De truc met de bruto coupon

Dat bedrijven die een obligatie uitgeven de bruto coupon uitspelen, is een truc om beleggers zand in de ogen te strooien. Het is hoog tijd dat minister Vande Lanotte ingrijpt om de obligatiedronken beleggers te beschermen.

Ook DEME deed vorige week een beroep op de spaarders om zijn activiteiten te financieren. In navolging van bedrijven zoals Kinepolis, Studio 100, Vandemoortele, Omega Pharma, Etex en Roularta gaf de Belgische baggeraar een obligatie uit. Ook die emissie werd wegens groot succes vroegtijdig afgesloten. De succescombinatie lijkt eenvoudig: een wereldberoemde naam in België en een hoge brutocoupon.

Een boutade bij vastgoedinvesteringen is dat er slechts drie dingen belangrijk zijn: de ligging, de ligging en de ligging. Voor obligatiebeleggers kun je dat vertalen in: de hoge brutocoupon, de hoge brutocoupon en de hoge brutocoupon. Andere dingen lijken volkomen onbelangrijk: de kredietwaardigheid, de terugbetaalcapaciteit, de liquiditeit van de emissie, de geboden waarborgen, de kosten en de intekenprijs. Financieel is dat nonsens, maar op het terrein is het een realiteit.

Om die brutocoupon artificieel in de hoogte te jagen, gebruiken veel emittenten de truc van de uitgiftepremie. Voor een DEME-obligatie van 1000 euro moest een belegger 1018,75 euro betalen (101,875%). De coupon bleef zo boven de 4 procent. Fiscaal bekeken is zo’n uitgiftepremie nadelig voor de belegger. De emittent verlaagt de coupon beter met de pro rata van de uitgiftepremie. Zo daalt de belastingdruk voor de belegger, want hij betaalt dan roerende voorheffing op de coupon, en niet op het lagere rendement. Een uitgiftepremie doet het omgekeerde. Ze verhoogt de belastbare basis, waardoor het rendement nog verder daalt. Dom dus.

Maar met zo’n hoge brutocoupon lok je dus veel naïeve beleggers. Je spiegelt hen mooie rendementen voor, die in realiteit niet worden gehaald. Zo biedt de DEME-obligatie een coupon van 4,145 procent. Maar als de uitgiftepremie wordt verrekend, daalt het rendement naar 3,79 procent. Als rekening wordt gehouden met de roerende voorheffing van 25 procent, smelt het rendement weg tot 2,77 procent. En dan moet je eigenlijk ook nog de transactiekosten, het bewaarloon en het beheersloon ervan aftrekken.

Nieuwe benchmark

Er zou dus een nieuwe benchmark voor particuliere beleggers moeten komen. Die zou naar analogie met het JKP (jaarlijks kostenpercentage) voor kredieten het JTNR of ‘jaarlijks terugkerend nettorendement’ kunnen heten. Het is vreemd dat dit besef nog niet is doorgedrongen in tijden dat beleggers worden beschermd via Mifid, transparantie, KIID etcetera. De toezichthouder FSMA wast de handen in onschuld. De prospectus zou al voldoende informatie bevatten over de brutocoupon en het bruto actuarieel rendement. Verder wil hij niet gaan, omdat het nettobedrag kan verschillen naargelang van de obligatiehouder (vennootschap, rechtspersoon of particulier).

Dat soort argumenten is onzin. Het spreekt voor zich dat de Belgische particuliere beleggers moeten worden beschermd. Net zoals voor spaarboekjes moeten ze weten wat hun werkelijke rendement is. En dus zou het een goede zaak zijn dat minister Vande Lanotte ingrijpt om de obligatiedronken beleggers te beschermen. Dat kan door het nettorendement duidelijk, begrijpelijk en eenvormig te afficheren.

Volg de discussie mee op Twitter via @Anton_Rivus.

Anton van Zantbeek, advocaat Rivus

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content