Depositogarantiefonds is Zilverfonds-bis

© Thinkstock
Patrick Claerhout
Patrick Claerhout redacteur bij Trends

Het Belgische depositogarantiestelsel is, net als het Zilverfonds, meer op virtuele dan op reële reserves gebaseerd. Nochtans betaalden de Belgische banken al 2,2 miljard euro aan bijdragen.

Maar dat geld ging rechtstreeks naar de begroting.
De Europese Unie bereikte deze week een akkoord over nieuwe stappen in de richting van een bankenunie. Zo werd beslist dat elk land een depositogarantiefonds en een resolutiefonds moet opzetten. Het depositogarantiefonds moet het spaargeld tot 100.000 euro garanderen, de middelen van het resolutiefonds dienen om noodlijdende banken te liquideren.

Volgens de EU-afspraken moet het geld voor die fondsen komen van bijdragen van de banken zelf. Voor het depositogarantiefonds wordt een heffing van 0,8 procent op de beschermde deposito’s (100.000 euro per persoon en per rekening) voorgesteld, voor het resolutiefonds is dat 1 procent. Het totaal aan beschermde deposito’s in België wordt geschat op 220 tot 250 miljard euro. Dat zou de bijdragen van de Belgische banksector aan het nationale depositogarantie- en resolutiefonds op respectievelijk 2 en 2,5 miljard euro brengen.

De Belgische banken wijzen er bij monde van hun federatie Febelfin op dat zij sinds 2008 al 2,2 miljard euro aan depositogarantiebijdragen betaald hebben, meer dan door Europa gevraagd wordt. Het probleem is dat de overheid die bijdragen rechtstreeks in haar begroting injecteerde. De redenering was dat de bankencrisis van 2008 aangetoond had dat de overheid altijd impliciet garant staat voor de financiële sector, en dat ze daarvoor een soort van verzekeringspremie kon innen.

Tot 2008 had de banksector een eigen depositogarantiefonds waarin 790 miljoen euro gestort werd. Dat was veel te weinig om het spaargeld effectief te beschermen. Nadat België banken als Fortis, KBC en Dexia had moeten redden, werd het fonds zo goed als leeg gemaakt. De regering voerde hoge heffingen op de banksector in. Om die pil te vergulden werd 750 miljoen euro uit dit eerste, gewone beschermingsfonds teruggestort aan de banken.
De nieuwe middelen die via de bankheffingen geïnd werden (in totaal dus 2,2 miljard euro voor de depositogarantie, aldus Febelfin), gingen rechtstreeks naar de begroting. Toch is er sprake van een soort afzondering van die middelen in een bijzonder beschermingsfonds, dat opgezet werd in de schoot van de Deposito- en Consignatiekas.

Heel het systeem oogt buitengewoon complex. Dat kan niet verhinderen dat één ding heel duidelijk is: in het Belgische depositogarantiestelsel worden geen reserves of spaarpotjes aangelegd. Het fonds dat de spaardeposito’s moet beschermen is zoals het Zilverfonds. De middelen waarover het beschikt, zijn virtueel. Er zit geen cash in, maar een vordering op de overheid. Als er ooit echt geld op tafel moet gelegd worden, zal de overheid het geld toch weer uit haar recurrente inkomsten moeten putten, of schulden maken.

De vraag die de banksector zich stelt, is of de 2,2 miljard euro die al betaald werd als depositogarantiebijdrage mee zal tellen voor het nationaal fonds dat Europa wil. Daarover bestaat nog onduidelijkheid. Volgens Febelfin moet dit kunnen door het bijzonder beschermingsfonds een speciaal statuut te geven. Ook voor het resolutiefonds ligt dezelfde vraag voor. De banken betaalden al 400 miljoen euro als contributie voor de financiële stabiliteit. In principe is dat geld bestemd voor het resolutiefonds, maar ook in dit geval vloeide het geld als belastingopbrengst naar de begroting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content