Overleeft het klassieke woonzorgcentrum corona?
De woonzorgcentra bleken niet coronabestendig. Iedereen beseft dat de sector moet veranderen. Over de manier waarop is er minder eensgezindheid.
Eén jaar corona in België: twaalf vragen, twaalf antwoorden
Exact een jaar geleden legde Philip Soubry als eerste Belg een positieve coronatest af. Hij was kort voordien teruggekeerd uit China.
Sindsdien is niks meer hetzelfde. Meer dan 20.000 landgenoten zijn overleden aan covid-19, meer dan 700.000 raakten besmet met het virus. Het openbare leven ligt al bijna een jaar zo goed als stil en tal van bedrijven vechten om te overleven.
Maar er is hoop. Ondanks allerlei tegenslagen kunnen alle Belgen in de komende maanden een vaccin verwachten, waardoor er weer uitzicht is op een normaal leven. Trends kijkt daarom vooruit: welke lessen hebben we getrokken uit de crisis? Wat zullen we opnieuw doen, en wat zullen we niet meer doen? U krijgt twaalf heldere antwoorden op twaalf pertinente vragen.
In deze aflevering krijgt u het antwoord op de vraag ‘Overleeft het klassieke woon-zorgcentrum corona?’
Het afgelopen jaar was voor de ouderenzorg bijzonder dodelijk. Covid-19 maaide een kleine 15.000 bewoners weg in de Belgische woon-zorgcentra. Paradoxaal genoeg biedt dat een adempauze in de race om voldoende capaciteit op te bouwen om de vergrijzingsgolf het hoofd te bieden. Tegen 2030 komen in ons land 42.000 85-plussers bij.
Toch zal het in de residentiële ouderenzorg allicht nooit meer business as usual zijn. Auteur en gerontoloog Peter Janssen lanceerde in de media zelfs de provocerende stelling dat we beter af zijn zonder woon-zorgcentra. Hij vindt ze te duur en een aanslag op de fundamentele mensenrechten van senioren. Iedereen kent wel een oude tante die beweert dat ze liever doodgaat dan te verhuizen naar een rusthuis.
Voor de pandemie was dat ook al zo, maar covid-19 heeft verduidelijkt dat de woon-zorgcentra toe zijn aan een ommezwaai. “Maar ze afschaffen lijkt me niet zo’n goed idee”, zegt professor Chantal Van Audenhove (KU Leuven). “Ik begrijp dat mensen niet naar een woon-zorgcentrum willen. Ze willen in hun eigen huis en in hun eigen sociale context blijven wonen. Maar zorg krijgen in hun thuisomgeving is soms gewoon niet meer haalbaar.”
Kantelpunt
De gemiddelde verblijfsduur in een woon-zorgcentrum is de jongste jaren gekrompen tot achttien maanden. Tegelijk neemt de zorgbehoevendheid van de bewoners toe. Van de 80.000 mensen in de Vlaamse woon-zorgcentra hebben 63.000 ouderen heel zware zorg nodig. Het aantal bewoners met dementie is gestegen tot meer dan een derde. Dat maakt dat de sector, ondanks een budgettaire inhaalbeweging van 500 miljoen euro in de vorige regeerperiode, klaagt over onderfinanciering.
Een paar weken voordat de eerste coronapatiënt in ons land opdook, stuurde Zorgnet-Icuro nog een brief naar de Vlaamse regering met de vraag iets te doen aan de onderfinanciering. “Intussen is er wel extra budget bij gekomen, maar dat volstaat niet”, zegt Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro. “We vragen een rechtvaardige financiering om kwaliteit te kunnen garanderen. Covid-19 heeft zichtbaar gemaakt dat je die met een krappe financiering niet voldoende kwaliteit kunt bieden.”
Van Audenhove hoopt wel dat covid-19 voor een momentum zorgt om goed na te denken over de toekomst van de zorg. Dat vinden ook de koepelorganisaties Zorgnet-Icuro en Vlozo. “De sector is hard getroffen”, zegt Geert Uytterschaut, voorzitter van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (Vlozo). “We moeten daarom enkele zaken herzien. Woon-zorgcentra hebben bijvoorbeeld een stock van beschermkledij en mondmaskers nodig. Ook de architectuur houdt in de toekomst maar beter rekening met de mogelijkheid om besmette en niet-besmette bewoners bij een epidemie gemakkelijk van elkaar te kunnen scheiden.”
“De ouderenzorg heeft behoefte aan een transitie”, vindt Cloet. “Dat was al langer duidelijk. Covid-19 heeft dat wat scherper gesteld. De transitie was voor een stuk al bezig. Mensen gaan pas naar een woon-zorgcentrum als de thuiszorg is uitgeput en de mantelzorger het niet meer aankan, maar ouderenzorg is meer dan het residentiële woon-zorgcentrum. Er zijn ook lokale dienstencentra waar mensen naartoe kunnen voor maaltijden of sociale activiteiten. Er zijn dagcentra om mantelzorgers te ontlasten, er zijn centra voor kortverblijven en je ziet steeds vaker assistentiewoningen die verbonden zijn aan een woon-zorgcentrum. Die concepten moeten wel nog meer ingang vinden.”
De alternatieven voor het klassieke woon-zorgcentrum zijn al langer beschreven, maar nu lijkt er wel een momentum te ontstaan’ Chantal Van Audenhove, KU Leuven
Kleinschaliger
De meeste woon-zorgcentra sturen op een medische logica die ze hebben overgeërfd van de ziekenhuiswereld. Dat komt door een staaltje Belgische loodgieterij van Jean-Luc Dehaene (CD&V). Om de ziekenhuisfactuur te drukken, dokterde hij een nieuwe financiering uit voor de rusthuizen. De bedoeling was dat die minder zieke bewoners zouden doorsturen naar het ziekenhuis. De kosten voor de medische omkadering van een bed in zo’n rust- en verzorgingstehuis bleven ver beneden de kostprijs van een verblijf in het ziekenhuis.
Dat leek aanvankelijk een briljante besparingsoperatie, maar vandaag zet de stijgende zorgbehoevendheid van de bewoners van woon-zorgcentra de betaalbaarheid van de ouderenzorg onder druk. Het gevolg is dat de woon-zorgcentra voortdurend kostenbesparingen zoeken via schaalvergroting. Dat verklaart ook waarom het gemiddelde aantal bedden per woon-zorgcentrum de jongste jaren is toegenomen.
Sinds het coronavirus door de ouderenzorg raast, wint het concept van een kleinschaliger ouderenzorg terrein. Dat is niet nieuw. Er lopen al decennialang experimenten met alternatieve woonvormen voor ouderen. Die hanteren niet de medische ziekenhuislogica, maar zetten in op een huiselijker woonvorm. ‘Kleinschalig genormaliseerd wonen’ is de vakterm. De Wingerd in Leuven en Huis Perrekes in Geel passen het concept al meer dan 35 jaar toe (zie kader Pioniers in kleinschaligheid). Het komt erop neer dat de zorg en het leven van de bewoners worden georganiseerd in de huiselijke context van een normale woning. Zo’n acht residenten wonen samen in één huis, met een handvol vaste begeleiders. Finaal zou die aanpak niet duurder zijn.
Van Audenhove: “Die alternatieven zijn al langer beschreven, maar nu lijkt er wel een momentum te ontstaan. De negatieve beeldvorming die ontstaan is tijdens de crisis, zal de sector en de overheid dwingen de goede praktijken naar voren te schuiven als de norm. Een sterke aansturing, duidelijk leiderschap en een persoonsgerichte visie op de kwaliteit van het leven en de zorg staan daarbij centraal.”
Toch hoeven schaalvergroting en kleinschaligheid niet lijnrecht tegenover elkaar te staan. “Schaalvergroting is een middel om een doorgedreven professionalisering na te streven”, zegt Cloet. “Voor mij is dat iets anders dan een commercialisering. Je kunt perfect een bewoner decentraal benaderen en tegelijk enkele zaken bundelen in de omkadering om schaalvoordelen te genereren.”
Ook Geert Uytterschaut van de vereniging van private woon-zorgcentra vindt kleinschaligheid geen absoluut kwaliteitscriterium. “Een virus houdt geen rekening met kleinschaligheid”, zegt hij. “Er zal altijd behoefte zijn aan de efficiëntiewinst van schaalvoordelen. Kleinschaligheid kan ook passen in een groter geheel.”
Personeelsprobleem
Corona heeft het personeelsprobleem in de ouderenzorg wellicht vergroot. De sector heeft al jaren moeite met het vinden van voldoende verzorgend personeel. De arbeidsomstandigheden zijn nu eenmaal niet zo gunstig. Bovendien is er een imagoprobleem. “En dat is een misvatting”, vindt Van Audenhove. “Het vereist competenties om mensen in hun laatste levensfase en hun familieleden te begeleiden. Het is heel waardevol werk en tegelijk ook teamwerk in goede samenwerking met de thuiszorg en de huisartsen. De beeldvorming zou moeten worden bijgestuurd.”
