Investeren in muziekinstrumenten: de ene viool is de andere niet
De piano uit de jaren tachtig hoort ongetwijfeld tot de slechtste investering van heel wat huisgezinnen. Zoon- of dochterlief speelde er nauwelijks op en nu krijg je zo’n akoestische piano aan de straatstenen niet kwijt. En toch zijn er mensen die geld verdienen aan hun investering in een muziekinstrument.
Net zoals investeren in oldtimers of schilderijen soms loont, kan beleggen in de juiste muziekinstrumenten een aardige cent opleveren. Volgens de Coutts Passion Index, die de gelijknamige Britse private bank sinds 2005 bijhoudt, stegen de prijzen voor zeldzame muziekinstrumenten in ruim een decennium gemiddeld met ongeveer 30 procent. Dat is niet riant, maar beter dan een spaarboekje of sommige obligaties. Een investering in muziekinstrumenten zorgt voor diversiteit en biedt stabiliteit in tijden van crisis.
Maar zo’n investering is onderhevig aan twee belangrijke voorwaarden: een langetermijnperspectief en iemand met kennis van zaken om de juiste instrumenten aan te raden zijn een must. Want niet elke viool of gitaar staat garant voor een klinkend succes. Toch besluit luthier (iemand die snaarinstrumenten maakt en repareert, nvdr) Gert Schrijvers: “Zelfs als je een instrument uit de Franse school ter waarde van 10.000 tot 20.000 euro koopt, kun je op de langere termijn een gezond rendement boeken.”
Vooral strijkinstrumenten
Wie al eens kijkt naar het tv-programma Rijker dan je denkt, weet dat vooral violen en cello’s voor een forse meerwaarde kunnen zorgen. Een enkele keer gaat het over vintage gitaren of een prehistorische synthesizer, maar de getallen waar een gewone sterveling echt van gaat duizelen zijn bijna altijd afkomstig van de klassieke strijkinstrumenten. Stradivarius en Guarneri del Jesu zijn bij de historische strijkinstrumenten de ronkende namen die bedragen tussen 2 en 20 miljoen dollar opleveren.
Uitzonderingen die de hegemonie van de strijkers doorbreken, zijn bijvoorbeeld een piano waarop John Lennon ooit Imagine componeerde of de Fender Stratocaster waarmee Eric Clapton zijn grote successen opnam. De piano bracht 2,1 miljoen dollar op toen George Michael haar in 2000 kocht, terwijl Claptons Strat in 2004 voor 959.500 dollar van eigenaar wisselde. Zonder een bijzondere eigenaar is de waarde van een modern fabrieksinstrument gewoon lager.
De piano waarop John Lennon Imagine heeft gecomponeerd, bracht 2,1 miljoen dollar op.
Er zijn diverse redenen waarom de klassieke strijkinstrumenten – viool, altviool, cello en in mindere mate contrabas – zo begeerd zijn als investering. In Londen wijst Florian Leonhard, een van de wereldwijde referenties in historische strijkinstrumenten, op de kwaliteitsverbetering van strijkinstrumenten. “Goede violen worden beter met de jaren”, zegt hij. “Alle andere instrumenten verslijten. Zelfs een Steinway-piano gaat langzaam achteruit. Je moet de instrumenten restaureren om ze op peil te houden, terwijl een viool verbetert als ze wordt bespeeld.”
Er bestaat al een lange traditie om interessante violen als collectie-instrument te benaderen. Al in de vroege achttiende eeuw was er een eerste instrumentenfonds in Londen. Jan Strick, de expert-luthier van het Brusselse Maison Bernard: “Vanaf 1800 werden al woekerprijzen voor Stradivarius-violen betaald. Daar was vooral een rijke elite melomanen mee bezig. Zo hadden de tsaren van Rusland een grote collectie oude Italiaanse instrumenten uit Cremona.”
“Die verzamelwoede breidt zich nog altijd uit. En die maakt dat de prijzen almaar stijgen. Waarom juist Stradivarius en Guarneri del Jesu? Het is zoals in de schilderkunst: een Picasso kost ook meer dan een Emile Claus. Dat hangt net zo goed samen met het gedrag van verzamelaars als met de intrinsieke kwaliteit van een werk.”
Driehonderd jaar na het eerste instrumentenfonds in Londen is er een wereldwijde, gespecialiseerde markt voor de handel in waardevolle strijkinstrumenten. Daarin spelen dealers en bouwers een sleutelrol, omdat ze muzikanten kunnen koppelen aan investeerders. Het is een beetje als de handel in antiek of kunst. Gert Schrijvers: “Er is een duidelijke parallel met de schilderkunst. Alleen is een instrument veel meer een gebruiksvoorwerp dan een schilderij. De meeste instrumenten hangen niet in een museum, maar worden bespeeld en zijn te horen in concertzalen over de hele wereld.”
Aziatische vraag
Stradivarius bouwde in zijn leven ongeveer duizend strijkinstrumenten. Daarvan zijn er nog 540 in omloop. Zoals altijd heeft schaarste een gunstige invloed op de prijs. Daarom gelden strijkinstrumenten ook als een veilige investering. Florian Leonhard: “Er is een stijgende vraag naar topviolen. Bij mijn weten zijn er een kleine 3000 violen in omloop die meer dan 1 miljoen euro kosten. Dat aantal moet worden gedeeld door een groeiende groep mensen.”
De groeiende vraag in de Aziatische markt speelt daarbij een rol. In de jaren negentig vonden heel wat instrumenten een koper in Japan, later kwam daar interesse uit Taiwan en Zuid-Korea bij. De jongste jaren vertrekken heel wat instrumenten ook naar China. Dat jaagt de prijzen omhoog.
‘Iemand die in een instrument wil investeren, houdt meestal van muziek en bekijkt zijn investering niet als een puur financiële belegging’
“Het nadeel van hogere prijzen is een dalende liquiditeit”, nuanceert Leonhard. Niet iedereen kan een paar miljoen investeren. Voor de echte topinstrumenten wordt de kring van mogelijke kopers klein. Een voorbeeld daarvan is een MacDonald Stradivarius altviool die in 2014 voor 45 miljoen dollar werd aangeboden op een veiling, maar niet verkocht raakte.
De juiste koper vinden en een instrument op het juiste prijsniveau aanbieden, is het werk van een handvol specialisten. Juist omdat het over zoveel geld gaat, wordt alles minutieus nagekeken om verrassingen of vervalsingen te vermijden. “Niet elke Stradivarius is 10 miljoen waard”, zegt Leonhard. “Elke markt heeft ook een andere smaak. Zo is in Azië de blinkende, ongeschonden staat van een viool belangrijker dan in Europa. Hier horen de ouderdomskenmerken bij het historische en antieke karakter van een instrument.”
Blijven strijkinstrumenten dan een veilige investering? “Dat kan niemand voorspellen”, zegt Strick. “Facebook is deze week ook in waarde gekelderd. Zeker is dat topinstrumenten abnormaal duur zijn. Maar daaronder zit een laag interessante instrumenten. Ik doe dit 32 jaar en bij mijn weten heb ik enkel tevreden klanten. Iemand die in een instrument wil investeren, houdt meestal van muziek en bekijkt zijn investering niet als een puur financiële belegging.”
Met vereende krachten
Er zijn naast de historische topstukken ook meer betaalbare historische instrumenten uit de Italiaanse en de Franse school die voor de prijs van pakweg een appartement van eigenaar wisselen. “Voor een relatief moderne Italiaanse viool tussen 100.000 en 200.000 euro is zeker een mooi rendement mogelijk”, zegt Schrijvers. “Ik ben begin jaren negentig met dit vak begonnen. Een eenvoudige cello kostte toen 80.000 frank. In de afgelopen 25 jaar is die prijs gemakkelijk verdrievoudigd.”
Ook een investering in nieuwbouwinstrumenten valt te overwegen. De prijzen variëren fors naargelang de economische context van de bouwer. Zo kan een goede viool van een luthier in Krakau 10.000 euro kosten, terwijl een bouwer in Manhattan voor een gelijkwaardig instrument een veelvoud daarvan kan vragen. Het prijsverschil duidt niet altijd op het kwaliteitsverschil. Bovendien kunnen moderne violen fors in waarde stijgen als ze worden gebruikt door een artiest met faam. Speculatieve marketing beïnvloedt de prijs.
Een langetermijnperspectief en iemand met kennis van zaken om de juiste instrumenten aan te raden zijn een must.
Dat is bij historische instrumenten minder het geval. Al draait het daar dan weer over het logboek van het instrument, de periode van de bouw en de conditie van het instrument. “Wie in de jaren tachtig een Franse viool van Gand & Bernardelle kocht, zou die nu kunnen verkopen voor 25.000 euro”, zegt Strick. “Wie rond dezelfde tijd een exemplaar van Bisiach Leandro had gekocht, zou ongeveer evenveel hebben betaald, maar kan die nu verkopen voor 100.000 euro. Niemand kan dat voorspellen.”
Omdat een instrument aankopen voor muzikanten niet meer vanzelfsprekend is door de aanzienlijke prijzen, worden allerlei constructies opgezet. Voorbeelden zijn het Nederlandse muziekinstrumentenfonds dat met overheidsgeld historische instrumenten aankoopt en uitleent aan muzikanten. Dichter bij huis is er de Stichting Brussels Philharmonic. Het orkest hield die in 2013 samen met Puilaetco Dewaay boven de doopvont. De investeringsmaatschappij PMV en een aantal privé-investeerders brachten 2,7 miljoen bij elkaar voor de aankoop van achttien instrumenten voor de orkestleden (zie kader Stiching Brussels Philharmonic trekt investeerders aan).
Florian Leonhard zette de afgelopen decennia ongeveer vijftig investeringssyndicaten op. “We bieden mensen de kans aandelen te kopen in instrumenten die tien jaar in de handen blijven van muzikanten. Een typische aanleiding is een artiest die een topinstrument nodig heeft, maar daarvoor op zoek moet naar investeerders. Wij zoeken het instrument en de investeerders. Na vijf jaar is er een evaluatie en kunnen de leden van elkaar aandelen kopen of ze aanbieden aan een derde partij. We blijven de muzikant op de eerste plaats zetten. Het filantropische aspect is waardevol en geeft betekenis aan het leven van de investeerders.”
Stichting Brussels Philharmonic trekt investeerders aan
Stichting Brussels Philharmonic is een voorbeeld van alternatieve financiering in de kunstensector. Opgericht in 2013 haalde de stichting 2,7 miljoen euro bij elkaar om achttien instrumenten aan te kopen. Daarvan kwam 500.000 euro van de investeringsmaatschappij PMV. “Het heeft niet alleen de klank van het orkest opgewaardeerd”, zegt intendant Gunther Broucke. “Het heeft de motivatie van onze mensen verhoogd en het helpt ons goede muzikanten aan te trekken.”
Ook de investeerders zijn tevreden met de Italiaanse violen, de Engelse contrabas en die ene Vlaamse parel uit de zeventiende eeuw. In de eerste plaats omdat ze nu van nabij zijn betrokken bij het orkest en hun investering elk concert kunnen opvolgen.
De investeerder krijgt een certificaat en het instrument blijft in het orkest. Na vijf jaar volgt deze zomer een evaluatie van de instrumenten en wordt de marktwaarde van de instrumenten geëvalueerd. Dit najaar volgt dan een tradingronde waarin investeerders hun certificaat te koop kunnen aanbieden. De stichting heeft voorkooprecht. Pas als er geen nieuwe investeerders voor het certificaat worden gevonden, wordt een instrument te koop aangeboden.
De helft van de strijkers bij Brussels Philharmonic speelt nu op een instrument van het fonds. Daarmee nadert de stichting een verzadigingspunt. De organisatie bekijkt of ze tegen het voorjaar 2019 de werking van de stichting kan uitbreiden naar andere orkesten.
Stradivarius bouwde ook gitaren
Wat bestaat voor de klassieke strijkinstrumenten ontwikkelt zich de jongste jaren min of meer voor de akoestische en de klassieke gitaren. Ook daar speelt de evolutie van het hout een rol wanneer een gitaar wordt bespeeld. Al is een gitaar door haar constructie wel gevoeliger voor slijtage.
Er bestaan ook legendarische gitaarbouwers. Er zijn bijvoorbeeld nog een handvol gitaren die Stradivarius heeft gebouwd, maar die zijn niet echt bespeelbaar. Voor een aantal bouwers uit de twintigste eeuw wordt veel geld op tafel gelegd. Die krijgen zonder moeite de status van een investering. Zo zijn er de gitaarmodellen waarop grote gitaristen als Andres Segovia en Julian Bream carrière hebben gemaakt. Voor een Ramirez, een Friederich, een Romanillos of een Hauser betaal je gemakkelijk 30.000 tot 50.000 euro. Daartegenover staat dat 5000 euro volstaat om een mooie, nieuwe, handgemaakte gitaar te kopen. Expert Florian Leonhard ziet een onderscheid met de strijkinstrumenten: “Ik heb de indruk dat er een gitaarmarkt ontstaat, maar ik vraag me af hoe stabiel die is. Als de markt beperkt blijft tot een inner circle van dealers, staat een een dip in de sterren geschreven.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier