Club Brugge naar de beurs: winst op het veld garandeert geen beurswinst

© belga
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

Nu Club Brugge de wind in de zeilen heeft, wil het via de beurs geld ophalen voor een nieuw stadion. Is dat de juiste zet? Beursgenoteerde voetbalclubs hebben niet het beste palmares.

Club Brugge zit in een overwinningsroes. De voetbalclub is op weg naar de landstitel en blaakt van financiële gezondheid. Zowel qua omzet als winst tekent Club een record op met respectievelijk 137 en 24,5 miljoen euro. Het wil van die roes profiteren door via een beursgang nieuw kapitaal op te halen. Het voornaamste doel voor dat vers geld is een nieuw stadion dat het verouderde Jan Breydel moet vervangen.

Club Brugge behoort tot de elite van de Europese voetbalclubs die hun ondernemingswaarde jaar na jaar hebben zien groeien. Volgens de KPMG Football Benchmark is de gemiddelde waarde van de 32 Europese topclubs in de afgelopen vijf jaar met de helft toegenomen. Bovendien zien ze hun inkomsten jaar na jaar aandikken. Van die groei- en winstcijfers wil menig belegger wel mee profiteren.

Maar winnen op het veld en in de boeken betekent nog niet winnen op de beurs. Het verleden van beursgenoteerde voetbalclubs boezemt weinig vertrouwen in. De Stoxx Europe Football-index bestaat uit 22 clubs. Die bestond sinds 1992, maar in juni 2020 heeft indexbouwer Stoxx hem geschrapt. De geschiedenis van de index bevat belangrijke lessen over beursgenoteerde voetbalclubs. Ten eerste, het zijn niet altijd de topclubs die naar de beurs gaan. Slechts tien van de 22 clubs in de index waren terug te vinden in de top 32 van de Football Benchmark van KPMG. Bijkomend zijn de beursgenoteerde clubs lang niet altijd de grootste. Behalve Manchester United, Juventus en Borussia Dortmund vallen ze allemaal buiten de top twintig.

Gouden kalf

In de jaren negentig kwam de grootste beursnoteringsgolf van voetbalclubs op gang. “De beurs was toen het gouden kalf voor veel clubs”, weet Trudo Dejonghe, sporteconoom aan de KU Leuven. “Na het Bosman-arrest kregen de spelers meer macht en stegen hun lonen.” Bovendien moesten veel clubs hun stadions moderniseren. “Ze hadden geld nodig”, vat Dejonghe het samen. Ondertussen is de helft van die clubs al van de beurs gehaald.

“De grote paradox van het beursgenoteerde voetbal is dat de beurs om winst draait, en voetballen om winnen”, merkt Dejonghe op. “Die twee komen niet altijd overeen. Om te winnen trekken clubs betere spelers aan, waardoor hun schulden stijgen.” Indertijd waren de operationele inkomsten van veel clubs kleiner dan hun operationele kosten. “Het waren typische emotieaandelen”, zegt Dejonghe.

De prestatie van de Stoxx Europe Football-index boezemt weinig vertrouwen in. Die is in 1992 gelanceerd op 100 en stond op de laatste dag van zijn notering, 28 augustus 2020, op 116,98. Niet de beste beursprestatie dus. Op zijn piek in 1997 stond de index op 507.

Financial Fair Play

Die beursprestaties zijn geen goede graadmeter voor hoe het er nu aan toe gaat, beweert Andrea Sartori, die de KPMG Football Benchmark leidt. Volgens hem hebben twee zaken de financiële gezondheid van het Europese voetbal een boost gegeven. “Het management van de clubs is de jongste jaren sterk geprofessionaliseerd”, zegt hij. Dat is ook Trudo Dejonghe niet ontgaan. “De kmo-mentaliteit en de Balthasar Boma-voorzitters gaan eruit. Grote clubs worden op een professionele leest geschoeid”, zegt hij.

Een tweede belangrijke factor is de UEFA-regelgeving. “De Financial Fair Play-regels van de UEFA hebben de clubs financiële discipline bijgebracht”, zegt Sartori. Om Europees voetbal te mogen spelen, moeten clubs aantonen dat ze financieel gezond zijn. Een belangrijke eis is dat ze op eigen kracht break-even draaien. Die regels zijn van kracht sinds 2011.

“Die twee zaken, in combinatie met hogere uitzendrechten, hebben voor financieel duurzamere clubs gezorgd, die hun verliezen uit het verleden hebben weggewerkt”, stelt Sartori. “De winstgevendheid van de grootste 32 clubs zegt alles over hoe de sector aan het evolueren is.”

Voor beleggers die daar een graantje van willen meepikken, blijft het probleem de beperkte overlap tussen de clubs in de top 32 en de beursgenoteerde clubs. Wie er zich toch aan waagt, moet aan stockpicking doen. Bepaalde factoren helpen om de financiële en operationele gezondheid van een club correct in te schatten.

Sterk merk

“Voetbalclubs hebben drie operationele inkomstenstromen: uitzendrechten, stadioninkomsten en commerciële inkomsten”, legt Sartori uit. De verhouding tussen die drie verschilt sterk van club tot club en van land tot land.

“Op hun commerciële inkomsten hebben clubs het meeste vat”, zegt Andrea Sartori. “In onze waardering van clubs houden we sterk rekening met hun succes op de sociale media. Dat drukt hun merkwaarde uit”, verklaart hij. “Hoe meer erkenning op de sociale media, hoe sterker het merk. Daarbij kijken we naar het aantal volgers en hoe actief die zijn.”

De top 32 heeft meer dan een miljard volgers op Facebook, Twitter en Instagram. Real Madrid en FC Barcelona scoren het best, met eind 2019 elk bijna 250 miljoen volgers. Manchester United volgt op de derde plaats met 130 miljoen socialemediafans.

Eigen stadion

Een andere inkomensstroom is het stadion. Het is belangrijk of dat eigendom van de club is of niet. “Een eigen stadion versterkt de balans en geeft meer controle over de inkomsten. Zeker als het een modern stadion is dat voldoet aan de verwachtingen van de hedendaagse voetbalfans”, legt Sartori uit. Clubs die spelen in oudere gemeentestadions, zoals AS Roma en Lazio Roma, genereren minder inkomsten dan clubs met een eigen modern stadion, zoals Manchester United, Borussia Dortmund en Olympique Lyonnais.

Behalve het stadion zijn de spelers een belangrijk onderdeel op de balans. “Die staan als een soort immaterieel actief in de boeken”, legt Sartori uit. “Als een club een speler voor 20 miljoen euro koopt met een contract van vijf jaar, schrijft ze die voor 4 miljoen euro per jaar af.” Aan het einde van die periode staat hij dan tegen 0 euro op de balans. “Maar die speler heeft dan nog wel een marktwaarde, afhankelijk van zijn leeftijd en zijn prestaties”, stelt Sartori. Hetzelfde geldt voor spelers die uit de eigen jeugdwerking komen. Waardebeleggers die op zoek zijn naar ondergewaardeerde clubs, doen er dus goed aan na te gaan welke veel spelers tegen 0 euro op de balans hebben staan.

De handel in spelers is een andere belangrijke inkomstenstroom, maar geen operationele. “Sommige clubs, zoals het Portugese Benfica, leven van de handel in spelers en de ontwikkeling van eigen talent”, aldus Sartori.

Veruit de grootste inkomstenbron zijn uitzendrechten, maar daar hebben de clubs weinig vat op. “De Engelse clubs hebben hun inkomsten sterk zien stijgen, omdat de uitzendrechten voor astronomische prijzen zijn verkocht”, stelt Sartori. Die rechten worden om de drie jaar geveild door de voetballiga’s in de verschillende landen. “Die inkomsten worden volgens een verdeelsleutel over de clubs verdeeld”, legt Trudo Dejonghe uit. “Die verschilt echter sterk van land tot land.”

Voor kleinere landen is de impact van het Europese prijzengeld steeds belangrijker geworden. Een deelname aan de Champions League levert clubs al snel 30 tot 35 miljoen euro op. Dat cijfer ligt hoger bij clubs uit de vijf grote Europese competities, maar in kleinere competities zoals de Belgische, maken die Europese miljoenen een veel groter deel uit van het budget. De beursgang en het nieuwe stadion moeten Club Brugge vooral helpen om min of meer break-even te draaien op basis van de andere inkomstenbronnen. Lukt dat, dan levert het Europese voetbal een gevulde oorlogskas op. Die kan worden aangewend om het sportieve succes te bestendigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content