Tom Simonts
Zin en onzin van het koersdoel
Tom Simonts, marktenspecialist van Bolero, houdt niet van koersdoelen. Hij vindt ze een aanfluiting van het waarderingsmodel dat erachter schuilgaat.
Elke week laten we een prominente stem uit de financiële wereld aan het woord. Vandaag: Tom Simonts, marktenspecialist van Bolero.
Nee, ik houd niet van koersdoelen. Ik vind ze intrinsiek een aanfluiting van het waarderingsmodel dat erachter schuilgaat. Dat werd me duidelijk toen iemand me onlangs vroeg “waarom de koersdoelen voor eenzelfde aandeel toch zoveel verschillen, terwijl de analisten allemaal dezelfde informatie hebben.” Omdat er simpelweg geen informatie is. In het beste geval geven bedrijven ietwat richting aan de omzet- en winstverwachtingen voor het huidige jaar en daarmee moeten analisten dan aan het werk. Net dat gefundeerd veronderstellen is hun specifieke metier.
Bondgenoten in hun queeste zijn consulenten, specialisten, sectorstudies en waar mogelijk het bedrijf zelf. Die laatste draagt via (eventuele) feedback een grote verantwoordelijkheid, want wie anders kan de evolutie op langere termijn van de business het meest correct inschatten? Maar het bedrijf is natuurlijk niet loslippig en vaak niet altijd gespeend van het optimisme dat een ondernemer eigen is. De lacune aan informatie maakt dat het bouwen van waarderingsmodellen een intensief, complex en gevoelig proces is, dat voor de belegger dan nog eens noodzakelijkerwijs moet culmineren in dat ene, ongenuanceerde en kwetsbare koersdoel.
Zin en onzin van het koersdoel
En wat moet u dan eigenlijk aan met een koersdoel? Dat mysterieuze cijfer stuurt de beurskoersen, maar wordt zonder noemenswaardige vraag naar duiding doorgeslikt door particuliere en institutionele beleggers. De ongenuanceerdheid van die gretige slikbeweging stoort me, voornamelijk omdat bij een onverwachte koersevolutie de verantwoording als een lege verpakking op tafel blijft liggen. “It’s all fun until someone loses an eye.” En dat oog hangt uit de kas als het koersdoel niet, of vooral niet snel genoeg, wordt bereikt.
Kop van jut is dan de analist of het beurshuis in kwestie, maar enkel en alleen als het mis gaat natuurlijk. Het koersdoel is in wezen gedegradeerd tot variabele schietschijf en dat is intellectueel oneerlijk als de ontstaansgeschiedenis niet meegerekend wordt. Zonde ook, want het cijfertje is naast kwetsbaar ook vooral zielig: het bestaat uit ocharme een, twee, drie of meer digits, terwijl het nochtans geboren wordt uit een complexe veelheid van veronderstellingen, assumpties, keuzes en intensieve informatiesprokkeling. Een minieme, maar opmerkelijk potente pennenstreek, dat eens losgelaten, miljarden aan beurswaarde kan maken of kraken. Het cijfer is zelfs zo weergaloos krachtig dat beleggers de bijsluiter in de vorm van een analistenrapport niet eens lijken te hoeven.
De tegenstelling tussen deze potentie en de impliciete eenvoud intrigeert en frustreert me. Hoewel het koersdoel de exponent van een waarderingsmodel zou moeten zijn, reduceert het de financiële waardering geenszins tot de essentie. Integendeel: het koersdoel staat daar mijlenver van, voornamelijk voor wat betreft zijn tijdshorizon. Het roept mysterie op en schept naar believen vreugde, maar meer nog verwarring. Want wat eens het koersdoel bereikt wordt? Verkopen of wachten tot een analist het liefst fors optrekt, de analyse “in de tijd doorrolt” of simpelweg hogere multiples van sectorgenoten lineair doorrekent. En dan is er nog de fabricatie op biologisch niveau. Die is bijzonder onstabiel, weet u, want het wordt opgekweekt door behoorlijk wispelturige bacteriën. Neem bijvoorbeeld de impact van de bèta. Aan die elusieve marktgevoeligheid kan geen mens een logisch touw aan knopen, maar het leidt wél tot giganteske schommelingen in de waardering. En weet u welke langetermijngroeivoet achter het koersdoel van uw portefeuillelieveling schuilgaat? Frons op voorhand de wenkbrauwen bij een cijfer boven of gelijk aan 2. En als we de huidige 10-jaarsrente gebruiken in de WACC-berekening, dan kan de voltallige beurs vlot 50% hoger. Maar wat is de “juiste” genormaliseerde langetermijnrente in een economie die bij gebrek aan structurele groei blijvend onder zijn potentieel zal blijven presteren? 1%? 1,5%? 2%? Proficiat, u goochelde zonet met misschien wel 40% van de teruggerekende cashflowwaarde! Daarnaast dienen er nog heel wat meer keuzes gemaakt te worden, zoals bijvoorbeeld over de lengte en diepte van de economische cyclus of de impact van variabelen zoals bijvoorbeeld de evolutie bierverbruik per capita.
Al deze assumpties culmineren uiteindelijk via omvangrijke Excel-bestanden in dat ene, mysterieuze richtcijfer. Deze van informatie ontdane boreling, ocharme, heeft daarbovenop slechts een levensverwachting van amper zes maanden. Als u zich afvraagt waarom overnemers van welke slag dan ook bedrijven van de beurs willen plukken, is dat heus niet omdat ze naar koersdoelen kijken. Wel naar de bouwstenen en naar de kwaliteit van de gebruikte materialen. En omdat ze op langere termijn denken. Beste belegger, kijk dus niet naar de analistenbaby in zijn wieg, maar probeer de moeilijker te doorgronden, opgroeiende puber te zien. Of de aantrekkelijke jongedame op ietwat lange termijn. Of hoe koersdoelen vaak zoals een vrouw zijn: mooi om naar te kijken, maar het is de inhoud die ze vooral waardevol maakt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier