De opmars van de indexfondsen lijkt niet te stoppen

DE INDEXEN STIJGEN Beleggers volgen almaar meer slaafs een beursindex. © get

De indexfondsen zijn in Europa aan een inhaalbeweging bezig. Beleggers beseffen steeds meer dat veel actief beheerde beleggingsfondsen er op lange termijn niet in slagen de index te verslaan. Al houden de obligatiefondsen beter stand.

De opmars van de indexfondsen lijkt voorlopig niet te stoppen. De hoeveelheid geld die de indexfondsen onder beheer hebben, is de voorbije vijf jaar verdubbeld, terwijl de actief beheerde fondsen geld verloren. Dat is deels te danken aan de steunbetuiging van ‘s werelds bekendste actieve belegger: Warren Buffett. Vier jaar geleden kondigde hij aan dat 90 procent van zijn nalatenschap aan zijn echtgenote wordt belegd in een fonds dat de S&P500-index (de vijfhonderd grootste Amerikaanse bedrijven gemeten naar hun beurskapitalisatie) volgt. Ook in Europa winnen indexfondsen aan populariteit, al heeft het continent nog een grote achterstand op de VS.

Indexfondsen kopiëren een index – een aandelen- of een obligatie-index – en rekenen daarvoor fors lagere beheerkosten aan dan de actief beheerde beleggingsfondsen. Op die manier brengen ze voor de beleggers het rendement van de index op. Niet meer, maar ook niet minder. Indexfondsen gebruiken verscheidene technieken om een index te kopiëren. Ze kunnen alle onderliggende aandelen of obligaties kopen (volledige fysieke replicatie), of een representatief deel ervan (optimalisatie). Bij synthetische replicatie sluit het indexfonds een contract af met een tegenpartij, die het rendement van de index uitkeert aan het fonds.

De volledige fysieke replicatie is vrij duur en raadzaam voor gemakkelijk verhandelbare aandelenindexen. Optimalisatie is goedkoper, maar houdt het risico in dat het deel van de index dat wordt gekocht, niet voldoende representatief is voor de hele index. Synthetische replicatie is het goedkoopst, maar houdt het risico in dat de tegenpartij in gebreke blijft. Het is een goede techniek voor nichemarkten waarop weinig wordt verhandeld. De beleggers verkiezen fysieke replicatie: bijna 80 procent van de Europese markt is fysiek, tegenover 20 procent synthetisch (in 2009 was dat nog bijna 50 procent).

De voorbije tien jaar heeft 88,25 procent van de Europese-aandelenfondsen het minder goed gedaan dan de S&P Europe 350-index

Veel indexfondsen zijn beursgenoteerd in de vorm van ETF’s (exchange-traded funds, ook wel trackers genoemd). ETF’s zijn niet beperkt tot indexfondsen. Steeds meer actief beheerde beleggingsfondsen brengen een ETF-variant naar de beurs, die een exacte kopie is van het fonds. Zo kunnen beleggers het fonds de hele dag door op de beurs verhandelen.

Actief passief

Beleggen in indexfondsen is niet hetzelfde als passief beleggen – de zogenoemde buy-and-hold-strategie, waarbij u een actief koopt en het voor de lange termijn bijhoudt. U kunt ook passief beleggen in aandelen of in actief beheerde beleggingsfondsen. Veel beleggers investeren actief in indexfondsen door voortdurend deelbewijzen te kopen en te verkopen. Vooral de opkomst van de gemakkelijk verhandelbare ETF’s heeft dat fenomeen aangemoedigd. Zo houden beleggers de SPDR S&P 500 ETF – de grootste ETF ter wereld – gemiddeld slechts vijftien dagen in hun beleggingsportefeuille. De voorbije jaren is er een wildgroei aan ETF’s, met de opkomst van de zogenaamde smart-beta-ETF’s. Die passen indexen systematisch aan een thema aan – bijvoorbeeld dividendaandelen, value- of groeiaandelen, of aandelen met een lage volatiliteit. Daarvoor rekenen ze wel een hogere vergoeding aan dan gewone trackers.

Bovendien zijn veel actief beheerde beleggingsfondsen zogenoemde closet indexers, beleggingsfondsen die hun referentie-index zo goed als kopiëren en enkel in naam actief worden beheerd, mét een hogere beheersvergoeding. Het hoeft niet te verwonderen dat zulke fondsen niet beter presteren dan een indexfonds.

Minder presteren

De reden voor de groeiende populariteit van indexfondsen is dat steeds meer beleggers ervan overtuigd zijn dat actief beheerde beleggingsfondsen er op lange termijn niet in slagen de index te verslaan. De cijfers lijken hen gelijk te geven: uit statistieken van Standard & Poor’s (S&P) blijkt dat de voorbije vijf jaar bijna drie kwart van alle Europese-aandelenfondsen het minder goed heeft gedaan dan de S&P Europe 350-index. Op tien jaar (inclusief dus de financiële crisis en de crash van 2008-2009) is dat zelfs 88,25 procent. In de Verenigde Staten zijn die cijfers vergelijkbaar (85,82 % op vijf jaar, en 82,87 % op tien jaar).

De cijfers van S&P tonen ook aan dat slechts weinig beleggingsfondsen aan de top blijven. Van de 631 Amerikaanse-aandelenfondsen die in september 2014 bij het kwart van de best presterende fondsen zaten, slaagden slechts 18 erin de daaropvolgende drie jaar in dat voorste peloton te blijven. S&P stelt vast dat hoe langer de periode is waarover de prestatie wordt gemeten, hoe moeilijker het voor actief beheerde fondsen is een goed rendement te blijven halen.

Indexfondsen gaan mee in aandelenzeepbellen

Opvallend is dat de actief beheerde obligatiefondsen het relatief beter doen. Het analistenhuis Morningstar berekende dat de voorbije tien jaar 44,4 procent van de actief beheerde fondsen in dollarobligaties met een middellange looptijd het beter hebben gedaan dan hun referentie-index. Dat percentage is twee tot drie keer hoger dan bij de aandelenfondsen (zie kader Obligatiefondsen zijn de uitzondering).

Een belangrijke verklaring voor de zwakke prestatie van veel actief beheerde fondsen zijn de hoge kosten. Hoe hoger de beheerkosten, hoe moeilijker het wordt beter te doen dan de referentie-index. Actief beheerde fondsen die beleggen in grote Amerikaanse bedrijven rekenen bijvoorbeeld gemiddeld 1 procent beheersvergoeding aan. Vergelijk dat met de 0,04 procent die de Vanguard S&P 500 ETF in rekening brengt, of de 0,07 procent van iShares Core S&P 500 ETF. De druk op actieve fondsbeheerders om hun kosten te verlagen en hun prestaties na aftrek van die kosten te verbeteren, wordt daarom steeds groter.

“De fondsen die wij zien overleven, zijn fondsen met beheerders die lage kosten aanrekenen, in hun eigen fondsen investeren en aandelenposities voor lange tijd aanhouden”, stelt Ben Granjé van Morningstar.

Inefficiënte markt

Een belangrijke kritiek aan het adres van de indexfondsen is dat ze de financiële markten minder efficiënt maken om individuele aandelenkoersen te bepalen. Indexfondsen kopen de hele index en zijn blind voor de koersen van individuele aandelen. De groep beleggers die via haar aan- en verkopen individuele aandelenkoersen stuurt – opwaarts bij goed nieuws, neerwaarts bij slecht nieuws – wordt steeds kleiner naarmate indexbeleggen populairder wordt.

Nu al is vastgesteld dat de correlatie tussen de aandelen in de S&P 500-index is gestegen, terwijl de correlatie tussen de bedrijven in de index en sectorgenoten die niet in de index zitten, is gedaald. De verklaring zou de enorme omvang van de S&P 500-indexfondsen zijn: doordat zoveel beleggers via indexfondsen in de S&P 500-index investeren, bewegen die aandelen steeds meer in groep, los van de rest van de aandelenmarkt.

Het zou een financiële catastrofe zijn als iedereen zou beleggen in indexfondsen

Jack Bogle – de oprichter van Vanguard, een van de grootste leveranciers van ETF’s – zegt dat het een financiële catastrofe zou zijn als iedereen zou beleggen via indexfondsen. Maar volgens hem is de kans nihil dat iedereen dat zal doen. In een recent interview stelde hij dat indexfondsen 23 à 24 procent van de Amerikaanse aandelenmarkt uitmaken. “Dat percentage kan stijgen naar 50 procent, zonder negatieve gevolgen voor het functioneren van de financiële markten”, aldus Bogle. Ook Granjé ziet geen probleem in de populariteit van indexfondsen. “De totale positie in bijvoorbeeld trackers is zeer klein in vergelijking met de activa in gewone beleggingsfondsen, zeker wat de grote indexen betreft”, stelt hij. “Veel geld dat naar trackers stroomt, is bovendien afkomstig van beleggingsfondsen die in wezen ook trackers waren en evengoed de liquiditeit van de financiële markten beperkten.”

Zeepbellen

“Indexbeleggen heeft mogelijk het belangrijke nadeel dat indexen meegaan in aandelenzeepbellen”, stelt Knut Huys, fondsenexpert bij Deutsche Bank. “Het gewicht van populaire aandelen in die indexen neemt toe naarmate de zeepbel wordt opgeblazen. Zo steeg het belang van Japanse aandelen in de MSCI World-index in de jaren tachtig, van TMT-aandelen in de Amerikaanse S&P 500 eind jaren negentig, en van vastgoed en de banken in de aanloop naar de financiële crisis. Als die zeepbellen uiteenspatten, zakken de indexen – en de daaraan verbonden indexfondsen – mee omlaag”, legt Knut Huys uit. “Actieve fondsbeheerders die niet meegaan in de waan van het moment, kunnen een grote meerwaarde betekenen door die zeepbellen te vermijden.”

Daarnaast ziet Huys een rol voor actieve beheerders van gemengde fondsen, die in ruil voor hun beheersvergoeding het geld van beleggers toewijzen aan verschillende activaklassen – zoals aandelen en obligaties – en voor fondsen die een regelmatig inkomen uitkeren. Daarom pleit hij voor een combinatie van actieve en passieve fondsen. Dat indexfondsen de closet indexers uit de markt aan het jagen zijn, vindt hij een goede zaak.

Vijf tips voor beleggers in ETF’s

1. Kies breed gediversifieerde aandelen- of obligatie-indexen die passen bij uw beleggersprofiel

2. Ga het aanbod van ETF’s na op de markt (de grootste leveranciers zijn Vanguard en iShares)

3. Ga na hoe die ETF’s de indexen kopiëren en hoe goed ze de prestatie van de index volgen

4. Kies voor goed verhandelbare indexfondsen (check het dagelijkse handelsvolume).

5. Vergelijk de beheerkosten van de ETF’s

Obligatiefondsen zijn de uitzondering

Dat actief beheerde obligatiefondsen beter presteren tegenover hun referentie-index dan aandelenfondsen heeft mogelijke verklaringen. Zo hakken de hogere transactiekosten op de obligatiemarkten dieper in op het rendement. De hoge transactiekosten maken het voor obligatiefondsen duurder om een index te kopiëren.

Obligatie-indexen veranderen ook veel meer van samenstelling door de vele vervaldagen en nieuwe obligatie-uitgiftes. Zo wijst Ravi Mattu van de vermogensbeheerder Pimco erop dat de voorbije drie jaar elk jaar 40 procent van de samenstelling van de Bloomberg Barclays US Aggregate Bond Index is veranderd, tegenover amper 4 procent voor de S&P 500 in het voorbije jaar. Indexfondsen zien zich dus verplicht veel te handelen in obligaties, waardoor de transactiekosten snel oplopen. “Actieve fondsbeheerders kunnen veel selectiever te werk gaan en zo hun transactiekosten lager houden”, aldus Mattu.

Volgens Knut Huys van Deutsche Bank is de gemiddeld lagere beheersvergoeding van actief beheerde obligatiefondsen tegenover die van aandelenfondsen een oorzaak voor de relatief betere prestatie. Het verschil met de beheersvergoeding van de indexfondsen is kleiner.

Mattu wijst er ook op dat obligatie-indexen worden gedomineerd door bedrijven die veel lenen. Dat zijn niet noodzakelijk de gezondste bedrijven. Actieve beheerders kunnen het gewicht van die bedrijven of overheden lager houden en verliezen vermijden als die uitgevers in de problemen raken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content