Of er een zeepbel is in AI-aandelen, Amerikaanse aandelen of zelfs de hele beurs, zal nog moeten blijken. Maar zeepbelalarmen, terecht of onterecht, zijn een slecht signaal voor beleggers om op te handelen.
De beursblog van twee weken geleden lokte wat reacties uit – instemmende, ontkennende, meesmuilende en grommende. Redenen genoeg om er nog wat op door te gaan.
Het zeepbelargument van twee weken terug spitste zich toe op het AI-gehalte van de beurs, en vooral op de private bedrijven, waarvan OpenAI het beste voorbeeld is. Ook de strategen van Flossbach von Storch is niet ontgaan dat het financiële plaatje daar niet klopt zonder dat er nog tal van kapitaalverhogingen of schulduitgiftes moeten gebeuren.

Wat ontbreekt om te voorkomen dat het AI-sprookje in een horrorverhaal verandert, zijn klanten die bereid zijn voldoende te betalen om het financiële plaatje voor bedrijven als OpenAI te laten kloppen.

Een andere zaak zijn de grote techbedrijven die hun wagonnetje ook aan AI hebben gehangen. Hun treinen bevatten nog veel andere dienstwagens, die zullen blijven voortdenderen, ook als de AI-beloftes hete lucht zouden blijken.
In dat opzicht gaat de vergelijking met de internetzeepbel in 2000 niet op, althans niet voor de beursgenoteerde bedrijven. De zeepbel is zich deze keer misschien meer in de private AI-markt aan het opblazen, terwijl de beursgenoteerde techbedrijven deze keer tegen ‘meer aanvaardbare’ waarderingen noteren.

Volgens anderen is de hele Amerikaanse beurs dan weer een zeepbel. Zelfs Fed-voorzitter Jerome Powell spreekt van een “fairly highly valued market“, waarop finance professor Aswath Damodaran, de nuchterheid zelve, wijst op de tegenstrijdigheid van die uitspraak. De markt is ofwel fairly priced ofwel highly priced.
Alle woordspelingen ten spijt, ook Damodaran wijst op de pittige waarderingen van Amerikaanse aandelen. Volgens hem zijn er vijf manieren om te bepalen of de beurs duur is of niet – van heel eenvoudig tot heel verfijnd. Bij alle vijf is de Amerikaanse beurs lichtjes tot stevig overgewaardeerd. Hoe eenvoudiger de waarderingsredenering, hoe steviger de overwaardering.
Volgens zijn meest geavanceerde berekening zou de S&P 500 eind september 5.940 punten waard zijn, of 12 procent lager dan het huidige koersniveau.
Tegelijk waarschuwt hij beleggers ervoor om te veel te handelen naar die tekenen van overwaardering. Hij gooit er allerlei modellen en berekeningen tegenaan om erachter te komen of er een ultieme waarderingsmethode bestaat om de markt te timen en hogere rendementen te halen dan een scenario waarin je gewoon belegd blijft. Die is er niet.
Hij wijst er ook nog op dat centrale bankiers niet de beste zijn om waarderingsadvies te geven. In 1996 sprak voormalig Fed-voorzitter Alan Greenspan van “irrational exuberance” op de beurs. Beleggers die toen alles verkochten, zijn in de jaren daarna 155 procent rendement misgelopen.

Hetzelfde geldt voor het concentratie-argument. De Amerikaanse beurs is nog nooit zo geconcentreerd geweest. In 2022 waren de Magnificent Seven goed voor 18 procent van de S&P 500, nu is dat al 30 procent. In de tijd van de internetzeepbel maakte de top tien van de beursbedrijven 34 procent van het Amerikaanse bbp uit, nu is dat meer dan het dubbele, met 77 procent. Volgens sommigen is dat het teken voor beleggers om zo snel mogelijk hun biezen te pakken. Maar ook daarover kwamen onderzoekers van MIT onlangs met een onderzoek waaruit geen enkel verband bleek te zijn tussen marktconcentratie, risico en rendement.
Rustig blijven meesurfen – op een zeepbel of niet – lijkt de boodschap.