu al tot een competitieve handicap. Precies daarom pleit de federatie van industriële verbruikers Febeliec er al jaren voor om een energienorm in te voeren, een systeem waardoor de energiekosten in lijn moeten blijven met het gemiddelde van de buurlanden. De maatregel stond zowel in het federale als het Vlaamse regeerakkoord, maar bleef eens te meer dode letter.
Aan de andere kant van het spectrum staan degenen die eenvoudigweg het geld niet hebben om te investeren in klimaatmaatregelen. Mensen voor wie 10 euro veel geld is, kan je moeilijk verplichten hun woningen beter te isoleren. Het gevolg is dat het eens te meer de veelgeplaagde middenklasse en de kmo’s dreigen te zijn die hun factuur zullen zien stijgen.
Safe bets
Maar het gebrek aan degelijke cijfers hoeft niet te worden vertaald in apathie. Er zijn best een aantal safe bets te vinden: acties waarvan het nooit kwaad kan erin te investeren. SERV, Minaraad en SALV schuiven het gebouwenpark, de kilometerheffing en het wegwerken van hinderpalen voor hernieuwbare energie naar voren.
· Woningen
België telt ongeveer 4,5 miljoen woningen, waarvan 2,6 miljoen in Vlaanderen. Volgens cijfers van het EU Building Stock Observatory, die dateren van 2014, doen in Europa enkel Spanje, Italië, Griekenland, Malta en Cyprus het slechter in isolatie. Maar die zuiderse landen verbruiken veel minder energie om hun woningen te verwarmen. De woningen in ons land verbruiken, na Luxemburg, Finland en Letland, de meeste energie.
Er ligt dus nog een pak werk op de plank. De drie adviesraden pleiten voor efficiëntere energiepremies en versnelde investeringen in sociale woningen, publieke gebouwen en scholen. Die nood is er zeker: in Vlaanderen zijn 41.389 sociale woningen, of 27 procent van het totaal, uitgerust met enkel glas, of bezitten geen dakisolatie of een hoogrendementsketel.
Een bierviltjesberekening geeft een idee van de ordegrootte van de nodige investeringen. Als van de 4,5 miljoen Belgische woningen ongeveer een kwart niet het geld heeft om pakweg 20.000 euro te investeren in betere isolatie, dan moet er op een andere manier 22,5 miljard euro worden gevonden om die investering te doen. Derdebetalerscenario’s kunnen een deel van die factuur wegnemen van de eindconsument. Daarbij blijft de factuur voor de consument gelijk, terwijl de investeerder – bijvoorbeeld een energieleverancier of de overheid – de investering voorschiet en wordt terugbetaald door de gerealiseerde energiebesparing.
· Kilometerheffing
Transport blijft de grootste uitstoter van CO2 in ons land. Volgens Klimaat.be, een website die onder de federale overheidsdienst Volksgezondheid valt, staat transport in voor 22,5 procent van de totale CO2-uitstoot. Tussen 1990 en 2016 steeg het aantal voertuigen met 59 procent, terwijl het aantal voertuigkilometers met 45 procent steeg. Daarbovenop was er tot 2014 sprake van een verdieseling van het wagenpark, en steeg het marktaandeel van zwaardere SUV’s gevoelig. Het gevolg? Een toename van de uitstoot van broeikasgassen met 28 procent, waarmee de transportsector radicaal ingaat tegen de dalende tendensen in de industrie en het woningbestand.
Voor zwaar verkeer is al een kilometerheffing ingevoerd, maar de vrees voor de electorale weerslag doet politici ervoor huiveren die heffing ook voor personenwagens in te voeren. Dat moet vooral een congestieheffing zijn, benadrukte transporteconoom Stef Proost (KU Leuven) in zijn recentste boek Slimmer onderweg. Een beter klimaat is dus niet de eerste doelstelling: in theorie is het mogelijk dat iedereen zijn verplaatsingen vervroegt of verlaat om de heffing te vermijden.
Maar de protesten van de gele hesjes bewijzen dat er bij de invoering van zo’n heffing moet worden rekening gehouden met sociale effecten. Ook moet er worden gezorgd voor voldoende alternatieven. Het openbare vervoersaanbod uitbreiden tot in de kleinste dorpen is financieel niet haalbaar voor de armlastige overheid.
· Hernieuwbare energie
Het energiesysteem van de toekomst zal hoe dan ook meer hernieuwbaar zijn. De ontwikkeling daarvan faciliteren lijkt een no-brainer, maar moet toch doordacht gebeuren, zoals de schuldenput door groenestroomcertificaten voor de zonnepanelen bewijst.
Dat geldt ook voor de kernuitstap. Die ligt wettelijk vast, maar het wordt een race tegen de tijd om de noodzakelijke vervanging – gascentrales – gebouwd te krijgen. Voor het klimaat is dat niet noodzakelijk een goede zaak. Gascentrales zijn flexibeler en kunnen dus makkelijker inspelen op de variabele productie van wind- en zonne-energie. Maar ze stoten een pak CO2 uit, zo’n 490 gram per kilowattuur. Dat is minder dan kolencentrales (1001 gram), maar wind (12 gram), kernenergie (16) en zon (22) scoren beduidend beter. Er wordt intussen naarstig gewerkt aan manieren om die uitstoot te beperken, en het gas zelf te vergroenen (synthetisch gas), of zelfs te vervangen door waterstof, maar het zal nog even duren voor die technologieën grootscheeps kunnen worden uitgerold.
De vergroening van het elektriciteitssysteem is ook belangrijk omdat de maatschappij steeds verder wordt geëlektrificeerd. Elektrische auto’s zijn uiteindelijk maar zo groen als de stroom die hen aandrijft.
Tot we erin slagen hernieuwbare energie in overvloed te oogsten uit zon en wind, blijft energie-efficiëntie eveneens een prioriteit. Toch is het iets te eenvoudig de industrie op te zadelen met een CO2-taks. Voor de productie van sommige stoffen, zoals ammoniak, benadert de chemische sector langzamerhand de fysische formule. Tenzij we die stoffen integraal kunnen vervangen, komt zo’n taks neer op een eenvoudige belastingverhoging. Ook een koolstoftaks moet dus vooral slim zijn.
· Voeding en de circulaire economie
Donderdag Veggiedag is in veel huishoudens al lang geen rariteit meer. Toch kunnen er nog veel stappen worden gezet om de impact van de voedselproductieketen op het klimaat te verminderen. In het terugdringen van voedselverliezen, een verschuiving naar meer lokale voedselproductie en een vermindering van de vleesconsumptie zijn nog serieuze stappen te ondernemen.
Ook is het nog wachten op de doorbraak van de circulaire economie. Ondanks de hoge recyclagecijfers die België haalt, blijft hergebruik ecologisch een betere optie. Weliswaar met zijn eigen problemen. Als we bijvoorbeeld boormachines leasen, keldert de verkoop. Dat maakt de recyclage op termijn minder rendabel. Maar er moet nog een hele weg worden afgelegd voor we aan die luxeproblemen toekomen.
De grootste winst schuilt wellicht in het beter laten aansluiten van productieprocessen van bedrijven. In de Antwerpse chemische cluster zijn veel bedrijven leverancier of afnemer van elkaars producten, die via een onderling pijpleidingennetwerk zijn verbonden. Op termijn kunnen ook andere industrieën in zulke samenwerkingen worden betrokken, of zelf soortgelijke netwerken opzetten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier