Kosten en speculatiebelasting voor derivaten
Voor de meest courante producten die in deze rubriek aan bod komen, zetten we de kosten op een rij, en we gaan na of ze onder de speculatiebelasting vallen.
Sinds begin dit jaar is een extra winstbelasting verschuldigd op bepaalde financiële producten die binnen de zes maanden na de aankoop weer worden verkocht. Die heffing wordt in de volksmond de speculatietaks genoemd. Voor aandelen is de regel vrij duidelijk: over de gerealiseerde koerswinst moet een belasting van 33% worden betaald. Houdt u de aandelen langer dan zes maanden aan, dan is de speculatiebelasting niet van toepassing. Minwaarden zijn niet aftrekbaar. Bij afgeleide producten is de situatie voor veel beleggers iets minder eenvoudig, omdat niet altijd duidelijk is welke de onderliggende waarde is waarin belegd wordt. Die belasting komt boven op de andere kosten waarmee beleggers in afgeleide producten rekening moeten houden zoals de beurstaks, makelaarslonen, de roerende voorheffing op dividenden en de dubbele belasting op buitenlandse dividenden.
Voor de meest courante producten die in deze rubriek aan bod komen, zetten we de kosten op een rij, en we gaan na of ze onder de speculatiebelasting vallen.
Turbo’s en aanverwante
Bij turbo’s en sprinters is de speculatiebelasting van 33% enkel van toepassing als de onderliggende waarde een individueel aandeel of een vooraf samengestelde aandelenkorf is. Wie bijvoorbeeld een turbo short op het aandeel van Tesla Motors kocht en de winst na twee maanden wil incasseren, zal op de meerwaarde een belasting van 33% moeten afdragen. Wie eveneens een turbo short kocht, maar met de S&P500-beursindex als onderliggende waarde, is geen speculatiebelasting verschuldigd. Dat is evenmin het geval als de onderliggende waarde een grondstof (bijvoorbeeld turbo’s op goud en olie) of een valutapaar is (bijvoorbeeld de euro-dollarwisselkoers). Voortaan zullen we bij de bespreking van turbo’s en aanverwante producten telkens vermelden of de speculatiebelasting al dan niet van toepassing is.
Behalve de meerwaardebelasting moeten beleggers in turbo’s ook rekening houden met de financieringskosten. Het basisprincipe van hefboomproducten is dat de uitgever het grootste deel van de aankoopprijs van de onderliggende waarde voorschiet (het financieringsniveau). Wie een turbo koopt, betaalt enkel het verschil tussen de prijs van de onderliggende waarde en het financieringsniveau. Dat verschil bepaalt ook de hefboom. De uitgever schiet dat bedrag niet gratis voor, maar rekent daarvoor een rente aan. Zo verdient de uitgever geld aan die producten. Als referentie voor de financieringskosten wordt de rente op de daggeldmarkt gebruikt, vermeerderd met 2 tot 3%, naargelang de onderliggende waarde en de uitgever. Het is ook belangrijk de spread of het verschil tussen aan- en verkoopkoers in de gaten te houden.
Bij de meest courante onderliggende waarden hebben beleggers de keuze uit verschillende uitgevers die als marktmaker optreden: BNP Paribas Markets, ING, Commerzbank, Goldman Sachs Markets of Binck. Voor dezelfde onderliggende waarde kunnen er soms grote verschillen optreden, waarop we u desgevallend dan ook zullen wijzen. De algemene beurstaks van 0,27% per transactie is ook op hefboomproducten van toepassing. Dat bedrag kan echter nooit hoger zijn dan 800 EUR per transactie.
Trackers
Naast turbo’s en andere hefboomproducten komen in deze rubriek ook regelmatig trackers (ETF’s, ETN’s en aanverwante) aan bod. Het goede nieuws is dat die zijn vrijgesteld van speculatiebelasting. Dat neemt niet weg dat er nog andere kosten aan verbonden zijn. Net zoals bij de meeste financiële producten moet ook per transactie een beurstaks worden betaald. Die verschilt naargelang het soort tracker. Voor trackers die niet in België geregistreerd zijn, is de normale beurstaks van 0,27% van toepassing, met ook hier een maximum van 800 EUR. De overgrote meerderheid van trackers die we in deze rubriek bespreken, verkeert in dit geval.
Als een tracker wel in België is geregistreerd, komt hij voor op de lijst van de beursautoriteit FSMA. Bij die Belgische trackers wordt verder nog een onderscheid gemaakt tussen kapitalisatietrackers (die eventuele dividenden kapitaliseren) en distributietrackers (die de dividenden uitkeren). Op uitkeringstrackers is een beurstaks van 0,09% verschuldigd (maximaal 650 EUR). Bij kapitalisatietrackers is dat 1,32% (maximaal 200 EUR). Let op, ook de dividenden die een tracker uitkeert, worden belast. Dat geldt zowel bij Belgische als bij buitenlandse trackers.
Bij uitkeringstrackers hangt de fiscale behandeling af van het land van oorsprong. Als de dividenden in België worden geïnd, wordt sinds 1 januari 27% roerende voorheffing ingehouden. Voor buitenlandse trackers kan een dubbele belasting worden vermeden, als België met dat land een verdrag heeft afgesloten. Dat is onder meer het geval met Luxemburg. Beleggers moeten daarnaast ook met transactiekosten rekening houden. Bij trackers die op Euronext noteren, blijven ze binnen de perken. De meeste banken en brokers hanteren wel hogere tarieven voor trackers die op de Amerikaanse beurzen verhandeld worden. Ook de totale waarde van het order bepaalt de transactiekosten.
Ten slotte is er de jaarlijkse vergoeding die de beheerders van de tracker aanrekenen. Die kan sterk uiteenlopen naargelang de complexiteit van de onderliggende beleggingsstrategie. Bij passieve varianten die enkel de evolutie van een onderliggende index op basis van marktkapitalisatie schaduwen, liggen de kosten algemeen gesproken vrij laag. Trackers die alternatieve beleggingsstrategieën hanteren, waarbij de index door meerdere criteria wordt samengesteld en die frequenter de posities wijzigen, hanteren meestal een hogere beheersvergoeding.
Derivatives
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier