Zijn Amerikaanse aandelen overgewaardeerd?
De Amerikaanse beursindexen blijven de records aaneenrijgen. Het is dus logisch dat het debat over de duurzaamheid van die rally in alle hevigheid wordt gevoerd.
De Amerikaanse beursindexen blijven de records aaneenrijgen. De S&P500 passeerde de grens van 1800 punten, de Dow ging voorbij 16.000 punten. Zelfs de technologie-index Nasdaq, een exponent van de aandelenzeepbel rond de eeuwwisseling, koerste voor het eerst in zestien jaar voorbij de grens van 4000 punten. Het is dus logisch dat het debat over de duurzaamheid van die rally in alle hevigheid wordt gevoerd. Voor de optimisten is alle bezorgdheid voorbarig. Zij vormen het grootste kamp en in hun rangen bevindt zich niemand minder dan Janet Yellen, de toekomstige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank. Volgens Yellen zijn de beurzen nog niet overgewaardeerd. Een van haar voorgangers, Alan Greenspan, waarschuwde in 1996 wel voor irrationele overdrijving op de aandelenmarkten. Het duurde nog meer dan vier jaar voordat de zeepbel barstte. Moraal van het verhaal: als centrale bankiers zich over de beurzen uitspreken, boer pas op je ganzen.
De bulls wijzen op de gemiddelde koers-winstverhouding van 15 op basis van de verwachte winsten van het lopende boekjaar. Dat is nog onder het gemiddelde van de voorbije vijftien jaar, dat 16,2 bedraagt, wat impliceert dat er nog opwaarts potentieel is. De rente is bovendien laag en ze zal bij afwezigheid van inflatie nog een hele tijd laag blijven. Ook het monetaire beleid is gunstig voor aandelen. Het bruto binnenlands product (bbp) groeit weliswaar niet spectaculair, maar trekt wel gestaag aan. De optimisten wijzen er ook nog op dat de winstmarges zich op een recordniveau bevinden. Het is bovendien de verwachting dat ze blijven stijgen. Ook de volatiliteit is laag. Het ultieme argument luidt dat er momenteel geen alternatief is voor aandelen.
Pessimisten laten zich leiden door het feit dat het al van juli 2011 geleden is dat er nog een significante terugval op de Amerikaanse aandelenbeurzen is geweest. Dat gebeurde voor het laatst in juli 2011, toen de S&P500 meer dan 15% lager dook. Dat is op zich natuurlijk geen argument, maar het is wel een teken aan de wand. Feit is dat de gemiddelde naoorlogse stierenmarkt vier jaar duurt. We zitten daar intussen ruim een halfjaar voorbij en ook de gemiddelde koerswinst (122%) is al ruim overschreden. Het rendement van de Nasdaq op vijf jaar loopt zelfs op tot 165%.
Wat de waardering betreft, laat de aangepaste koers-winstverhouding van Nobelprijswinnaar Robert Shiller een ander beeld zien. Die zet de koers af tegen de gemiddelde winst van de voorbije tien jaar om cyclische elementen weg te filteren. Op basis van die maatstaf bedraagt de koers-winstverhouding 25, wat ruim boven het historische gemiddelde is (16,5). Andere oranje knipperlichten zijn het feit dat nieuwe beursintroducties lopen als een trein én dat de particuliere belegger de weg naar de beurs heeft teruggevonden. Vooral dat laatste is verontrustend, omdat de deelname van particulieren aan een beursrally historisch een contra-indicator is. Sinds begin dit jaar hebben privé-investeerders meer geld geïnvesteerd in de Amerikaanse aandelenmarkten dan de institutionele investeerders.
De optimisten hebben een punt dat er momenteel weinig tot geen alternatieven zijn. Maar dat leek ook zo in 2007. De argumenten van de pessimisten zijn echter te sterk om ze zomaar van tafel te vegen. Een correctie zou om meer dan één reden welkom zijn, al is het maar om later groter onheil te voorkomen.
We hebben vroeger al uitgelegd waarom we een koele minnaar zijn van inverse of short-ETF’s. Door de ingebouwde tracking error die ontstaat doordat die producten ontwikkeld zijn om op dagbasis een aan de index tegengesteld rendement te verkrijgen, loont het meestal niet om ze lang in portefeuille te houden. Als de insteek van een belegger dan toch vooral op korte termijn ligt, kan evengoed voor hefboomproducten worden gekozen, waarvan de nadelen op korte termijn niet sterk wegen. Door het grote aanbod zijn er bovendien voor elk risicoprofiel meerdere aangepaste producten beschikbaar.
We selecteerden vier scenario’s op de S&P500 en de Nasdaq, waarvan telkens twee met een hoog en een laag risico.
Hoog risico
S&P500 Turbo Short
Isin-code: NL0010520912
Munt: EUR
Financieringsniveau: 1982
Referentieprijs: 1791,78
Stoploss: 1920
Hefboom: 9,39
Koers: 14,04
Deze turbo short van RBS Markets noteert iets meer dan 7% boven de stoploss.
Nasdaq 100 Turbo Short
Isin-code: NL0010321444
Munt: EUR
Financieringsniveau: 3850,13
Referentieprijs: 3483,54
Stoploss: 3622
Hefboom: 9,17
Koers: 2,79
ABN Amro Markets biedt deze turbo short aan, waarvan het verschil tussen de stoploss en de referentie-index 4% bedraagt.
Laag risico
S&P500 Turbo Short
Isin-code: NL0010504767
Munt: EUR
Financieringsniveau: 2170,39
Referentieprijs: 1791,78
Stoploss: 2094
Hefboom: 4,7
Koers: 2,8
Bij deze turbo short van ABN Amro Markets bevindt de stoploss zich 17% boven de actuele stand van de S&P500.
Nasdaq 100 Mini Short
Isin-code: DE000AA8CTZ3
Munt: EUR
Financieringsniveau: 4848
Referentieprijs: 3483,54
Stoploss: 4550
Hefboom: 2,53
Koers: 10,10
Op de Duitse beurs noteert deze mini short van RBS Markets met een verschil van 30% tussen de stoploss en de Nasdaq 100.
Derivatives
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier