‘Het fiscaal strafrecht moet geld opbrengen’

Francis Desterbeck © Emy Elleboog
Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De fiscus en het gerecht werken beter samen en almaar hogere boetes dwingen de burgers belastingen te betalen. Dat zijn de hoofdlijnen van het boek waarin de Gentse advocaat-generaal Francis Desterbeck de recente evoluties in het fiscaal strafrecht beschrijft.

Het boek van advocaat-generaal Francis Desterbeck, Krachtlijnen van het fiscaal strafrecht en fiscaal strafprocesrecht, rolde bij de start van het gerechtelijk jaar van de persen. Hij bespreekt daarin enkele tendensen die in het fiscaal procesrecht opdoken sinds de eerste editie, die in 2013 verscheen. De belangrijkste evolutie hangt volgens de auteur samen met de zogenoemde ‘una via’-wet, die de fiscus en het gerecht verplicht overleg te plegen over het verdere verloop van een dossier. “Die wet kent de strafgerechten ook de volheid van bevoegdheid toe om fraude te bestraffen”, weet Desterbeck. “Daartoe is de strafmaat stevig opgetrokken. De maximale geldboete bij fraude is nu 500.000 euro maal 6 (opdeciemen, nvdr). Vroeger was dat 125.000 euro zonder meer.”

Het Grondwettelijk Hof heeft die wet in 2014 gedeeltelijk vernietigd. Hoe is de situatie nu?

Desterbeck:“Verwarrend. Die wet kwam er na een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat stelde dat feiten slechts één keer bestraft kunnen worden. Een dubbele straf, zowel administratief als strafrechtelijk, kan niet. De ‘una via’-wet schafte die mogelijkheid af. Voortaan moesten de fiscus en het gerecht overleggen of inbreuken administratief of justitieel vervolgd zouden worden. Eventueel eerder opgelegde administratieve boetes werden on hold gezet. Als het gerecht naderhand besliste geen vervolging in te stellen of de zaak te seponeren, werden de opgelegde boetes alsnog effectief. Dat mechanisme vond het Hof niet kunnen. De fiscus mocht bij strafrechtelijke afhandeling geen boetes opleggen. Anderhalf jaar na dit arrest is formeel nog geen enkel initiatief genomen om de vernietigde wetsartikelen te vervangen. Daardoor heerst op het terrein veel onzekerheid over wat nu precies moet gebeuren.

“De wetgever moet dit dossier niet repareren, maar grondig herbekijken. Het louter overleg legt de bal veel te veel in het kamp van de fiscus en het gerecht. Het dekt de structurele problemen bij justitie toe. Door de ondercapaciteit heeft justitie niet de mensen en de middelen om de door de fiscus gemelde dossiers efficiënt af te handelen.”

U wilt het fiscaal strafrecht modelleren naar de variant in het sociaal strafrecht.

Desterbeck: “Ja. De sociale inspectie bezorgt haar pv’s aan de arbeidsauditeur, die dan binnen een bepaalde termijn te kennen geeft of hij vervolgt. Hij kan het dossier gemotiveerd terugsturen naar de administratie. Als de redenen duidelijk op papier staan, weten het arbeidsauditoraat en de administratie beter waar ze aan toe zijn. Dat helpt bij hun beleidsvorming.”

De arbeidsauditoraten zijn ruim bemand om zo’n beleid uit te werken. De gewone parketten hebben daar toch te weinig mensen voor? Het aantal vervolgingen in fiscale zaken zal toch niet toenemen?

Desterbeck: “Het lost dat fundamentele probleem niet op. Het heeft wel het voordeel dat alles zwart op wit staat voor de toezichthoudende overheid. Die kan op basis van duidelijk gestelde problemen een beleid uitstippelen. Duidelijke prioriteiten kunnen ook de druk op de parketten verlichten.”

Blijkbaar wordt de doelgroep van fiscale strafonderzoeken almaar groter: van belastingplichtigen, hun mededaders, adviseurs en op quasi-onschuldige getuigen.

Desterbeck: “De rechtbanken pakken niet alleen de frauderende belastingplichtigen aan. Zij plegen belastingfraude dikwijls nadat ze advies hebben gevraagd aan specialisten. Het kan natuurlijk dat een correct advies leidt tot onvoorziene fraude. Dan treft de adviseur geen schuld. Adviseurs raakten enkel in deze onderzoeken betrokken wanneer ze de noodzakelijke hulp hebben verstrekt om het misdrijf mogelijk te maken. Ik heb al accountants aangesproken in zware fiscale dossiers. Iemand is mededader wanneer hij weet, of had moeten weten, dat hij meewerkt aan een misdrijf.”

