Hoe de sociale partners netjes de toegevoegde waarde verdelen

De Groep van Tien, 22 september 2020
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De bazen denken snel dat de lonen te hoog zijn, terwijl de bedrijfswinsten het personeel de ogen uitsteken. De strijd om de koek is de jongste jaren echter op een gelijkspel geëindigd.

In deze coronatijden is het getouwtrek om het grootste stuk van de koek nog bitser dan anders. De vakbonden willen meer opslag dan de 3,2 procent die de loonwet van 1996 toelaat, maar de werkgevers wijzen naar de putten die de coronacrisis in hun rekeningen geslagen heeft. Vooruit-voorzitter Conner Rousseau zette de discussie op scherp met het behoorlijk onzinnige voorstel om dividendbetalingen te schrappen, als de lonen niet kunnen stijgen.

De inzet van het gevecht is de verdeling van de toegevoegde waarde. Dat is het verschil tussen de waarde van de verkoop en de kostprijs van de aangekochte input. Ze wordt gecreëerd door de inzet van arbeid en kapitaal, en is de bron van onze welvaart. De werknemers krijgen een deel van de koek via de lonen, de rest vloeit als exploitatieoverschot naar de aandeelhouders. Wie heeft de voorbije jaren het grootste deel van de koek gekregen? Als het de werkgevers zijn, dan kan er een extraatje af voor de loonslaven. Waren het de werknemers, dan is loonmatiging hun onvermijdelijke lot.

De voorbije twintig jaar zijn de kansen regelmatig gekeerd, maar uiteindelijk is de strijd sinds 2000 op een gelijkspel uitgedraaid. De Nationale Bank verwacht dat de winstmarge van de ondernemingen dit en volgend jaar uitkomt rond het historische gemiddelde sinds 2000 (zie grafiek Bedrijfswinsten ontsnappen niet aan de zwaartekracht). In betere tijden stegen de winstmarges van de bedrijven, om tijdens crisissen te dalen. In de periode 2002-2007 stegen de winstmarges fel, dankzij een gunstige conjunctuur. De financiële crisis van 2009 en de eurocrisis van 2011-2013 roomden de marges weer af. Vanaf 2015 volgde een stevig herstel, mede dankzij de taxshift van de regering-Michel. Vooral een aantal dienstensectoren die afgeschermd zijn van de buitenlandse concurrenten maakten gebruik van de lagere lasten op arbeid om hun winstmarge te verhogen.

De coronacrisis brengt weer evenwicht. De winstmarges dalen tot het gemiddelde niveau sinds 2000. De schade valt mee, gezien de enorme klap die corona uitdeelde aan de economie. De omzet van de bedrijven daalde gevoelig, maar de marge per eenheid product hield stand. De bruto-inkomens van de ondernemingen daalden in 2020 met 6,3 procent, wat ongeveer in lijn ligt met de daling van het bruto binnenlands product (bbp).

Hoe de sociale partners netjes de toegevoegde waarde verdelen
© .

De winstschade bleef beperkt dankzij het royale steunbeleid van de overheid. Maatregelen zoals de tijdelijke werkloosheid hielpen om de marges te beschermen. Ook elders in het eurogebied bleven de marges intact en was de winstdaling van de bedrijven te wijten aan de forse daling van de omzet. De overheid heeft de coronaklap dus grotendeels opgevangen. De inkomensdaling van de gezinnen en de ondernemingen bleef in 2020 beperkt tot 3,5 en 2,8 miljard euro. De overheidsinkomsten daalden met 34,5 miljard euro, berekende de Nationale Bank. De regering heeft het loonoverleg dus al goed gesmeerd met overheidsgeld. De bedrijfswinsten kunnen dit jaar overeind krabbelen in het spoor van het omzetherstel, al zal dat tijd vergen. De bedrijven kampen met een gemiddelde omzetdaling van 10 procent door de coronacrisis, maar die is erg sectorgevoelig. Voor de zwaarst getroffen sectoren, zoals de horeca en de reisindustrie, bedraagt het omzetverlies 70 à 90 procent. In 2021 verwachten de ondernemers nog een gemiddeld omzetverlies van 8 procent. In 2022 houden ze rekening met 3 procent.

Stijgende investeringen

De toegevoegde waarde zal de volgende jaren dus stijgen, en zowel de werknemers als de werkgevers zullen een fair deel krijgen. Maar daarmee is de kous niet af. Met hun deel van de toegevoegde waarde moeten de werkgevers eerst investeringen doen en belastingen betalen, voor ze geld kunnen uitkeren als vergoeding voor het ingezette kapitaal.

Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) maakte enkele jaren geleden een interessante afrekening. Tussen 1995 en 2017 hielden de ondernemers een iets groter deel van de toegevoegde waarde over en ging dus een kleiner deel naar lonen. Maar dat vertaalde zich niet in een bovenmatige stijging van de nettowinsten en de dividenden, want de ondernemingen kregen ook hogere belastingen en hogere afschrijvingskosten. Het VBO merkte op dat investeringen in digitale producten relatief korte afschrijvingstermijnen hebben, waardoor bedrijven meer moeten investeren om technologisch mee te zijn met de concurrentie. “Wat echt beschikbaar is om risicokapitaal te vergoeden, is gedaald van 17,5 procent van de toegevoegde waarde in 1995 tot 15,8 procent in 2017”, besloot het VBO.

Het VBO maakte een korte update van die studie voor de jaren 2018 en 2019. De cijfers wijzen grotendeels op een status quo, met één opvallende kanttekening: de winst die bedrijven als reserve opzijzetten steeg gevoelig in 2019. “Dat doen bedrijven als ze investeringen plannen. Vermoedelijk bereidden heel wat bedrijven eind 2019 grote investeringen voor”, zegt Edward Roosens, de hoofdeconoom van het VBO.

De vergoeding voor het ingezette kapitaal liep de voorbije jaren en decennia niet uit de pas. In goede tijden stijgt die vergoeding, in slechte tijden daalt ze. Een doorsneebedrijf haalde de voorbije jaren 9 procent rendement op het eigen vermogen, leren cijfers van Trends Business Information. Die vergoeding ligt in lijn met het historische gemiddelde en is een faire vergoeding voor de risico’s die ondernemers nemen.

6,3 procent daalden de bruto-inkomens van de bedrijven in 2020. Dat is ongeveer in lijn met de daling van het bbp.

Hoe de sociale partners netjes de toegevoegde waarde verdelen

De overheid is de grootste winnaar bij Colruyt

In het kegelspel om de toegevoegde waarde is de overheid de derde hond. En in België is dat een grote hond, zo leert ook het jaarverslag van Colruyt Group. Elk jaar berekent de groep hoe de toegevoegde waarde van 2,1 miljard euro verdeeld wordt tussen de overheid, de werknemers en de aandeelhouders. De overheid krijgt het grootste deel: 46,3 procent in het boekjaar 2019-2020. Het gaat om bijdragen aan de sociale zekerheid, de bedrijfsheffing op de lonen, de vennootschapsbelasting op de winst, productgebonden belastingen, de roerende en onroerende voorheffing en een aantal andere kleinere taksen. De werknemers krijgen netto 37 procent, de aandeelhouders 16,3 procent.

Hoe de sociale partners netjes de toegevoegde waarde verdelen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content