Filosofe Griet Vandermassen over feminisme: ‘Biologische verschillen tussen mannen en vrouwen worden genegeerd’

GRIET VANDERMASSEN "Vrouwenorganisaties lobbyen nog altijd voor een gelijkheid die op een mannelijke leest is geschoeid." © Karel Duerinckx
Roeland Byl redacteur bij Trends

Naar aanleiding van Internationale Vrouwendag gooit de filosofe Griet Vandermassen een knuppel in het hoenderhok. Ze pleit voor meer aandacht voor de biologische componenten in het feministische discours. ‘Nu worden de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen vooral genegeerd.’

In haar woonkamer in het Gentse Begijnhof is het helder en stil. Veel wit licht. Een verwarde vogel laat van zich horen alsof de lente al in de lucht hangt. Ooit volgde Griet Vandermassen hetzelfde college Duitse letterkunde als ik. Inspirerende lessen, maar met een verschillend resultaat. Ik kwam in de journalistiek terecht. Zij, het intelligente meisje in het zwart, koos voor een bestaan als filosoof en onderzoeker.

De jongste jaren profileert Vandermassen zich in het feministische debat als een aparte stem. Vorig jaar kwam een herwerkte versie van haar boek Dames voor Darwin uit. De rode draad is een verzoeningspoging tussen het feministische discours en de biologie. “Ik merkte dat je in feministische teksten weinig leest over biologie”, vertelt ze. “Meestal wordt ervan uitgegaan dat de verschillen tussen beide seksen vooral sociale constructies zijn. Ik denk dat we daar vanaf moeten. Dan kunnen we tot een meer realistische feministische agenda komen. Een die rekening houdt met de individuele en de biologische sekseverschillen.”

Hoe hoger landen scoren in gendergelijkheid, hoe lager het aantal meisjes dat kiest voor STEM-richtingen

In dit tijdsgewricht is een streven naar meer gelijkheid de norm. De overheid maakt bijvoorbeeld fors promotie voor meer meisjesstudenten in wetenschappelijke richtingen. Is dat een vergissing?

GRIET VANDERMASSEN. “Ook al is het effect van die promotiecampagnes eerder gering, het is zinvol de aandacht te vestigen op de mogelijkheid dat meisjes zo’n studierichting kunnen kiezen. Het aantal studentes in de zogenoemde STEM-richtingen schommelt tussen 10 en 15 procent. Dat is lichtjes meer dan vroeger, maar laten we niet te veel van die campagnes verwachten. Onderzoek heeft overtuigend aangetoond dat de interesses van jongens en meisjes sterk uit elkaar lopen. Zulke campagnes kunnen artificiële barrières wegwerken, voor zover die er nog zijn, maar het heeft weinig zin te dromen van 50 procent meisjes op de ingenieursfaculteit.

“Sinds het begin van de twintigste eeuw tonen studies consequent aan dat jongens overwegend meer zijn gericht op technische objecten, terwijl meisjes overwegend meer sociaal gericht zijn. Dat patroon zien we zowel in landen met sterk traditionele sekserollen als in geëmancipeerde maatschappijen zoals de onze. Bovendien blijkt de kloof min of meer even groot.

“Waar we wel culturele variatie zien, is in de studiekeuze. Het verschil tussen de seksen wordt groter naarmate meisjes meer keuzevrijheid krijgen. Hoe hoger landen scoren in gendergelijkheid, hoe lager het aantal meisjes dat kiest voor STEM-richtingen. Die vaststelling gaat in tegen de algemene verwachting dat onze studiekeuze in grote mate wordt bepaald door culturele verwachtingen en sociale druk.”

Wat is de oorzaak van die paradox?

VANDERMASSEN. “In arme landen móét je wel een technische opleiding kiezen als je een baan wil. In vrije, welvarende landen kunnen meisjes hun eigen interesses volgen. Vanuit de evolutiebiologie kun je verwachten dat vrouwen in verhouding tot mannen een grotere sociale focus hebben en meer op zorg zijn gericht. Zij baren kinderen en leveren daarmee een forse biologische investering in het voortbrengen van nageslacht. Daardoor hebben ze vaak een grotere focus op de overleving van dat nageslacht. Hun hogere zorgzaamheid uit zich ook in de interesse voor zorggerichte beroepen.

“De verklaring voor hun grotere sociale interesse is wellicht dat wij een zogenoemde patrilokale soort zijn. Dat houdt in dat meisjes na hun huwelijk wegtrekken uit hun geboortegroep, terwijl jongens bij hun verwanten blijven wonen. We weten uit genetisch onderzoek dat dit patroon ver tot in de prehistorie teruggaat. Onze vrouwelijke voorouders belandden dus in een groep waar zij en hun kinderen sociaal moesten worden geaccepteerd. Dat was niet vanzelfsprekend, omdat andere vrouwen hen zagen als concurrenten. Daar vloeide een vrouwelijke psychologie uit voort die minder hiërarchisch gericht is dan die van mannen, en meer gericht op samenwerking en het smeden van sociale banden.”

GRIET VANDERMASSEN
GRIET VANDERMASSEN “Vrouwen werken vaak minder uren en in sectoren die minder betalen.”© Karel Duerinckx

Sociologisch lijkt de positie van beide seksen toch te wijzigen? Neem de toenemende aandacht voor de balans tussen werk en gezin.

VANDERMASSEN. “We zijn er absoluut op vooruitgegaan. In de jaren vijftig was de man de kostwinner en bleef de vrouw thuis. Zowel mannen als vrouwen zaten gevangen in rigide rolpatronen. Biologische argumenten werden aangevoerd om vrouwen thuis te houden: het zou hun aard zijn. Feministische denkers, te beginnen met Simone de Beauvoir, hebben zich daarom erg verzet tegen het idee van biologische sekseverschillen. Dat verzet zien we nog altijd, terwijl ik vaststel dat het feministische denken over de werkvloer vrij mannelijk genormeerd blijft. Er wordt te weinig rekening gehouden met een grote groep van de werkende bevolking, namelijk vrouwen. Zij leggen vaak andere prioriteiten voor de balans tussen carrière en gezin.

Uit enquêtes bij deeltijds werkende vrouwen blijkt dat ze vinden dat ze het beste van twee werelden combineren

“Vrouwenorganisaties lobbyen nog altijd voor een gelijkheid die op een mannelijke leest is geschoeid. De focus ligt vooral op de wens om vrouwen meer voltijds te doen werken, hen ambitieuzer te maken en hen meer te laten doorstromen naar de top. Ik vind dat een eenzijdige economische denkwijze. Geld en macht zijn blijkbaar de belangrijkste waarden. Er mag meer waardering komen voor zorgende waarden.

“Het lijkt of vrouwen dan aan het kortste eind trekken. Dat is niet zo. Vrouwen die na de geboorte van een kind deeltijds gaan werken, moeten financieel weliswaar inleveren, maar ze winnen aan levenskwaliteit met hun kind. Uit enquêtes bij deeltijds werkende vrouwen blijkt dat ze vinden dat ze zo het beste van twee werelden combineren.”

Is het dan niet paradoxaal dat vrouwen in hun partnerkeuze juist op zoek zijn naar mannen met status en macht?

VANDERMASSEN. “Toch niet. Mannen en vrouwen hebben geëvolueerde partnervoorkeuren. Uit antropologisch en historisch onderzoek weten we dat een man met een hoge sociale status altijd gezorgd heeft voor hogere overlevingskansen voor de kinderen van een vrouw. Vrouwen met die erfelijke voorkeur lieten dus meer kinderen na, waardoor die voorkeur ingebakken werd in de vrouwelijke seksuele psychologie. Dat is nog altijd zo, ook al is het niet meer nodig in een land met een goede sociale zekerheid. Die intuïtieve aantrekkingskracht blijft.”

De jongste weken staan de media opnieuw vol over de loonkloof tussen mannen en vrouwen. In uw boek verwijst u ze naar de prullenmand. Hoe zit dat?

VANDERMASSEN. “Het hangt ervan af hoe je de loonkloof definieert. Je hoort soms dat een vrouw maar drie kwart van de euro krijgt die een man verdient. Dat geldt enkel als je de totale loonmassa van mannen en vrouwen met elkaar vergelijkt. Dat beeld wordt genuanceerd als je ook diversifieert naar sector en aantal gewerkte uren. Vrouwen werken vaak minder uren en in sectoren die minder betalen. Houd je daar rekening mee, dan is het grootste deel van de loonkloof verklaard.

“Het kleine verschil dat dan nog overblijft, heeft er vooral mee te maken dat vrouwen minder onderhandelen over hun loon en promotie. Dat valt dan weer te verklaren doordat ze meer afkerig staan tegenover risico en vaak andere jobwaarden hebben dan mannen. Mannen zetten relatief meer in op geld verdienen en status. Vrouwen hebben meer interesse in een baan met goede sociale contacten en willen iets doen waarbij ze zich nuttig voelen. Wat natuurlijk niet belet dat in sommige bedrijven wel degelijk discriminatie bestaat.”

Is het glazen plafond ook een mythe?

VANDERMASSEN. “Hoe hoger je op de hiërarchische ladder staat, hoe competitiever de omgeving is. Vrouwen schrikken daar vaker voor terug dan mannen. Dat weten we bijvoorbeeld uit experimenten waarbij proefpersonen een taak moeten uitvoeren in steeds competitievere omstandigheden. Vrouwen trekken zich sneller terug, omdat het hun stress geeft. Bij mannen zie je dat minder. Ze presteren vaak zelfs beter.

“In dezelfde lijn zie je dat vrouwen vaker kiezen voor het statuut van zelfstandige in bijberoep dan mannen, die dat vaker als hoofdberoep gaan doen. Mannen zien het vaak ook grootser en denken sneller aan uitbreiding van hun eenmansbedrijf. Die grotere risicoaversie van vrouwen en de grotere geldingsdrang van mannen zijn goed gedocumenteerd.”

Is dat een hormonale kwestie?

VANDERMASSEN. “Het risicogedrag wel. Dat zie je bijvoorbeeld bij puberjongens. Zodra jongens in de pubertijd komen, worden ze roekelozer. Hoe meer testosteron, hoe meer dat speelt.”

Het glazen plafond is dus een keuze?

VANDERMASSEN. “Topposities zijn vaak heel rigide posities, die weinig flexibiliteit toelaten. Je wordt geacht heel veel uren te werken en voortdurend bereikbaar te zijn. Dat is moeilijk te combineren met een gezin. Je ziet heel wat vrouwen in zo’n competitief klimaat afhaken zodra ze een kind krijgen. Daar is onder meer onderzoek naar gedaan door de Belgische econome Marianne Bertrand van de Universiteit van Chicago. Zij volgde van 1990 tot 2006 een groep van 10.000 MBA-studenten. Bleek dat een jaar na het afstuderen mannen en vrouwen ongeveer evenveel verdienden. Na negen jaar verdienden de mannen 60 procent meer dan de vrouwen. De belangrijkste factor voor dat verschil was de komst van kinderen. Hoe meer kinderen, hoe groter de kloof werd, omdat vrouwen steeds minder uren gingen werken.

“Als belangrijkste motivatie voor hun keuze gaven die vrouwen aan dat ze hun gezin belangrijker vonden en ze het zich financieel konden veroorloven omdat hun partner genoeg verdiende. Je kunt betreuren dat hun intellectuele potentieel onvoldoende wordt benut, maar die vrouwen voelden zich niet ongelukkig met hun keuze.”

Zijn quota voor meer vrouwen in directiecomités dan onzin?

VANDERMASSEN. “In de politieke en ethische besluitvorming ben ik voorstander van quota. Als je weet dat vrouwen over het algemeen andere levenservaringen en andere prioriteiten hebben, zou het volgens mij niet fair zijn hun belangen vooral door mannen te laten verdedigen.

“In het bedrijfsleven en de academische wereld zie ik vooral nadelen aan quota. Je zadelt vrouwen dan op met een stigma. Onderzoek toont dat positieve discriminatie het zelfvertrouwen van werknemers ondermijnt, omdat een werknemer nooit de zekerheid heeft dat ze op basis van haar kwaliteiten is aangeworven. Bovendien zijn quota ook een discriminatie van gekwalificeerde en gemotiveerde mannen.

“Quota zorgen wel voor meer vrouwelijke rolmodellen, maar in het bedrijfsleven lijken mij de nadelen toch groter dan de voordelen. Bovendien is het effect beperkt. In Noorwegen bijvoorbeeld geldt sinds 2006 de verplichting om in de raad van bestuur van beursgenoteerde bedrijven 40 procent vrouwen aan te trekken. Blijkt dat die rolmodellen weinig impact hebben op de lagere regionen: er gaan niet meer vrouwen aan het werk en ze stromen ook niet frequenter door naar het directieniveau.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content