De straffen voor mededaders zijn meestal toch beperkt?

Desterbeck: “Omdat hun aandeel in het misdrijf meestal beperkt is. Maar een veroordeling heeft verregaande financiële gevolgen. Wie wordt veroordeeld als mededader in fiscale dossiers kan worden aangesproken voor de betaling van de verschuldigde belasting. Als de fraudeur amper middelen heeft, zal de belastingdienst de adviseur aanspreken.”

Er bestaat ook een ‘deelneming door onthouding’ in fiscale misdrijven.

Desterbeck: “Men kan in fiscale zaken mededader worden door iets niet te doen, heeft Cassatie vorig jaar beslist. Twee bestuurders hadden niets gedaan om btw-fraude te beletten en zijn mee veroordeeld. Dat onderstreept het belang van de voorbeeldfunctie van de ondernemingstop bij de handhaving van ethische maatstaven. Slecht management kan leiden tot een veroordeling wegens fraude. Dat heeft ook voor cijferberoepen verregaande gevolgen. Als de top van het bedrijf weet dat een van de fiscaal adviseurs frauduleus advies verstrekt en niets onderneemt, loopt de top een risico. Zo’n onderneming kan zich het best zo organiseren dat fraudegevallen intern snel naar boven komen en aangepakt worden.”

U bent een voorstander van de minnelijke schikking. Enkele jaren geleden is de verruimde minnelijke schikking ingevoerd, die mogelijk blijft als de zaak behandeld wordt in beroep of zelfs cassatie. Het argument dat de schikking de overbevraagde parketten kan ontlasten, gaat dan toch niet meer op?

Desterbeck: “Een minnelijke schikking is geschikt voor een snelle afhandeling in niet-betwiste zaken. De belastingplichtige moet wel eerst zijn belastingen betaald hebben. Strikt gezien kan dat in het uiterste stadium van de procedure. Maar als een fraudeur in eerste aanleg een patat van een uitspraak tegen zich kreeg, denk ik niet dat de procureur in beroep geneigd is te onderhandelen. Ik ben terughoudend met minnelijke schikkingen als de zaak al in eerste aanleg is behandeld.”

Komt het er in de praktijk niet op neer dat een fraudeur die na ontdekking door de fiscus onmiddellijk zijn belastingen en de boete betaalt, niet bang moet zijn dat hij in de gevangenis belandt? Is het fiscaal strafrecht met andere woorden niet zozeer bedoeld om fraudeurs te straffen, maar wel als stok achter de deur om ze toch hun verschuldigde belastingen te laten betalen?

Desterbeck: “Eigenlijk wel. Het doel van het fiscaal strafecht is de correcte belastinginning. Als na een strafrechtelijk onderzoek blijkt dat iemand fiscale fraude heeft gepleegd en hij zogenaamd spontaan toch de belasting wil betalen, is voor mij de kous af. Zo iemand sleep je niet voor de rechter. De doorsneecommerçant die wat in het zwart wordt betaald omdat iedereen het doet, betrapt wordt en de belastingen en de boete betaalt, is onze doelgroep niet.”

Echte fiscale criminelen worden toch gestraft?

Desterbeck: “Maak u geen zorgen. Er zijn mensen die er een sport van maken de fiscus op te lichten en er zijn ook hardleerse fraudeurs die blijven ontkennen. De deelnemers aan een belastingcarrousel hebben misschien zelfs geen andere optie. De fraudebedragen zijn zo hoog dat ze niet in staat zijn het bedrag terug te betalen aan de fiscus.”

Bij ‘ernstige fraude’ geldt een strengere maximumstraf, twee in plaats van vijf jaar. Maar hoe definieert men ‘ernstig’?

Desterbeck: “Dat moet uit de omstandigheden blijken, want wettelijke voorschriften of richtlijnen zijn er niet. Het is aan de rechter zich daarover uit te spreken. Fraude wordt ernstig wanneer er veel geld mee gemoeid is of wanneer ingewikkelde mechanismen worden gebruikt om belastingen te ontduiken (buitenlandse vennootschappen of nepbedrijven bij btw-carrousels, nvdr). Eigenlijk maakt het weinig uit, want fiscale fraude gaat meestal gepaard met valsheid in geschrifte. Daar staat al een maximumstraf van vijf jaar op.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content