“Het vinden van voldoende verpleegkundigen blijft een probleem”, zegt ook Uytterschaut. “Daarom hebben we een voorstel gelanceerd om minder verpleegkundigen in de normen voor woon-zorgcentra op te nemen en het vrijgekomen budget te gebruiken om meer mensen met andere diploma’s aan te werven. Op die manier slaan we twee vliegen in één klap. De aanwezige verpleegkundigen kunnen meer focussen op hun verpleegkundige taken, terwijl er meer handen beschikbaar zijn om taken in de gang en de kamer over te nemen. Om gordijnen te openen heb je geen verpleegkundige nodig. Met evenveel budget kunnen we hen vervangen door ander personeel dat de woonomstandigheden verbetert.”
Om gordijnen te openen heb je geen verpleegkundige nodig’ Geert Uytterschaut, Vlozo
Is het dan tijd om het beruchte KB 78, de wet die de taakverdeling tussen de verzorgenden en de verpleegkundigen regelt, open te breken? “Wat ons betreft wel”, zegt Uytterschaut. “Die wet is niet meer aangepast aan de behoefte en de realiteit op het terrein. De herziening van de taken moet deel uitmaken van elke reorganisatie van de ouderenzorg.”
42 duizend 85-plussers komen er in België bij tegen 2030.
Pioniers in kleinschaligheid
“De Wingerd bestaat al veertig jaar en biedt plaats aan 157 mensen”, vertelt Jan Vanwezer, de directeur van De Wingerd. “Dat gebeurt in woningen van acht bewoners. Ik wil niet zeggen dat woon-zorgcentra vandaag geen sterk medisch beleid nodig hebben. Integendeel: de mensen in de ouderenzorg hebben vaak meerdere medische problemen. Maar er is een kwaliteitsparadox in de ouderenzorg. Wij worden gefinancierd op basis van zorgbehoevendheid. Dat zorgt ervoor dat hoe harder je kwaliteit probeert te bieden, hoe meer je financieel wordt gestraft. Iemand langer mobiel houden vraagt bijvoorbeeld extra inspanningen, maar het vermindert de inkomsten omdat de zwaarte van de zorg lager is. In zo’n context is het lastig mensen te blijven motiveren om aan kwaliteit te werken.”
“Ik geloof dat we de komende jaren het pad van een steeds verdere specialisatie in de ouderenzorg moeten verlaten”, zegt Vanwezer. “Er zal natuurlijk altijd wel een soort gespecialiseerde zorg nodig zijn, maar toch geloof ik meer in een buurtgericht zorgmodel.”
Ook Carla Molenberghs, de directeur van Huis Perrekes in Geel, hoopt dat corona tot een denkoefening leidt in de ouderenzorg. Zo’n 35 jaar geleden was ze een van de oprichters van Huis Perrekes. Dat is gericht op mensen met dementie en kiest ook voor een kleinschalige aanpak. “Het huis is ontstaan als reactie op de gemedicaliseerde aanpak”, zegt ze. “We zochten nieuwe concepten waarbij de mens opnieuw in zijn geheel werd gezien. We wilden hem of haar niet beperken tot de zorg die nodig was. We werken vanuit een huis, op mensenmaat en in nauwe samenwerking met de thuiszorg.”
“Covid maakt zichtbaar wat in onze sector al jaren problematisch is”, zegt Molenberghs. “De ziekenhuislogica is dominant in de ouderenzorg en weerspiegelt zich zelfs in de architectuur. In onze visie willen we iedereen een goed leven bieden, zo lang mogelijk. Het is de verantwoordelijkheid van iedereen om op een andere manier naar kwetsbaarheid te kijken. Mensen spreken al snel over ouderdomsziekten en dementie, maar vergeten vaak dat het over moeilijkheden gaat die ons allemaal kunnen overkomen.”
“Het idee dat zo’n aanpak onbetaalbaar zou zijn, is een misvatting”, gaat ze door. “Ons verhaal is gebouwd op nuances en evenwichten. Het is wetenschappelijk onderbouwd. Onze erkenning is dezelfde als die van een ander woon-zorgcentrum, al ijveren we al sinds het begin voor een erkenning op de maat van dit specifieke concept. We krijgen nu dezelfde middelen van de overheid en onze dagprijs is dezelfde als elders. Alleen gaan wij anders met die middelen om. We schrijven voortdurend dossiers om extra middelen te verkrijgen, maar vooral om het concept te verduurzamen. Wij zijn een financieel gezonde vzw met kwalitatief opgeleide mensen die interdisciplinair werken. Zij worden voortdurend gecoacht. We verliezen weinig middelen aan het middenkader en het management.”
Eén jaar corona in België
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier