Coronacrisis kan vijandige overnames niet weren

Herman Daems
Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Wallonië en de buurlanden slaan alarm over hun nationale kampioenen. Nu de beurskoersen door de coronacrisis fel zijn gedaald, dreigen buitenlandse overnemers mooie Belgische bedrijven voor een prikje te kunnen overnemen. Moet ook Vlaanderen zijn juwelen afschermen? De Vlaamse zakenelite toont zich een koele minnaar van dat idee. We moeten wél de starters en groeibedrijven koesteren.

Midden april sloeg Olivier de Wasseige alarm in de Franstalige zakenkrant L’Echo. De gedelegeerd bestuurder van de Waalse werkgeversvereniging UWE deed een oproep aan de Waalse regering. Hij is bang voor een golf van vijandige buitenlandse overnames, door de fors gedaalde beurskoersen. De gewestelijke en de federale overheidsvehikels moeten belangen nemen in de Waalse kampioenen. Want als die in buitenlandse handen vallen, verdwijnen hun beslissingscentra naar het buitenland.

Ook in de buurlanden woedt dat debat. In Frankrijk neemt het al sterke protectionisme zo mogelijk nog toe. Midden april lanceerden de Nederlandse regeringspartijen VVD, CDA, D66 en Christen Unie, mét de oppositiepartij PVDA, een initiatief tegen vijandige buitenlandse overnemers en investeerders. Bedrijven in strategische sectoren, zoals de zorg, hoogtechnologische bedrijven, de voeding en infrastructuur, moeten beter worden beschermd.

Geen protectionisme

Vlaanderen blijkt een koele minnaar van beschermingsmechanismes. “We moeten die zogenaamde vijandige buitenlandse overnames nuanceren”, vindt Vlaams minister van Economie Hilde Crevits (CD&V). “Janssen Pharmaceutica staat niet zwakker omdat het deel uitmaakt van een Amerikaanse groep. Het belangrijkste is dat een bedrijf in een buitenlandse groep zich kan blijven ontwikkelen en zich kan integreren in de Vlaamse waardeketens en het Vlaamse onderzoek. Het kan dus niet dat Vlaamse toptechnologie wordt opgekocht en dan in de la verdwijnt. Het bedrijf moet zich kunnen blijven ontwikkelen.”

Minister Crevits benadrukt weliswaar de rol van de investeerdersholdings van de Vlaamse overheid, zoals PMV en LRM. “Die spelen hun verankeringsrol. Ze investeren mee in Vlaamse bedrijven, zodat ondernemers op eigen kracht kunnen blijven groeien in Vlaanderen, en niet verplicht worden tot een verkoop door een gebrek aan groeikapitaal.”

Hans Maertens, de gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse werkgeversvereniging Voka, reageert lauw op de oproep van zijn Waalse collega Olivier de Wasseige: “We moeten vooral het open karakter van de Vlaamse economie behouden. Buitenlandse investeerders zijn verantwoordelijk voor een kwart van de tewerkstelling in de private sector en een derde van de toegevoegde waarde. We mogen niet teruggrijpen naar overdreven protectionistische instrumenten. Overnames blokkeren kan enkel in uitzonderlijke situaties. Als we elke overname eerst moeten screenen, heeft dat een enorme negatieve impact op de aantrekkelijkheid van België als investeringslocatie. Een screening van potentiële overnemers kan enkel als een duidelijke bedreiging voor de openbare orde en de veiligheid kan worden vastgesteld. Uiteraard is het wenselijk dat wij kennisintensieve bedrijven verankeren in Vlaanderen. Zij ontwikkelen technologische toepassingen met een cruciale rol voor de economie van de toekomst. Maar werp geen dam op tegen een overname, want dan krijgen we te veel protectionisme.”

Vechten tegen de bierkaai

Ook Marc Lambotte, de CEO van de technologievereniging Agoria, heeft het moeilijk met protectionisme. “We zijn een klein land, met een kleine economie. We hebben kapitaalinjecties uit het buitenland nodig, ook omdat daar veel meer middelen beschikbaar zijn. Defensiemechanismen werken remmend. Het is uiteraard zonde, als door een verkoop het beslissingscentrum naar het buitenland verschuift. Maar wij zijn zo klein dat we niet anders kunnen, als we onze ondernemingen voort willen ontwikkelen. Een Belgisch bedrijf kan dan wel mooi innoveren, maar het heeft daarom nog niet de noodzakelijke merken- en marktmacht voor een wereldwijde verkoop. Dat is vechten tegen de bierkaai.”

Zakelijk inzicht

Herman Daems, onder meer voorzitter van de bankengroep BNP Paribas Fortis, wil de buitenlandse kansen gaaf houden. “Er zijn in België, en zeker in Vlaanderen, nauwelijks vijandige overnames geweest. Gaan we een probleem oplossen dat in de feiten niet bestaat? Willen we echt bedrijven nationaliseren? Dat kan leiden tot monopolies en slechtere prestaties van de ondernemingen die zogenaamd beschermd werden tegen een overname. Brussels Airport was de slechtste luchthaven van Europa, tot buitenlandse investeerders een participatie konden overnemen van de overheid. Proximus was een drama op het gebied van kwaliteit en service, tot de overheid een deel van haar belang verkocht aan buitenlandse investeerders. De Post werd pas een modern bedrijf, nadat een buitenlandse investeerder in het kapitaal was toegelaten. Vaak hebben de buitenlandse investeerders van die zogenaamde strategische bedrijven moderne bedrijven gemaakt.”

Herman Daems ziet een bijkomend probleem voor de overheid. “Hoe ga je dan te werk? Stel je vooraf een lijst op van ondernemingen of sectoren die strategisch zijn? De overheid heeft dat zakelijke inzicht niet, ze heeft niet de voorspellingskracht en heel weinig mensen die een strategische visie op een bedrijf kunnen ontwikkelen. Wie had zes maanden geleden gedacht dat mondmaskers en beschermende kledij een strategische sector zouden worden?”

Verplicht een beursgang

Een open economie moet vooral veel ruimte geven aan starters en groeibedrijven. In dat segment mag er eventueel wél ondersteuning zijn. “Voor starters en groeibedrijven, kmo’s en zelfstandigen geven we achtergestelde leningen”, meldt minister Crevits. “Zo zorgen we ervoor dat bedrijven die financieel gezond waren vóór de coronacrisis, of starters en groeibedrijven die heel wat financiële investeringen moeten doen in de opstart, tijdelijk extra liquide middelen ter beschikking hebben bij de overbrugging van deze crisis.”

De Vlaamse overheidsholding PMV bracht 250 miljoen euro aan achtergestelde leningen en waarborgen in stelling. “Dat is een goede zaak”, vindt Hans Maertens. “Starters en groeibedrijven verbranden veel cash, en kunnen door de coronacrisis in liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen komen. Daarom is een strikte opvolging van die bedrijven nodig, zodat ze eventueel ook andere financiële middelen vinden. Enkel zo kunnen we vermijden dat een groot deel van die bedrijven failliet gaat of voor een prikje wordt overgenomen door buitenlandse spelers.”

Ook Herman Daems vindt een bepaalde mate van bescherming zinvol. “De overheid kan wel voorwaarden opleggen, om de lokale beslissingsmacht veilig te stellen of te verstevigen. Verstevigen kan niet alleen door de benoeming van enkele bestuurders in de raad van bestuur. Die bestuurders mogen uiteraard niet politiek zijn, want dat leidt alleen maar tot spanning met de buitenlandse overnemer. Je kan het zelfs koppelen aan een aandelenbelang in het bedrijf. Maar die aandeelhouder hoeft niet noodzakelijk de overheid te zijn. Je kan daarvoor een beroep doen op een lokale investeerder of investeerders. Of waarom zouden zelfs niet een beursgang van een deel van de participatie verplichten? Dat laatste wordt vaak in Polen geëist bij een buitenlandse overname. Er is een pragmatische en effectieve aanpak mogelijk voor eventuele buitenlandse overnames.”

Partner Content