Spaargeld of ETF’s? Zo laat u uw geld echt renderen

Stockfoto: Getty
Laurens Bouckaert

“Een spaarrekening is de zekerheid dat je elk jaar een beetje armer wordt”, stelt Friso Keijzer, de auteur van ETF’s: Lokaal handelen, wereldwijd verdienen. Kunnen ETF’s – exchange traded funds – uw koopkracht beter beschermen?

Belgen sparen graag. Ons land behoort tot de Europese top wanneer het gaat om geld dat op spaarboekjes blijft staan. Het voelt veilig en is dat ook: in de Europese Unie zijn tegoeden tot 100.000 euro per bank beschermd. Maar wie denkt dat sparen geen risico inhoudt, vergist zich. 

“Sparen kost je na inflatie en belastingen ongeveer 1 procent koopkracht per jaar”, weet de Nederlandse belegger en econoom Friso Keijzer. Wie 10.000 euro aanhoudt en jaarlijks 2 procent inflatie ziet, verliest zo reëel 200 euro per jaar. Na vijftien jaar loopt dat verlies in de duizenden euro’s, ook al blijft het nominale saldo gelijk.

Een alternatief is beleggen via ETF’s, beursgenoteerde fondsen die een index volgen, zoals de MSCI World of de S&P 500. In één klap koopt de belegger een mandje van honderden of zelfs duizenden bedrijven. 

Tweede Trends Beleggers Challenge

Op 22 september gingen de proefweken van start van de tweede Trends Beleggers Challenge, een beursspel met virtueel geld waarmee 10.000 euro echt geld te winnen valt. Het grote verschil met de eerste Challenge van het voorjaar is dat u nu niet alleen in aandelen kunt beleggen, maar ook in een aantal exchange traded funds, beter bekend als trackers of ETF’s. De wedstrijd gaat van start op 6 oktober.

Alle informatie vindt u op www.beleggerschallenge.be

De prijs van volatiliteit

Waarom stappen Belgen niet massaal over van sparen naar beleggen? Het antwoord ligt in psychologie. Aandelenmarkten bewegen grillig. Koersen kunnen op korte termijn fors dalen – soms 20, 30 of zelfs 50 procent. Dat schrikt af, zeker voor spaarders die zekerheid gewoon zijn.

“Het kan zijn dat de beurs volgende week 50 procent lager staat. Als je tien of twintig jaar belegt, maak je zo’n crash gegarandeerd mee. Maar met statistische zekerheid versla je op lange termijn de inflatie”, zegt Friso Keijzer. Die kortetermijndalingen zijn de prijs die je betaalt voor hogere rendementen.

ETF’s zijn dan ook geen instrument voor wie zijn geld binnen zes maanden nodig heeft. Daarvoor blijft de spaarrekening onmisbaar. Maar wie een horizon van tien jaar of langer heeft, doet er goed aan de volatiliteit te aanvaarden.

Wanneer cash toch nuttig is

Cash heeft wel degelijk een plaats in de financiële huishouding. Volgens Keijzer moet iedereen een buffer aanhouden ter waarde van zes maanden vaste lasten. Voor zelfstandigen of mensen met onzekere inkomsten mag dat gerust oplopen tot een jaar of meer. Ook geplande grote uitgaven – een huis, een auto, een verbouwing – horen thuis op een spaarrekening.

Alles daarboven kan beter belegd worden. “Welke marktomstandigheden er ook zijn, een breed gespreide ETF blijft de superieure keuze”, stelt Keijzer resoluut. Pogingen om de markt te timen of te wachten op het juiste instapmoment zijn zelden succesvol. Wetenschappelijke studies tonen zelfs dat het vaak beter is om een groot bedrag in één keer te investeren dan om het gespreid te beleggen. Voor wie maandelijks spaart, blijft regelmatige inleg – dollar cost averaging – een verstandige strategie.

Valutarisico

“Wereldwijde spreiding is cruciaal”, benadrukt Keijzer. “Met een breed gespreide aandelen-ETF heb je indirect al blootstelling aan grondstoffen en vastgoed.” 

Obligaties, die vaak lager of zelfs negatief renderen na inflatie, ziet hij niet als motor voor vermogensopbouw. Pas dichter bij het pensioen spelen ze een rol: ze temperen de schommelingen van de beurs op het moment dat je kapitaal moet vastliggen. Dan weegt volatiliteit immers zwaarder, omdat je minder tijd hebt om verliezen goed te maken.

Een vaak gehoorde zorg bij wereldwijde ETF’s is het valutarisico. Veel onderliggende aandelen worden immers in dollars genoteerd. Keijzer nuanceert: “In vijftien jaar tijd blijft de euro-dollarverhouding binnen een bandbreedte.” Dat betekent dat de munt meestal schommelt binnen een bepaalde zone, zonder extreme uitschieters. “Het kost meer om dat risico af te dekken dan het op lange termijn oplevert.” Bovendien biedt de blootstelling aan de dollar extra spreiding, aangezien Europeanen hun inkomen en spaargeld toch al in euro hebben.

Thema-ETF’s: verleidelijk maar gevaarlijk

Beginnende beleggers laten zich vaak verleiden door thema’s zoals artificiële intelligentie of defensie. Ze klinken spannend en beloven hoge groei. Toch waarschuwt Keijzer voor overmatig enthousiasme: “Wie van sparen naar beleggen wil overstappen, moet beginnen met een breed gespreide portefeuille. Thema-ETF’s zijn te specifiek en brengen extra risico mee.”

Ze kunnen wel een plaats hebben, maar enkel als “satellieten”: hooguit 10 à 20 procent van de portefeuille. De kern blijft een brede wereld-ETF of S&P 500. “Anders is het te saai voor veel beleggers”, lacht hij. “Maar beter een saai rendement dat werkt, dan een spannend verhaal dat spaarders terug naar nul brengt.”

Brokers en kosten

Nog een heikel punt: de keuze van de broker, het platform of de tussenpersoon waarmee je effecten koopt en verkoopt. Belgische grootbanken zijn vaak duurder en minder transparant, terwijl internationale spelers zoals DeGiro of Saxo Bank lagere tarieven en een breder aanbod hebben.

Voor kleine bedragen kunnen populaire neobrokers zoals Trade Republic of Revolut volstaan, maar die verdienen soms bij door je stukken uit te lenen. Zodra het om tienduizenden euro’s gaat, is een professionele partij de betere keuze. Wie er geen tijd wil insteken, kan kiezen voor geautomatiseerde indexbelegging via partijen zoals Meesman Indexbeleggen of life-strategyfondsen. “De app verwijderen en niet meer kijken: dat werkt het best”, betoogt Keijzer.

Rendement op lange termijn

Hoeveel mag een ETF-belegger nu concreet verwachten? Historische cijfers bieden houvast. De MSCI World Index, die de grootste bedrijven wereldwijd volgt, leverde de afgelopen veertig jaar gemiddeld zo’n 8 à 9 procent brutorendement per jaar op. Trek daar de inflatie en belastingen af, en een realistisch nettorendement ligt volgens Keijzer tussen 3 en 5 procent per jaar.

Dat lijkt bescheiden, maar dankzij samengestelde groei (rente op rente) kan het verschil spectaculair uitpakken. Een belegger die 10.000 euro investeert tegen een gemiddeld rendement van 4 procent netto, ziet dat bedrag na twintig jaar groeien tot meer dan 22.000 euro. Op een spaarrekening, met inflatie die de rente overstijgt, blijft de koopkracht stilstaan of daalt ze zelfs.

De vergelijking met sparen is duidelijk: wie zekerheid verkiest, betaalt daarvoor met stille erosie van de koopkracht. Wie volatiliteit aanvaardt, wordt daarvoor op lange termijn beloond.

Op de cover van Keijzers boek prijkt: “Wil jij 80% van de professionele beleggers verslaan?”

De auteur licht toe: “Actief beheer kost vaak rond 1 procent, ETF’s tien tot twintig basispunten. Die ene procent haal je structureel niet in. Over vijftien jaar scheelt dat tientallen procenten eindkapitaal. SPIVA-rapporten (S&P Indices Versus Active) bevestigen dat beeld: ze vergelijken elk jaar de prestaties van actieve fondsen met hun referentie-index. Steevast blijkt dat 80 tot 90 procent van de fondsen de benchmark niet verslaat. Passief via ETF’s is de superieure strategie.”

Partner Expertise