Beleggen of niet? Dat is de vraag

© dinoillustrations.com
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Donald Trump en Xi Jinping kunnen de wereldhandel spaken in de wielen steken. De Britten kunnen de sfeer op de Europese beurzen verpesten als ze zonder handelsakkoord uit de Europese Unie stappen. De centrale bankiers kunnen een faux pas doen. Waar er risico’s zijn, zijn er ook kansen voor beleggers.

De Nederlandse vermogensbeheerder Robeco maakt sinds 2011 elk jaar een vooruitblik op de middellange termijn. “Als je bijvoorbeeld naar de zakenzender CNBC kijkt, dan krijg je beleggingstips voor de heel korte termijn”, zegt Jaap Hoek, portefeuillestrateeg van Robeco. “De meeste vermogensbeheerders en banken geven vooruitzichten voor het komende jaar of de komende zes maanden, omdat hun klanten daarom vragen. Onze klanten zijn onder meer pensioenfondsen, die behoefte hebben aan een blik die verder kijkt dan het komende jaar.”

Beleggen of niet? Dat is de vraag

Ook kleine beleggers doen er goed aan een horizon van vijf tot tien jaar te hanteren. Op korte termijn is er heel wat onzekerheid over de afloop van de brexit, de handelsoorlog, enzovoort. Van het ene been op het andere springen kost rendement. Te veel handelen is een van de meest gemaakte fouten van beleggers. Met elke aan- en verkoop gaan kosten en belastingen gepaard, die een deel van het rendement opeten.

We legden aan strategen en economen de vraag voor of de beleggers er spijt van zullen krijgen als ze vandaag beleggen voor de komende vijf tot tien jaar. Zij vinden unaniem dat de beleggers vooral moeten blijven beleggen, maar er wel goed aan doen hun verwachtingen voor het rendement ietwat naar beneden bij te stellen. Welke factoren zullen het rendement bepalen? Waarin moeten beleggers hun geld stoppen?

1. Komt er een einde aan de handelsoorlog?

Een belangrijke reden voor de afkoeling van de economie en de vertraging van de investeringen is de onzekerheid over het handelsconflict. “Stel dat Donald Trump en Xi Jinping elkaar morgen huilend in de armen vallen, dan krijg je een heel ander economisch klimaat”, zegt Luc Aben, hoofdeconoom van Van Lanschot Bankiers. “Ik verwacht op korte termijn wel een cosmetische, tijdelijke deal, maar geen structurele oplossing. We zullen volgend jaar wellicht niet de polonaise dansen, maar 2020 hoeft ook geen dramatisch slecht jaar te worden.”

Voor econome Simona Mocuta van State Street Global Advisors is de handelsoorlog “not just a Trump thing“. “Eender wie de nieuwe president wordt in de Verenigde Staten: de komende jaren gaat dit verhaal nog voort. Het zou zelfs kunnen dat iemand als de Democratische kandidaat Elizabeth Warren de mensenrechten erbij betrekt, en dan zijn we nog verder van huis. De stijl of de toon van de discussie kan wel veranderen.”

Dat zou al positief zijn, want de onvoorspelbaarheid van het handelsgeschil weegt meer op de economische groei dan de tarieven. “Niet de handelstarieven doen de bedrijven investeringen uitstellen, maar de onzekerheid over het verdere verloop van de handelsoorlog. Tarieven op 250 miljard dollar aan producten is niet zoveel”, stelt Simona Mocuta.

Simona Mocuta is ervan overtuigd dat de handelsoorlog om meer dan handel draait. “Sinds China in 2001 lid werd van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is zijn aandeel in de wereldwijde export van goederen exponentieel gegroeid. China heeft Japan en de Verenigde Staten op dat vlak ingehaald. Het gaat om het Amerikaanse handelstekort met China, maar ook om wat ermee gefinancierd wordt. Twintig jaar geleden besteedden de Chinezen aan hun leger een fractie van wat de Amerikanen spendeerden. Vandaag gaat het Chinese militaire budget richting 40 procent van het Amerikaanse budget. Ultiem gaat het dus ook om werelddominantie.”

Europa en de groeilanden zijn de grootste slachtoffers in de handelsoorlog. Jaap Hoek meent echter dat Europa op lange termijn zelfs kan profiteren van het handelsconflict. “Europa is op korte termijn heel kwetsbaar voor de stilvallende vraag. Voor China is Europa echter een interessante markt en partner aan het worden. Stel dat een Chinees bedrijf wil investeren, dan zal het dat eerder in Europa doen dan in de Verenigde Staten.”

2. Is een economische crisis te vermijden?

De strategen van Robeco draaien niet rond de pot en zeggen dat een recessie ergens in de komende vijf jaar onvermijdelijk is. Of die economische crisis volgend jaar toeslaat of het jaar daarna, valt minder gemakkelijk te voorspellen. “De kans dat er binnen dit en vijf jaar een recessie komt, is natuurlijk groot”, vindt ook Luc Aben. “In de Verenigde Staten hebben we een heel lange periode van aanhoudende groei achter de rug. Een technische recessie – twee kwartalen van negatieve groei – zit in de kaarten op middellange termijn.”

Aben vindt dat beleggers een bijna-pavloviaanse reflex hebben om bij het woord recessie te denken aan wat tien jaar geleden gebeurde. “Een recessie hoeft niet zo dramatisch te zijn”, nuanceert hij. Ook de specialisten van State Street Global Advisors hebben niet zo’n schrik van het R-woord. “Je zal altijd cyclische ups en downs hebben, maar is dat het belangrijkste voor beleggers? Duitsland zit nu dicht bij een technische recessie, maar ik beleg liever in de grootste economie van de eurozone dan in een land als Italië dat er niet in slaagt zijn gigantische schuldenberg te verkleinen”, zegt Simona Mocuta.

“Er is bovendien een groot verschil tussen de industrie en de dienstensector”, merkt de econome op. “De industrie zit in een crisis, maar de dienstensector doet het nog altijd goed en houdt veel beter stand dan bij verzwakkingen van de industrie in vorige economische cycli. Zelfs in een industrieland als Duitsland maakt de industrie nog maar 22 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uit. We zien bovendien vroege signalen dat de crisis in de industrie stilaan haar bodem heeft bereikt.”

Jan Vergote, de hoofdstrateeg van Belfius, zegt dat vooral de consument de economie recht houdt, dankzij een stijgende koopkracht en de blijvende aangroei van jobs. Ook Simona Mocuta vindt dat het goed gaat op de arbeidsmarkt. “We hebben een ongelooflijk lage werkloosheidsgraad in de Verenigde Staten, maar ook elders in de wereld zijn de arbeidsmarkten krap. De werknemers zijn niet bang om ontslag te nemen en werk te zoeken. De werkgevers klagen dat ze vacatures niet ingevuld krijgen. De lonen stijgen nauwelijks, dus er is bijna geen looninflatie”.

Volgens de econome is het tempo van de jobcreatie wel nog altijd voldoende om de economie te doen groeien. “De groei van de werkgelegenheid is nog altijd positief, maar de schwung is er wat uit”, zegt ook Luc Aben. “De consumentenbestedingen in de eurozone kunnen desondanks nog wel een procentje op jaarbasis toenemen. Dan kan je nog altijd economische groei zien.”

Voor Jan Vergote kan een harde brexit een aanleiding zijn voor een recessie in de eurozone of het Verenigd Koninkrijk, maar hij verwacht dat de handelsstromen zich weer herstellen op lange termijn en ziet weinig aanleidingen voor een wereldwijde schuldencrisis. “Ik kan het woord brexit bijna niet meer horen”, reageert Luc Aben. De saga sleept al zo lang aan dat vermogensbeheerders zich niet meer aan voorspellingen wagen. Het is echter duidelijk dat een exit van het VK uit de Europese Unie zonder handelsakkoord de Europese en vooral de Britse economie schade zal toebrengen.

3. Zullen de overheden de rol van de centrale banken overnemen?

Robeco-strateeg Peter van der Welle poneert dat het reactievermogen van de centrale banken veel kleiner is dan bij vorige recessies. “De Amerikaanse centrale bank heeft na economische expansies in de naoorlogse periode de beleidsrente met gemiddeld 400 tot 600 basispunten verlaagd. Die mogelijkheid heeft ze nu niet, want de beleidsrente van de Fed stond begin dit jaar nog maar op 2,25 à 2,5 procent, en nu op 1,5 tot 1,75 procent. Bij de Europese Centrale Bank (ECB) staat de rente zelfs op nul. Ze kunnen wel nog niet-conventionele maatregelen nemen om de rente verder te drukken, maar vooral voor de ECB wordt dat complexer en bots je op allerlei wettelijke limieten. Je kan je afvragen of de meerwaarde van die maatregelen groot genoeg is.” Bovendien begint het beleid van de ECB pijn te doen bij de spaarders die geen rente meer verdienen op hun spaargeld en bij de banken, waar de winstgevendheid onder druk staat.

“De bal ligt steeds meer in het kamp van de overheden”, zegt Jaap Hoek. “Zij moeten optreden in het geval van een globale recessie. De overheden hebben wel nog budgettaire ruimte, vooral in Noord-Europa. In de VS en China is er veel minder ruimte.” Luc Aben legt zijn boontjes voorlopig nog niet te week op grote overheidsuitgaven. “Er wordt heel veel gesproken over budgettaire impulsen, maar voorlopig zit het er niet in. In Duitsland en Nederland zou het bijvoorbeeld kunnen. Zij hebben de budgettaire ruimte. Maar als je hun begrotingsplannen ziet, dan vind je daarin geen noemenswaardige overheidsstimuli. De rentelasten zijn heel erg laag en met een beetje creativiteit kunnen ook andere landen het geld laten rollen. Maar er moet waarschijnlijk eerst nog iets erg gebeuren voor sommige lidstaten van de EU die financiële ruimte gebruiken.”

De overheden die kunnen, willen niet, en diegene die willen, kunnen niet. Van der Welle: “Het is niet omdat er ruimte is dat ze snel zal gebruikt worden. In Nederland en Duitsland staan de beleidsmakers niet te springen om de Maastricht-normen op te rekken. De ECB kan voor andere landen wel wat tijd kopen door de rente lang laag te houden. Een schuldgraad van meer dan 130 procent van het bruto binnenlands product, zoals in Italië, hoeft dan niet per se een probleem te zijn. Zelfs voor de Zuid-Europese landen is er dan nog wel wat manoeuvreerruimte.”

Jaap Hoek geeft toe dat de overheden in Europa nog in een dwangbuis zitten, maar hij gelooft dat de druk door de economische tegenwind op een bepaald moment zo hoog zal oplopen dat de Europese Commissie de begrotingsnormen zal laten vieren. “In Duitsland kunnen er na de verkiezingen zaken in beweging komen. Met Christine Lagarde als voorzitter van de ECB zitten we ook goed als er gelobbyd moet worden bij de overheden voor budgettaire stimuli. In de VS zien we dat alle registers open gaan als het economische klimaat wat verslechtert. Zien we die sprong naar een budgettair beleid in Europa? We denken dat het in de komende vijf jaar zal gebeuren.”

Simona Mocuta voegt eraan toe dat het niet voldoende is dat Duitsland bijvoorbeeld in Duitsland gaat investeren. “Europa moet een beter systeem opzetten om institutionele beleggingen in infrastructuur over de grenzen heen gemakkelijker te maken.”

4. Hebben obligaties nog nut in de portefeuille van een kleine belegger?

“Beleggers stoppen bijna de helft van hun geld – zo’n 49 procent – in allerhande obligaties”, zegt Gaurav Mallik, chef portefeuillestrategie van de Amerikaanse vermogensbeheerder State Street Global Advisors. “Als je wil beleggen zoals iedereen belegt, dan is dat je vertrekpunt.”

Overheidsobligaties nemen de bulk voor hun rekening, terwijl beleggers slechts 1 procent van hun middelen investeren in hoogrentende obligaties, uitgegeven door bedrijven die minder goede kredietscores kunnen voorleggen. Die laatste soort obligaties noemen beleggers ook wel eens laatdunkend rommelobligaties.

Met een spaarboekje dat minimaal 0,11 procent opbrengt, is het voor particuliere beleggers minder voor de hand liggend om obligaties te kopen met 0 procent rendement. Luc Aben vindt het nog altijd belangrijk om te blijven beleggen in obligaties. “Minder dan vroeger, maar we gaan niet rücksichtslos afscheid nemen van obligaties. We zeggen al drie jaar dat de rente niet meer kan zakken, maar ze zakt nog altijd. Het afgelopen jaar hebben zowel obligaties als aandelen fors bijgedragen aan het rendement van gemengde beleggingsportefeuilles. Als er straks een zware recessie komt – wat we niet verwachten maar wat je ook niet helemaal kan uitsluiten – dan duikt de Belgische tienjaarsrente binnen de kortste keren weer stevig onder nul. Beleggers leggen het beste niet alle eieren in één mand.”

Ook Jan Vergote vindt dat obligaties een buffer vormen tegen grote schommelingen op de aandelenmarkten. “Staats- en bedrijfsobligaties zijn zeer duur, de verwachte rendementen beperkt of zelfs negatief, maar toch kunnen obligaties een crash op de financiële markten verzachten.”

Op de vraag waar obligatiebeleggers nog wat rendement kunnen zoeken, antwoordt Luc Aben: bedrijfsobligaties en obligaties uitgegeven door groeilanden. “We gooien overheidsobligaties niet volledig uit de portefeuille, maar we beleggen er wel minder in. De rendementen van bedrijfsobligaties zijn niet om van te likkebaarden, maar ze leveren toch snel 1 of 1,5 procent meer rendement op. De overheidsfinanciën van heel wat groeilanden zijn gezonder geworden. We bespelen de groeilanden via obligaties en via aandelen. Dollarobligaties uitgegeven door groeilanden bieden soms 5 à 6 procent. Beschouw deze obligaties als iets tussen aandelen en ‘veilige’ overheidsobligaties. Wij verkiezen ook obligaties van groeilanden boven hoogrentende obligaties van ondernemingen met een slechtere kredietscore.”

De professionele portefeuille- of fondsbeheerders grijpen actief in de obligatieportefeuilles in. “We spelen in op renteverschillen die groter of kleiner worden. Dat is veel moeilijker voor een particulier”, merkt Luc Aben op. Jan Vergote verwijst beleggers door naar flexibele obligatiefondsen, die in alle mogelijke obligatiecategorieën beleggen.

5. Moeten we tevreden zijn met minder rendement op aandelen?

Ondanks het recessiegevaar verwachten Jaap Hoek en Peter van der Welle dat aandelen uit de industrielanden een rendement van 3,25 procent per jaar gemiddeld zullen neerzetten in de periode 2020-2024. Voor aandelen uit de groeilanden verwachten zij een gemiddelde jaarreturn van 3,75 procent. “Het rendement van aandelen zal in absolute termen de komende vijf jaar lager uitvallen dan het historische gemiddelde, maar dat komt door de lage rente en niet door de risicopremie. In relatieve termen – dus ten opzichte van cash of kortlopende obligaties – verwachten wij wel een normaal rendement van aandelen. Waarom beleggen mensen in aandelen? Omdat ze meer rendement willen dan met een spaarboekje en of obligaties. Het heeft in die zin nog altijd zin om in aandelen te beleggen.”

Beleggers riskeren niet echt beloond te worden voor het risico dat ze nemen met aandelen uit de groeilanden. “Veel beleggers zullen hun geld terughalen uit de groeilanden als het economisch tegenzit. Wij verwachten ook geen fantastische oplossing voor het handelsconflict. Het sluimerende protectionisme is geen goede zaak voor de groeilanden”, zegt Jaap Hoek.

Luc Aben denkt niet dat beleggers per se minder reëel rendement zullen realiseren met aandelen. “Wij maken voorspellingen voor de lange termijn op basis van de verwachte economische groei en de waarderingen van activa. Wat zijn de dividendrendementen en de koers-winstverhoudingen van aandelen? Welke winstmarges voorspellen de bedrijven? Enzovoort. De gemiddelde koers-winstverhouding van 13 à 14 is niet uitzonderlijk voor Europese aandelen. Op basis daarvan verwachten wij voor Europese aandelen op de lange termijn een rendement van 5,5 procent. Dat is iets lager dan de traditionele verwachtingen, maar de inflatie is ook lager dan vroeger. Het reële rendement verwachten wij dus in lijn met het historische gemiddelde. Voor aandelen uit de Verenigde Staten verwachten we op de lange termijn iets minder dan 3,5 procent rendement, en voor Azië iets meer dan 6 procent.” Een winstgroei van 5 à 7 procent volstaat volgens Luc Aben bij de bedrijven om als belegger mooie rendementen te halen met aandelen de komende jaren.

Jan Vergote zit op dezelfde lijn. Hij noemt aandelen “een must”. Hij verwacht op lange termijn 6 à 6,5 procent rendement voor Europese aandelen. Zijn verwachtingen voor de VS en Japan liggen iets lager en voor de groeilanden en het Verenigd Koninkrijk mikt hij wat hoger. “Markttiming is geen goed idee”, benadrukt Jan Vergote. “Dat werkt niet. In meerdere studies is bewezen dat het missen van hoogdagen op de beurzen het rendement op lange termijn compleet onderuit haalt. In de huidige context is een goede diversificatie meer dan ooit aangeraden. Verdeel beleggingen in aandelen over alle regio’s en sectoren.”

Voor Gaurav Mallik is het ook duidelijk dat beleggers aan de vooravond van 2020 nog altijd risico moeten nemen om rendement te realiseren. “Voor aandelen zal het rendement moeten komen van een winststijging. Voor bedrijven uit de Verenigde Staten is het risico op teleurstelling bij de publicatie van resultaten het kleinste. In Europa en de groeilanden zijn er meer risico’s, maar het potentieel is veel groter. Daarom houden we cash aan de zijlijn klaar. Als we bijvoorbeeld de bevestiging krijgen dat Europa zijn problemen aanpakt en/of dat in de crisis van de industrie het ergste achter de rug is, dan kunnen we meer geld in Europese aandelen investeren.”

Voor beleggers die hun rekeningen in euro betalen, is het toch een beetje opletten geblazen met het valutarisico. “We zijn zelf ook wel wat voorzichtiger geworden met Europese aandelen”, zegt Luc Aben. “De handelsoorlog raakt vooral Europa en de groeilanden.” Maar toch vindt hij dat beleggers in Europa niet al hun geld in Amerikaanse aandelen moeten stoppen, omdat grote schommelingen van de dollar versus de euro het rendement in euro kunnen beïnvloeden. “Er zijn al voldoende risico’s gemoeid met beleggen in aandelen”, vindt hij.

Zijn er alternatieven voor aandelen, obligaties of cash?

Voor Luc Aben zijn de alternatieven dun gezaaid. “Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ik wil beleggen in grondstoffen zoals olie. Vaten olie kopen, is niet handig. Als particulier kun je enkel via afgeleide producten in grondstoffen beleggen. Het uiteindelijke rendement van die producten heeft vaak niets te maken met de prijsbeweging van de betrokken grondstof. Je moet de markt en de prijsvorming van oliefutures al heel goed begrepen om daar geld mee te verdienen. Je kunt volgens mij gemakkelijker inspelen op een verwachte stijging van de olieprijs door in aandelen van een olieproducent te beleggen.”

Jan Vergote wijst er ook op dat de meeste grondstoffenprijzen afhankelijk zijn van de Chinese groei, en die is vandaag aan de lage kant. “Daardoor is er een overaanbod van bijvoorbeeld ijzererts en olie. Enkel een stevig economisch herstel maakt grondstoffen potentieel interessant.”

Sommige beleggers zien in goud een bescherming tegen een apocalyps, Luc Aben niet. “Financiële activa waardeer je op basis van de cashflows. Goud levert geen inkomsten op. Goud biedt geen rente en als Amerikaanse overheidsobligaties nauwelijks meer rente bieden, dan komt goud in het vizier. We zien de Amerikaanse reële rente niet onmiddellijk verder dalen en dus zien we ook weinig triggers voor goud op dit moment.”

Gaurav Mallik ziet dat enigszins anders. “Goud biedt een bescherming tegen de geopolitieke risico’s. Een tactische positie van 2 à 3 procent in goud lijkt aangewezen. De prijs van het edelmetaal gaat zijn eigen weg en fluctueert niet samen met de prijzen van aandelen of grondstoffen. Dat is een voordeel als de beurzen naar beneden stuiteren.”

Van vastgoed wordt weleens gezegd dat het de grootste concurrent is van de vermogensbeheerders. Jan Vergote vindt dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen fysiek en papieren vastgoed. “Vastgoedaandelen horen thuis in een goed gespreide aandelenportefeuille. Het rendement van vastgoedaandelen evenaart dat van andere aandelen op lange termijn. Huizen of appartementen kopen, is een daarentegen persoonlijke beslissing en het rendement hangt van veel factoren af zoals de locatie, het risico op leegstand, de belasting op basis van het kadastraal inkomen, enzovoort.”

Luc Aben merkt op dat mensen graag iets tastbaar zoals vastgoed bezitten en liever niet de dagelijkse prijsschommelingen van aandelen zien. “Ook hier zeg ik: spreiding. Vaak investeren mensen in een of enkele panden, in de buurt van mekaar. Het volstaat dat Vlaanderen een gewestplan hertekent en je boekt een minwaarde op je panden. Wij beleggen ook in vastgoed voor de klanten, via beursgenoteerde vastgoedgroepen. We kunnen morgen weer uit dat vastgoed stappen, terwijl het vastgoed in eigendom van particulieren niet liquide is. Vaak bieden die vastgoedaandelen ook hogere nettorendementen dan fysiek vastgoed.”

Partner Content