Lumpsum vs. DCA: welke beleggingsstrategie levert het meest op?

Lumpsum beleggen – in één keer een groot bedrag investeren – en Dollar-Cost Averaging (DCA) – een bedrag gespreid over de tijd beleggen – zijn twee veelgebruikte strategieën. Welke is de meest interessante voor de onervaren belegger?
“Uit de academische literatuur blijkt dat lumpsum beleggen in een meerderheid van de gevallen beter presteert dan DCA”, zegt Tim Nijsmans, bestuurder bij de Vlaamse Federatie van Beleggers (VFB) en co-auteur van De Hangmatbelegger. “Maar statistiek is niet hetzelfde als praktijk.”
Onderzoek door Vanguard toont aan dat lumpsum beleggen in 68 procent van de gevallen een hoger rendement oplevert dan DCA. Dat komt doordat een groter deel van het kapitaal onmiddellijk rendement oplevert, terwijl bij DCA een deel tijdelijk niet belegd is. “Maar die 68 procent betekent ook dat DCA in 32 procent van de gevallen beter presteert”, nuanceert Nijsmans. “Beleggers die op een ongunstig moment lumpsum investeren, kunnen jarenlang een slechter rendement halen, wat emotioneel zwaar kan wegen.”
Psychologie en marktschokken
De emotionele schok van direct verlies geldt als de grootste psychologische valkuil bij lumpsum beleggen, stelt Nijsmans. “Beleggers zien hun portefeuille rood kleuren en raken in paniek. Dat leidt vaak tot drie klassieke fouten: paniekverkopen en nooit meer beleggen, jarenlang vasthouden in de hoop break-even te draaien en op dat moment snel verkopen, of verkeerde timing zoals stoppen met bijkopen uit angst voor een verdere daling.”
Een bekend voorbeeld is premier Bart De Wever (N-VA). “Hij vertelde ooit op een beleggingscongres dat hij in 2000 een fonds had gekocht, maar na tien jaar nog steeds op verlies stond. Dat frustreerde hem zo dat hij nooit meer heeft belegd. Het toont hoe een slecht startmoment emotioneel zwaar kan wegen, zelfs al is het theoretisch rendement op lange termijn goed.”
Bij DCA zien beleggers minder schokken en blijven ze vaak rustiger. “Ze kopen gespreid, wat de pijn van een slecht instapmoment verzacht”, zegt Nijsmans. “Maar het nadeel is dat ze in stijgende markten minder rendement halen dan lumpsum-beleggers.” Toch kan een slecht instapmoment het voordeel van lumpsum beleggen flink onder druk zetten. In dalende of volatiele markten werkt DCA beter.
“Achteraf gezien weten we dat beleggers die in 1929, begin jaren 1970 of tijdens de financiële crisis eind jaren 2000 lumpsum investeerden, een moeilijke start hadden door de langdurige correctieperiodes die op deze crashes volgden”, zegt Nijsmans.
Een sprekend voorbeeld is de dotcomcrash. “Stel dat je begin 2000, tijdens de dotcomcrash, was gestart met DCA en je gedurende drie of vier jaar lang regelmatig aankopen deed, dan zou je telkens tegen lagere koersen hebben bijgekocht”, legt hij uit. “In dat geval zou je in 2005 of 2006 al een positief rendement hebben gehad. Maar wie in 2000 alles in één keer had geïnvesteerd, stond in 2005 of 2006 waarschijnlijk nog steeds op verlies. Er zijn dus zeker momenten in de geschiedenis waarin DCA wiskundig beter presteert dan lumpsum beleggen.”
‘Grote beurscorrecties zoals in 2000-2003 en 2008-2009 duurden ongeveer twee tot drie jaar. Door DCA toe te passen over die periode, verklein je de kans dat je net op een hoogtepunt instapt’
Tim Nijsmans (VFB)
Rente en inflatie beïnvloeden keuze
Rentestanden, inflatie en economische onzekerheid kunnen de keuze tussen lumpsum beleggen en DCA beïnvloeden. “Wanneer spaargeld een mooie rente oplevert, voelt DCA toepassen comfortabeler aan”, zegt Nijsmans. “Het geld blijft op de spaarrekening staan en voelt niet als een verlies. In de periode van 2018 tot 2021 was dat anders, want toen stond de rente op nul. Als je toen tegen klanten zei: ‘Laat het op je spaarboekje staan en we gaan daar bijvoorbeeld twee jaar lang DCA mee doen,’ kreeg je vaak als reactie: ‘Ja, maar dan doet mijn geld twee jaar lang niets.’ Als ze dan zagen dat de beurs steeg, werden ze al snel verleid om hun DCA-strategie te laten vallen en ineens sneller in te stappen. Dat kan goed uitpakken, maar het brengt je meteen in een actieve beleggersrol, waardoor je opnieuw timingbeslissingen moet maken.”
Ook hier speelt psychologie een rol. “Vreemd genoeg hebben mensen liever 3 procent rente op hun spaarrekening als de inflatie 4 procent is, dan dat ze nu 0 procent krijgen terwijl er deflatie is van 1 procent,” merkt Nijsmans op. “Mensen kijken vooral naar het nominale bedrag, het getal op hun rekening. Ze vragen zich af: ‘Wat krijg ik hier? Is het positief?’ In de financiële wereld noemen we dat absolute returns. Maar relatieve rendementen – hoe je portefeuille presteert tegenover de markt – zijn eigenlijk veel belangrijker. Toch is dat voor veel mensen al een complexe redenering.”
Groot bedrag? Hybride aanpak
Voor wie een groot bedrag wil investeren, acht Nijsmans een hybride aanpak vaak de beste optie. “Ik verkies DCA-gewijs te werken, dus met gelijke delen instappen. Wat ik meestal suggereer, is om dat niet over tien of vijftien jaar uit te spreiden, want dan mis je rendement. Maar als iemand een grote som krijgt, dan kun je moeilijk zeggen: ‘We gaan hier vijftien jaar over doen.’ Een realistischere aanpak is om het bedrag te spreiden over twee tot drie jaar.”
Het doel is te vermijden dat alles op een absolute top wordt gekocht. “Grote beurscorrecties zoals in 2000-2003 en 2008-2009 duurden ongeveer twee tot drie jaar. Door DCA toe te passen over die periode, verklein je de kans dat je net op een hoogtepunt instapt.”
Kapitalisatie-ETF’s zorgen ervoor dat dividenden direct herbelegd worden zonder dat je daar zelf actie voor moet ondernemen. In die zin zijn ze een manier om een gespreide instapstrategie te combineren met een passieve beleggingsaanpak
En de hangmatbelegger?
Naast de keuze tussen lumpsum en gespreid beleggen, speelt ook de vraag waar je in belegt een cruciale rol. Niet alle beleggingen dragen hetzelfde risico, en de structuur van een portefeuille kan het verschil maken tussen een strategische spreiding en een kwetsbare positie.
“ETF’s bieden een ingebouwde spreiding, wat lumpsum beleggen minder risicovol maakt dan bij individuele aandelen”, merkt Nijsmans op. “Wie al zijn kapitaal in één aandeel stopt – zoals Tesla – loopt een groter risico dan iemand die investeert in een wereldwijd gespreide ETF. Bovendien passen ETF’s zich automatisch aan: zwakke bedrijven verdwijnen uit de index, terwijl succesvolle ondernemingen een groter gewicht krijgen. Individuele beleggers daarentegen houden verlieslatende aandelen vaak te lang vast en verkopen winnaars te snel. Dat verklaart waarom ETF’s op lange termijn vaak beter presteren dan een zelf samengestelde aandelenportefeuille.”
Voor de langetermijnbelegger draait alles om eenvoud en discipline, stelt Nijsmans. Als zelfverklaarde hangmatbelegger gelooft hij dat beleggers zich zo min mogelijk met de markt moeten bezighouden. “Wat wel een rol speelt, is het verschil tussen uitkerende en kapitaliserende fondsen of ETF’s. Kapitaliserende ETF’s herinvesteren automatisch de ontvangen dividenden in het fonds zelf, wat eigenlijk ook een soort DCA is. Je krijgt geen cash-uitkering, maar koopt automatisch nieuwe aandelen bij aan de op dat moment geldende koers. Dat is wat we in De Hangmatbelegger meestal aanraden voor aandelen. Kapitalisatie-ETF’s zorgen ervoor dat dividenden direct herbelegd worden zonder dat je daar zelf actie voor moet ondernemen. In die zin zijn ze een manier om een gespreide instapstrategie te combineren met een passieve beleggingsaanpak.”
Hoewel gespreid beleggen minder rendement oplevert dan lumpsum, blijft het een betere strategie dan het kapitaal onbenut op een spaarrekening te laten staan. In dezelfde analyse bleek dat DCA 69 procent van de tijd beter presteerde dan cash. Dat betekent dat voor beleggers die huiverig zijn voor direct instappen, gespreid investeren alsnog een rendabel alternatief is.
Lees ook:
Doe mee aan de Beleggers Challenge: beleg fictief geld en win 10.000 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier