‘Dit is waarom je trouw moet blijven aan jezelf op de werkvloer’
Iedereen neemt soms foute beslissingen, vaak onder druk. Tijdsdruk, de druk van de chef of de druk om te scoren. Maar wat gebeurt er als je zo ver gaat dat je je integriteit verliest? Hier volgt een persoonlijk verhaal met een pijnlijke afloop, opgetekend door Ilse Ceulemans, auteur van het boek ‘Het Ministerie van Werkplezier’.
Ergens in de jaren ’80, de tijd waarin een perzik uit blik met tonijnsla nog een chic voorgerecht was en Sandra Kim het Eurovisiesongfestival won, heeft een manager eens gezegd: ‘Je emoties laat je thuis.’ De zin luidde het begin in van een nieuw tijdperk: dat van de scheiding tussen mens en werknemer.
Het eerste wat je verliest als je je menselijkheid thuislaat, is je integriteit. Dat is handig, bijvoorbeeld bij het nemen van ‘moeilijke beslissingen’.
Ik was nog jong toen ik voor het eerst mijn integriteit een keer uitschakelde. Nu volgt een verhaal waar ik niet trots op ben. Het gebeurde toen ik journalist was voor een showbizzblad.
Een van de belangrijkste komieken van ons land was net vader geworden. Uiteraard wilde onze hoofdredacteur een mooi verhaal, met schattige babyfoto’s. Ik werd aangewezen als verantwoordelijk voor deze babyreportage.
Klein probleem. De komiek had kort voor de geboorte gemeld dat hij deze gebeurtenis helemaal privé wilde beleven. Daar kon ik er alleen maar begrip voor opbrengen. Dus legde ik dat uit aan de hoofdredacteur.
Integriteit staat niet in vacatures en meestal niet in businessplannen
Oei. Dat werd niet begrepen. ‘Weet je in welk ziekenhuis ze ligt? Het lijkt me een goed idee als jij met een grote pluchen beer naar haar toegaat’, zei hij. ‘Da’s dan een cadeautje van ons blad en dan kun jij meteen ook je interview afnemen.’
Ik heb nog wat tegengesputterd, maar er was geen houden aan. Ze moesten en zouden dat interview hebben.
Het was warm die dag. Erg warm. Ik had nog geen rijbewijs. Het ziekenhuis was ongeveer veertig minuten rijden met de bus. De winkel waar ze de allergrootste beren hadden, lag op een half uur wandelen van de bushalte.
Maar ik deed het. Ik vertrok. Ik kocht een kolossale beer. Ik versjouwde het dier bij dertig graden over de Meir naar de bushalte. Eenmaal op de bus, zette ik de beer naast mij op de bank. De nepvacht deed de gevoelstemperatuur stijgen tot 68 graden. En het ergste moest nog komen. Ik was op weg naar een ziekenhuiskamer waar ik niet welkom was. Ik ging iets doen waar ik niet achter stond. Ik kreeg buikkrampen als ik me nog maar voorstelde dat de komiek in die kraamkamer zou zitten en dit keer wat minder gevoel voor humor zou hebben.
Na een tropische busrit, arriveerde ik bij het ziekenhuis. Ik vroeg naar de kraamafdeling. De enorme beer zorgde voor een sfeer van onschuld: ik hoefde niet uit te leggen wie ik was, de verpleegster toonde me meteen waar ze lag. Laatste kamer op de gang. Kloppend hart. Zachtjes tokkelen op de deur.
‘Ja!’ klonk het vrolijk. Ik stapte binnen en ze sprong zowat uit bed van vriendelijkheid. Ze vertelde honderduit over de baby. Geen woord over ‘geen interviews willen’. Ik bleef niet langer dan nodig op de kamer. Voor de zekerheid zei ik bij het afscheid dat ik er echt wel een stukje over wilde schrijven. Geen probleem.
Wie nu denkt dat ik blij en minder zwetend de bus naar Antwerpen heb genomen, heeft het mis. Het voelde niet goed. Ik vond het niet integer. Ik vond dat ik een personage te voorschijn had gehaald dat ik niet was. Ik leek wel een paparazzo. Nee, ik wás er een.
Wel werd ik enthousiast onthaald op de redactie. Ik schoof aan mijn bureau en schreef in geen tijd een artikel over het blije nieuws.
En dan. De volgende dag. Toen ik de deur van de redactie binnenstapte, voelde ik al een zekere spanning in de lucht hangen. Na een kwartiertje werd ik bij de hoofdredacteur geroepen. Hij had telefoon gekregen van de komiek. Die was woest. Echt heel woest. Het interview zou niet verschijnen. Ik had voor niks een beer door de stad gesjouwd. Ik had voor niks mijn gezicht verloren.
Als de integriteit verdwijnt, komt het wantrouwen binnen.
Zo. Dit is het zowat het dieptepunt uit mijn loopbaan. Maar het is wel het beste voorbeeld dat ik kon vinden als het gaat over je persoonlijkheid als mens scheiden van de persoon die je op je werk denkt te moeten zijn. En zo je integriteit verliezen.
Sindsdien zorg ik dat ik trouw blijf aan mezelf. Dat ik als werknemer zoveel mogelijk samenval met wie ik als mens ben. Dat ik mijn emoties overal bij me heb, ook al heb ik het gevoel dat ik met die houding een beetje tegen de stroom in zwem.
Integriteit staat niet in vacatures en meestal niet in business plannen. Het is iets waar je geen bonus voor krijgt, en waar je niet over kunt gaan lunchen. Het is ouderwets, de term klinkt naïef.
Maar als de integriteit verdwijnt, komt het wantrouwen binnen. Mensen doen dingen waar ze zichzelf diep vanbinnen om verachten. Mensen verliezen het vertrouwen in de chef en omgekeerd. Werknemers wantrouwen elkaar. Klanten verliezen hun vertrouwen in je product. Exit winst, einde verhaal.
Het is geen toeval dat managers als Wouter Torfs of Piet Colruyt, die zweren bij oprecht ondernemerschap, moeiteloos tot soms zeven keer toe de award ‘beste werkplek’ in de wacht slepen. Werknemers zoals hij wekken niet alleen vertrouwen bij hun werknemers, maar ook bij hun klanten. Dat komt omdat integriteit blijk geeft van een sterke identiteit. Om trouw te blijven aan je eigen waarden, moet je stevig in je schoenen staan.
Zeker nu, in tijden van onzekerheid op politiek, economisch en ecologisch vlak is een sterke identiteit enorm aantrekkelijk. We kopen liever producten van iemand met een solide persoonlijkheid dan van iemand die twijfelt.
Daarom: twijfel niet, neem vooral dat buikgevoel mee naar kantoor. Want velen van ons zeulen met een beer, al is hij niet altijd van pluche.
Het Ministerie van Werkplezier, Ilse Ceulemans en Serge Ornelis, Uitgeverij Manteau, 19,90 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier