Belgische meerjarenbegroting gaat van kwaad naar erger

Staatssecretaris voor Begroting Eva De Bleeker en premier De Croo. © belga
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De regering-De Croo laat een begroting met krakkemikkige funderingen achter. Bij verder ongewijzigd beleid stijgt het structurele begrotingstekort tegen 2027 tot boven 5 procent.

Gouverner, c’est prévoir. Daarom moet de federale regering sinds 2003 niet alleen de begroting voor het daaropvolgende jaar opmaken, maar ook het begrotingsplaatje schetsen voor de resterende regeerperiode, aangevuld met nog eens drie jaar. Dit jaar gaat dus om het budgettaire kader voor de periode 2023-2027. Het zal weinigen verbazen dat de vooruitzichten allesbehalve rooskleurig zijn. Bij verder ongewijzigd beleid loopt zowel het eigenlijke als het structurele begrotingstekort van de gezamenlijke overheden op tot boven 5 procent tegen 2027.

De federale regering pende de meerjarenbegroting neer in de algemene toelichting van de begroting 2023, die begin deze week in het federaal parlement neergelegd werd. De regering vertrok voor de opmaak van die begroting van het rapport van het Monitoringcomité van september, aangevuld met de maatregelen die op het begrotingsconclaaf van oktober zijn genomen voor de jaren 2023 en 2024. Daarop werd de hypothese van een verder ongewijzigd beleid toegepast om de begrotingsresultaten voor de jaren 2025, 2026 en 2027 te verkrijgen.

Deze week ontstond nog deining over die cijfers, omdat staatssecretaris voor Begroting Eva De Bleeker (Open Vld) in die neergelegde begroting de kostprijs had verrekend van de intentieverklaring om de btw op energie permanent te verlagen, maar nog geen rekening hield met de intentieverklaring van de regering om die kostprijs te compenseren met flexibele accijnsverhogingen. Premier De Croo riep de staatssecretaris op het matje om dat te corrigeren. Die bijsturing moet het begrotingssaldo met 0,3 procentpunt verbeteren, maar die bonus verandert de verdere ontsporing van de begroting op middellange termijn niet.

Structureel tekort loopt op

De meerjarenbegroting leert dat het begrotingstekort oploopt van 25,1 miljard euro in 2023 naar 31,2 miljard euro in 2027. Uitgedrukt in percentage van het bruto binnenlands product (bbp) gaat het om een verslechtering van het tekort van 4,4 procent in 2023 naar 4,8 procent in 2027. Het gaat hierbij om de meerjarenbegroting van de zogenoemde entiteit I, bestaande uit de federale overheid en de sociale zekerheid. Voor de gezamenlijke overheden is er nog geen meerjarenbegroting, omdat de federale overheid nog niet beschikt over een geactualiseerde meerjarenbegroting van de deelstaten en de lokale overheden.

Ook het structurele begrotingstekort, of dus het tekort uitgezuiverd voor conjuncturele invloed en eenmalige maatregelen, dikt aan van 3,4 procent in 2023 naar 4,8 procent in 2027. De regering-De Croo zal bij verder ongewijzigd beleid op het einde van haar legislatuur, in 2024, een begroting afleveren met een structureel tekort van 3,5 procent. Dat wordt dus 3,2 procent, als de geplande permanente btw-verlaging op energie nog gecompenseerd wordt. De ambitie om in 2024 een begroting af te leveren met een structureel tekort van hoogstens 3 procent is in elk geval hooggegrepen. Aangezien er in 2024 federale verkiezingen op het programma staan, zullen er volgend jaar niet veel begrotingspotten gebroken worden. En na 2024 loopt het structurele tekort dus verder op.

Voor een blik om de meerjarenbegroting van de gezamenlijke overheden moeten bij die cijfers nog de tekorten van de deelstaten en de lokale overheden – de entiteit II – worden geteld. Volgens het Planbureau kijken die aan tegen een tekort van 1,1 procent in 2024, afnemend naar 0,6 procent tegen 2027. De gezamenlijke overheden zouden dus in 2027 met een structureel begrotingstekort van 5,4 procent kampen. Dat is ongemakkelijk veel en laat weinig reserve om nieuwe tegenslagen op te vangen. De Nationale Bank pleit voor inspanningen om het structurele tekort van de gezamenlijke overheden vrij snel naar 3 procent terug te brengen, om de nodige buffers te herstellen.

Begrotingsbeleid geen partij voor vergrijzing

Die verdere achteruitgang van het structurele tekort richting 2027 bevestigt een trend die sinds 2018 zichtbaar is. Sindsdien loopt het structurele tekort gestaag op (zie grafiek hieronder). De coronacrisis sloeg een uitzonderlijke en begrijpelijke put in de begroting, maar onderliggend boetten de overheidsfinanciën systematisch aan kwaliteit in. Het begrotingsbeleid van de regering-De Croo om elk jaar een vaste begrotingsinspanning ter waarde van 0,2 procent van het bbp te doen, aangevuld met een kleine variabele inspanning in functie van de conjunctuur, blijkt onvoldoende om de gestage verslechtering van het structurele tekort een halt toe te roepen.

Lees verder onder de grafiek

Belgische meerjarenbegroting gaat van kwaad naar erger
© .

Dat begrotingsbeleid is geen partij om de verdere stijging van de vergrijzingskosten op te vangen. Tussen 2019 en 2027 loopt de budgettaire kostprijs van de vergrijzing op met 2,6 procentpunt van het bbp, onder impuls van stijgende uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheid. Tegen 2040 zullen de extra vergrijzingskosten zelfs 5 procent van het bbp bedragen. Enkel hervormingen die naam waardig kunnen die factuur verlichten, maar aan dat front is het stil. De pensioenhervorming van minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) zou de begroting zelfs geld kosten.

Rentelasten maken comeback

Behalve met de verder oplopende vergrijzingskosten wordt de regering vanaf volgend jaar ook geconfronteerd met oplopende rentelasten. Voorbij zijn de tijden dat de overheid zich kon verstoppen achter nulrentevoeten. De Belgische overheidsschuld heeft weliswaar een gemiddelde looptijd van ruim tien jaar, maar volgend jaar moet de Schatkist bijna 50 miljard euro vinden om het lopende tekort en de schulden die vervallen te financieren. Hogere rentevoeten vertalen zich dus toch vrij snel in hogere rentelasten. Volgend jaar stijgen die lasten al met 1,3 miljard euro, tot 8,1 miljard euro. Tegen 2027 stijgen ze tot 12,9 miljard euro. Tegen 2027 zal 2 procent van het bbp opgaan aan rentelasten, tegenover 1,3 procent dit jaar.

Het hoeft weinig betoog dat dat vrij hoge structurele begrotingstekort ook de schuldgraad geen deugd doet. De overheidsschuld op het niveau van entiteit I zal oplopen van 85 procent van het bbp dit jaar naar 95 procent van het bbp in 2027. Voor de gezamenlijke overheden impliceert dat een schuldgraad van ongeveer 115 procent tegen 2027. De volgende federale regering wacht de bijzonder lastige opdracht om de overheidsfinanciën opnieuw op het juiste pad te brengen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content