In Vlaanderen rijpt het Silicon Valley van de fiets

© Dieter Telemans
Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Achter de moderne fiets schuilt steeds meer toptechnologie. Vlaanderen eist daarin een hoofdrol op. Hier rijpt het Silicon Valley voor de fiets.

Vlamingen hebben niet alleen een baksteen, maar ook een fiets in hun maag. Samen met Nederland en Denemarken behoren we tot de koplopers in het fietsbezit en het fietsgebruik in Europa. Vlaanderen speelt bovendien een vooraanstaande rol in het ontwerpen en ontwikkelen van innovatieve fietsen en fietstoebehoren. Die rol wordt de komende jaren alleen maar belangrijker. In Limburg wordt volop getimmerd aan een uniek innovatiecentrum voor het wielrennen, dat ook buitenlandse fietstechnologiebedrijven moet lokken. Dat fietszenuwcentrum heet Flanders’ Bike Valley en het werd twee jaar geleden gelanceerd door enkele gevestigde waarden zoals Ridley (fietsen), BioRacer (fietskledij) en Lazer (helmen). De cluster schiet pas echt uit de startblokken met de opening van BikeVille op 1 april volgend jaar. Dat incubatorgebouw biedt werkruimte aan start-ups, maar het omvat ook een state-of-the-art-windtunnel voor aerodynamische testen.

Vlaanderen moet volop mikken op hoogtechnologische fietsontwikkelingen, stelt Marc Hufkens, die zijn baan als vice-CEO bij Ridley inruilde om Bike Valley te leiden. Hij trok Bert Celis van het Innovatiecentrum Limburg aan als CEO. De strijd om standaardproducten zal Vlaanderen nooit winnen, klinkt het. Hufkens en Celis zijn razend ambitieus voor de cluster, waarmee ze ook oplossingen willen aanreiken voor mobiliteitsvraagstukken zoals de modulaire fiets-o-strades, die zelfs een overkapping kunnen krijgen.

Hufkens en Celis willen van de fietsvallei ook een toeristische trekpleister maken. “We moeten onze bescheidenheid overboord gooien en zeggen: kijk, wij zijn het centrum van de fietstechnologie. Dit is een enorme kans die een boost kan geven aan heel de regio”, zegt Celis. “Als wij dit niet hadden gedaan, zou het epicentrum van Bike Valley in Nederland liggen, en niet in België”, aldus Hufkens.

Wat moet dit allemaal worden?

Marc Hufkens: “Een goed werkend ecosysteem dat talent en investeerders aanzuigt. Zo ga je veel sneller veel disruptiever zijn dan wanneer je vanuit je eigen onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling werkt. Een incubator is een ideaal opstapje voor buitenlandse kmo’s om onderzoek en ontwikkeling of productie naar Europa te brengen. Zo haal je extra activiteiten naar hier, zonder opbod van fiscale en juridische toegevingen.”

Bert Celis: “Wij werken bottom-up, wat niet vaak voorkomt. De chemiecluster in Antwerpen heet een cluster omdat bedrijven er samen zitten. Maar als je kijkt naar wat ze echt samen doen, is dat bijna verwaarloosbaar. In een bottom-upcluster zoek je zowel synergie in het vermarkten als in innovatieprocessen. Dat komt in de fietssector nog niet voor. We hebben al copycats in Roemenië en Portugal. Maar daar is het een sectorfederatie waar vaak top-down wordt gewerkt. Dat is het slechtste dat je kunt doen.”

Hufkens: “De eerste prioriteit voor zo’n federatie is meestal het overleven van de organisatie. Ik zit 24 jaar in de fiets- en sportartikelensector en heb heel wat pogingen gezien van de beroepsfederatie Federvelo, Agoria en andere om iets te doen met alle Belgische fietsconstructeurs. Maar dat is de moeilijkste weg. Als je die samen aan tafel wilt krijgen, komen de meesten wel, maar ze zijn niet bereid kennis en informatie te delen. Dat is voor velen een staatsgeheim. Ze komen gewoon met de armen gekruist zitten. Koffie-en-cakevergaderingen noem ik dat. Daarmee kom je geen stap verder.”

Zijn ook spelers uit Azië welkom?

Celis:”Een van onze leden is het Taiwanese Velocite. Als zo’n concurrent een nieuwe ontwikkeling in aerodynamica en productietechnologie heeft, is het beter die vlakbij te hebben. Sommigen vinden het vreemd dat we een Taiwanees bedrijf dat competitieve producten heeft, naast onze deur zetten. Maar dat is net heel gezond.”

Hufkens:“Je ziet dat ook aan de reactie van private-equityspelers. Die hebben meteen gezegd dat ze veel liever en prioritair geld investeren in bedrijven die hier ingekapseld zijn, dan in bedrijven die in hun eentje werken. Neem de zogenoemde smart locks, slimme systemen voor het beveiligen van je dure fiets. Wereldwijd wordt daarop gewerkt, maar diegenen die de meeste kans hebben om het te halen, zijn twee start-ups die lid zijn van Bike Valley. Ze stimuleren elkaar om steeds meer technologie en innovatie te incorporeren in hun producten en hun service. Hetzelfde fenomeen zie je in Silicon Valley. Dit moet dus het Silicon Valley van het wielrennen worden, dat zichzelf voedt met talent, maar ook met mensen die voor financiering zorgen.”

Celis: “Je moet heel dicht bij de early adopters innoveren, bij diegenen die nieuwe technologie als eerste gebruiken. In het segment van de racefietsen zijn wij die early adopters. Dat is waarom we eigenlijk al dé bike valley zijn voor fietsgerelateerde producten. Dat moeten we nu ook veel sterker durven uit te spelen bij buitenlandse investeerders.”

Hufkens: “Nergens in de wereld is een regio waar recreanten racefietsen wekelijks gebruiken. Wielertoeristenclubs rijden hier soms rond met fietsen waarop heel wat profs jaloers zijn. Die willen het laatste nieuwe en het beste, en ze geven er veel geld aan uit.”

De cluster is gevestigd in Limburg. Eddy Merckx, een van onze grote spelers in de racefietssector, is een Brussels bedrijf. Zit die dan ook het beste hier?

Hufkens: “Dat zie ik niet meteen gebeuren, maar zijn onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling zou misschien ooit voor het luik aerodynamica naar hier kunnen komen. Je krijgt hier ook een concentratie van talent. We willen hier een talentpool van onder meer aerodynamica-ingenieurs en specialisten in automatische productie van composieten. Voor die toptalenten is het veel aantrekkelijker in zo’n pool te zitten dan te werken voor één bedrijf.”

Wat is het potentieel van de windtunnel?

Hufkens: “Daarmee kun je veel meer aan kruisbestuiving doen. Dat aerodynamische aspect in onderzoek en ontwikkeling geldt ook voor skiën, bobsleeën en schaatsen, zelfs voor paardensport. Bedrijven in die sectoren zouden heel graag gebruikmaken van die windtunnel.”

Hebt u ook plaats voor kleinere klassieke bedrijven, zoals het merk Achielle, dat zelf nog fietsen produceert?

Celis: “Natuurlijk. We hebben veel start-ups en dat is ook het grootste potentieel. Uit mijn verleden bij het Innovatiecentrum Limburg weet ik dat 80 à 90 procent van alle innovaties mislukt bij het vermarkten. Het gaat niet om technologie, het loopt vaak fout als ze distributiekanalen zoeken. Wij zetten in op gemeenschappelijke marketingacties, bijvoorbeeld door samen te gaan naar Eurobike, ‘s werelds grootste fietsbeurs die in Duitsland wordt gehouden. We hadden daar dit jaar een groepsstand met tien bedrijven, terwijl je er individueel niet binnen geraakt. We doen ook cross-overevents. Als journalisten hier zijn voor de Ronde van Vlaanderen, willen we hen naar Limburg trekken om onze innovaties te tonen. We moeten onze valse bescheidenheid overboord gooien en zeggen wat we te bieden hebben.”

Hufkens: “Flanders’ Bike Valley groeit als kwaliteitslabel. Als een bedrijf meldt dat het er lid van is, stijgen de kansen op tractie. Dat is een meerwaarde waar ze niets voor hoeven te doen.”

Celis:”We gaan ook voor internationale samenwerking met clusters in Nederland, Catalonië en Rhône-Alpes.”

De Vlaamse fietsenmaker Minerva is dit jaar failliet gegaan.

Celis:“Iedereen kent de trends in de fietssector, maar je moet daarop in durven te zetten. De meesten blijven in een klassiek distributiemodel. Ze importeren en masse en gaan dan distribueren. Dat is niet houdbaar. In Nederland zie je dat zeer goed. Daar hebben ze al een grote consolidatie in de fietssector gehad, want de kostendruk gaat alleen maar toenemen aan het low end, de goedkope modellen. De enige weg is meespelen in het high end, maar dan moet je ook zien dat je innovatief bij de beste bent en dat je volumes haalt.”

Hufkens: “Het heeft geen zin een frame van het schap te kopen in Taiwan, je naam erop te plakken en dan te zeggen: dit is mijn merk. Zo’n fietskader kan hetzelfde kader zijn als dat van je concurrent drie straten verder, die daar ook zijn naam opzet en die even goed afwerkt met onderdelen van grote producenten als Shimano of Campagnolo. Dat is geen innovatie.”

Celis: “Je merkt dat ook op Eurobike. Daar moet je echt zoeken naar innovaties. Ze kopiëren elkaar. Het blijft een vrij conservatieve sector, maar dat biedt voor ons ook een enorme kans om erbovenuit te steken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content