Sociale zekerheid zit op droog zaad

© iStock
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De Belgische sociale zekerheid is in gevaar. Om ze te financieren volstaan de sociale bijdragen allang niet meer. De regering-Michel wil de sociale zekerheid redden met lagere uitgaven in de gezondheidszorg en hervormingen in pensioenen en arbeidsmarkt.

België bezet een podiumplaats in de ranking van de OESO-landen met de hoogste sociale uitgaven. Die zijn hier goed voor iets meer dan 30 procent van het bruto binnenlands product (bbp) of zo’n 117 miljard euro. Enkel Frankrijk en Finland scoren hoger. Sinds 2008 – het jaar dat de financiële crisis uitbrak – stijgen de Belgische sociale uitgaven sterker dan het bbp. Dat heeft natuurlijk een zwaar beslag gelegd op de overheidsfinanciën.

De voorbije regeringen hebben geprobeerd dat op te vangen door de belastingen te verhogen. In de moeilijke jaren 2009 tot 2013 steeg de fiscale druk enkel in Finland, Griekenland en Frankrijk sneller. De Belgische belastingdruk ligt met 48 procent van het bbp ongeveer 5 procent boven het Europese gemiddelde. In de eurozone heeft enkel Frankrijk een hogere fiscale druk.

Die extra belastinginkomsten waren nodig om het schip van de sociale zekerheid drijvende te houden. Want de sociale zekerheid is allang niet meer zelfvoorzienend. In 2009 kwam 66,5 procent van de inkomsten van de sociale zekerheid uit sociale bijdragen van de werkenden. In 2013 was dat gedaald tot 62,4 procent. Voor dit jaar is dat al onder de 60 procentgrens gezakt (59,8%). Het principe van een sociale zekerheid waarin sociale bijdragen verzekeren tegen risico (ziekte, werkloosheid,…) en daarnaast vormen van solidariteit worden ingevoerd, staat op losse schroeven.

De regering rijdt het gat dicht met enerzijds de alternatieve financiering (zo’n 16 miljard euro), waarvoor ze inkomsten uit btw en accijnzen aanwendt. En anderzijds is er een reeks van overheidstoelagen uit de algemene middelen (zo’n 18 miljard euro). Die staatstoelagen bestaan uit middelen die ten laste vallen van de algemene uitgavenbegroting.

Sinds 2010 is er ook een bijzondere staatstoelage, de zogenaamde evenwichtsdotatie. De invoering daarvan was onder de vorige regeringen een eis van de PS om aan de bevolking te tonen dat de sociale zekerheid gezond en in evenwicht is. Die evenwichtsdotatie is zelfs wettelijk vastgelegd.

Maar een sluitende sociale zekerheid is dus schijn. Het gaat gewoon om een vestzak-broekzakoperatie door de federale regering. Ook dit jaar is er nog een evenwichtsdotatie van 6,1 miljard euro om de sociale zekerheid van werknemers en zelfstandigen op te smukken. In 2014 vertoont de sociale zekerheid weliswaar nog een klein tekort van 58,9 miljoen euro (0,06%), maar zonder die algemene middelen en de alternatieve financiering zou dat tekort in de miljarden lopen.

De manier waarop de sociale zekerheid nu gefinancierd wordt, is niet langer houdbaar, zeker niet nu de vergrijzing zich laat voelen. De uitgaven voor pensioenen zijn in een dik decennium gestegen van 8 naar meer dan 10 procent van het bbp. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing lopen die kosten tegen 2040 op tot 14,9 procent van het bbp. “De totale sociale uitgaven zullen stijgen van 30 naar 36 procent van het bbp”, stelt Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Petercam vast. “Het is onmogelijk die nog te financieren met extra belastingen.” De regering-Michel wil dan ook het geweer van schouder veranderen. De nadruk ligt voortaan op besparingen.

Een revolutie in de sociale zekerheid komt er niet. De Zweedse coalitie bespaart volgend jaar 1,4 miljard euro. Dat is 1,6 procent van het totale budget van 87 miljard euro. De helft van de besparingen moet komen van een beperking van de jaarlijkse uitgavengroei in de gezondheidszorg. De uitgaven mogen in reële termen (boven op de inflatie dus) slechts met 1,5 procent toenemen. Vroeger was dat 3 procent.

De andere helft van de besparing voor 2015 zoekt de regering in het arbeidsmarktbeleid. Zo verstrengt de regering het brugpensioen en de landingsbanen (is een systeem van tijdskrediet waarbij werknemers aan het einde van de loopbaan betaald worden om minder te werken). Dat moet volgend jaar respectievelijk 36,5 en 14,5 miljoen euro opleveren. Daarnaast wordt de uitkering voor niet-gemotiveerd tijdskrediet afgeschaft.

Met haar hervormingen mikt de regering op een dubbel effect: de sociale uitgaven verminderen en de inkomsten verhogen dankzij sociale bijdragen en extra fiscale inkomsten.

(A.M.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content