Moet tijdskrediet behouden blijven?

Een ‘flexibilisering van de arbeidsmarkt’ betekende voor de regering-Verhofstadt vooral een arbeidsherverdelend beleid. Hoe willen de partijen een evenwicht creëren tussen werk en gezin?

Agalev: d ò CD&V: b ò N-VA: b ò SP.A: c ò Spirit: b ò Vlaams Blok: b ò VLD: b

Premier Guy Verhofstadt ( VLD) maakte bij zijn aantreden in 1999 een topprioriteit van meer werkgelegenheid. Vier jaar later blijkt dat van die doelstelling bitter weinig in huis is gekomen. Dat valt onder andere af te lezen uit de activiteitsgraad (de verhouding tussen de bevolking die effectief werkt of werkzoekend is tegenover de totale bevolking). België scoort hier nog altijd minder goed dan het Europese gemiddelde (60 % tegenover 63 %). Vooral de lage activiteitsgraad bij de 55-plussers is een probleem. Ook de problemen die jongeren hebben om de stap te zetten naar de arbeidsmarkt is zorgwekkend. Maatregelen die in dat verband door de regering-Verhofstadt werden genomen, zoals het Rosettaplan, zetten geen zoden aan de dijk. Integendeel. Het gaat hier immers om artificiële tewerkstellingsverplichtingen.

Wel werd werk gemaakt van de vereenvoudiging van de banenplannen. Ook het tijdskrediet, dat het systeem van loopbaanonderbreking vervangt, is een stap in de goede richting. Maar het mes snijdt aan twee kanten: het tijdskrediet is geen gunst, maar een recht, en oudere werknemers gebruiken het systeem te vaak om uit te bollen naar hun pensioen.

Een ander probleem is dat er geen efficiënt arbeidsmarktbeleid kan worden gevoerd omdat de bevoegdheden al te zeer gespreid zijn over verschillende niveaus. Aan Vlaamse kant wordt het pleidooi voor een volledige regionalisering van het arbeidsmarktbeleid groter. De bevoegdheden waarover de Vlaamse overheid beschikt (arbeidsbemiddeling en opleiding) zijn volgens het Vlaams Economisch Verbond ( VEV) te beperkt. VLD, CD&V, N-VA en Vlaams Blok sluiten zich aan bij het VEV-standpunt.

De partijstandpunten

Alle partijen willen telewerk of thuiswerk aanmoedigen. De VLD gaat daarin zeer ver. De stimuli moeten daarvoor bestaan uit een hogere fiscale aftrek van beroepskosten (zoals telefoonkosten) en een specifieke verlaging van de bijdragen voor de werkgever. Het meest opvallende pleidooi van de VLD is echt het invoeren van een systeem van tijdsparen ter vervanging van het tijdskrediet: wie tijdelijk meer werkt, spaart zo voor langere rustperiodes in zijn beroepsloopbaan.

Ook de CD&V maakt van het tijdskrediet een van de centrale thema’s. De christen-democraten vinden dat de huidige regeling de vierdaagse werkweek eenzijdig promoot en tijdskrediet te veel gebruikt wordt als een opstap naar een vervroegd pensioen. Daarmee staat de CD&V dicht bij het standpunt dat veel werkgeversorganisaties innemen: het stelsel van het tijdskrediet is té soepel. De CD&V pleit daarom voor de invoering van een Kwali-Tijd-kaart waarbij periodes van voltijds werken afgewisseld worden met periodes van deeltijds werken, vaste werktijden met flexibele werktijden, werken met vorming, en werken met tijdelijk niet-werken.

SP.A van zijn kant pleit dan weer voor een versoepeling van het systeem. De regel dat maximaal 5 % van de werknemers van een bedrijf gelijktijdig tijdskrediet moeten kunnen opnemen, vindt de SP.A te streng. Oudere werknemers zouden niet mogen worden meegeteld bij het vaststellen van dat quorum. Daarmee stimuleert de SP.A echter het gebruik van tijdskrediet als springplank naar een pensioen. Ook de regel dat een werknemer vijf jaar in het bedrijf moet werken om naar een vierdagenweek over te stappen, vinden de sociaal-democraten te streng.

De SP.A pleit tussen de lijnen ook voor een verkorting van de arbeidsduur. Agalevis op dat vlak veel duidelijker: een wettelijk vastgestelde 30-urenweek is het doel. Qua tijdskrediet staan de groenen op dezelfde lijn als de SP.A en Spirit: een versoepeling van de huidige regeling.

Spirit bewandelt de originele maar nogal irrealistische piste om twintig jaar kinderbijslag in één keer uit te keren als inkomen aan ouders die vijf jaar voor de kinderen zorgen.

De SP.A besteedt veel aandacht aan de bruggepensioneerden. Om oudere werknemers aan de slag te houden, willen ze dat wie een nieuwe job aanvaardt een deel van zijn brugpensioen en werkloosheidsuitkering kan behouden – een brugpremie die hem verzekert van een gelijk loon als in zijn vorige job. De SP.A wil dus niet raken aan het brugpensioen. Idem voor Agalev, dat njet zegt tegen een verhoging van de pensioenleeftijd.

Anders is het met de N-VA en Spirit gesteld. Zij willen de reële uittredingsleeftijd verhogen door de mogelijkheden tot vervroegd pensioen af te bouwen en uitgroeibanen te stimuleren. Ook Spirit wil de actieve loopbaan ‘spreiden’ boven de leeftijd van 65 en wil dat gepensioneerden kunnen bijverdienen.

De meeste partijen zijn het erover eens dat de activiteitsgraad moet stijgen, maar houden zich liever op de vlakte wanneer wordt gevraagd hoe ze de ouderen weer aan de slag zullen krijgen.

A.M.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content