Wim Van der Donckt

‘Ons arbeidsmarktbeleid verdient beter dan hele leugens en halve waarheden’

Wim Van der Donckt Federaal parlementslid N-VA

Er is tijdens de huidige regeringsperiode wel degelijk al heel wat werk verzet om de stringente, vaak afremmende tewerkstellingsreglementering flexibeler en moderner te maken. Dat zegt Wim Van der Donckt, federaal parlementslid N-VA.

Op vakantie wil een mens vooral genieten van de mooie dingen des levens, andere culturen opsnuiven en zich vooral ver houden van het thuisfront. De moderne media zijn op dat punt evenwel een storende factor en bieden een bijwijlen onweerstaanbare verleiding om toch maar eens te gaan surfen. Tijdens een van die momenten stootte ik op een opiniestuk van ene Dominic Van Oosterwyck, dat mij ertoe noopt vanuit het prachtige Sicilië te reageren.

De halsstarrigheid van de vakbonden om niet te willen inzien dat we niet meer in de tijd van priester Daens leven, is niet alleen schrijnend maar ook verontrustend. Een moderne vakbond zou samen met de overheid en de werkgevers moeten nadenken over sociaaleconomische uitdagingen op bedrijfs-, sectoraal, nationaal en internationaal niveau.

De belangrijkste uitdaging voor de sociale partners is manieren te vinden om onze economie en ondernemingen op lange termijn voldoende slagkrachtig te maken, om iedereen zo veel mogelijk de kans te bieden zich professioneel te ontplooien, om bij te dragen tot de welvaart en die op een billijke te herverdelen, met voldoende ruimte voor autonomie en maatwerk op het terrein. Kortom, ze moeten een agenda opstellen voor de toekomst van arbeidsrelaties, los van de waan van de dag.

Dat doe je natuurlijk niet wanneer je je punt wil maken met halve waarheden en hele leugens.

Jobs, jobs, jobs

Na jaren van socialistisch wanbeleid, waarin de concurrentiekracht van onze bedrijven achteruitging door de torenhoge loonkosten, waarin de groep actieven steeds kleiner en een steeds oplopende kostenpost werd voor de sociale zekerheid, heeft de N-VA het roer omgegooid om ervoor te zorgen dat we ons huidige welvaartsniveau kunnen doorgeven aan onze kinderen.

We hebben hervormingen doorgevoerd die noodzakelijk waren om onze bedrijven weer competitief te maken. We hebben de hoge loonkosten drastisch verlaagd, zodat de loonkosthandicap weer op het niveau van 1996 staat.

Het huidige regeringsbeleid resulteert volgens cijfers van de Nationale Bank in netto 163.500 extra ingevulde banen, waarvan 107.000 in de privésector en 55.800 in de (semi-)publieke sector. Onder de regering-Michel zijn er jaarlijks netto gemiddeld 54.500 extra banen gecreëerd. Het beleid onder de regering-Di Rupo was fundamenteel anders. Toen vernietigde de regering 16.500 banen in de privésector en creëerde ze er 41.800 in de publieke sector. Netto komt dat neer op 25.200 banen, ingevuld met belastinggeld.

De heer Van Oosterwijck doet de waarheid dan ook geweld aan als hij stelt dat in de periode 2015-2016 52.000 banen gecreëerd werden en er 40.000 verloren gingen. Hij baseert zich op de statistieken van de RSZ DynaM, waarin wordt weergegeven (blz. 7, figuur 1) dat in de periode 2015-2016 netto 49.379 arbeidsplaatsen zijn gecreëerd.

Die cijfers gaan uitsluitend over werknemers. De zelfstandigen, noch andere correcties die de NBB uitvoert, zijn hierin opgenomen, maar ze geven wel een indicatie van de manier waarop de arbeidsmarkt gestructureerd is.

Een hele leugen of minstens halve waarheid doorprikt.

Minderwaardige jobs ?

Nog een vaak gehoorde opmerking is dat er minder ‘kwalitatieve’ jobs worden gecreëerd. Het aantal voltijdse banen zou dalen ten koste van een stijging in slecht betaalde interim-contracten en flexi-jobs.

Die bewering is manifest onwaar. Professor Ive Marx stelt: “Er zijn in ons land amper laagbetaalde jobs, banen waarmee mensen grofweg minder dan 2000 euro bruto verdienen. In Duitsland is dat 22 procent van het aantal banen, in Nederland 17 procent en in België 4 procent.”

We hebben de rigiditeit en hoge drempels naar de arbeidsmarkt verlaagd door ieder uur werken meer lonend te maken (taxshift), zwart werk te bannen uit de horecasector en recentelijk ook uit andere sectoren via de flexi-jobs. We hebben een proefperiode light heringevoerd, waardoor werkgevers aangemoedigd worden arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur aan te bieden. Daarnaast zijn er nu ook startersbanen, waardoor voor werkgevers de drempel om laaggeschoolden jongeren zonder werkervaring aan te nemen lager is. En dan hebben we het nog niet gehad over de verlaging van de vennootschapsbelasting, die een positief effect heeft op banencreatie.

Ons arbeidsmarktbeleid verdient beter dan hele leugens en halve waarheden

Al die maatregelen resulteren in volwaardige banen. De objectieve cijfers liegen niet: het percentage werknemers die onvrijwillig deeltijds en/of voor bepaalde duur werkt, bedroeg in België in 2016 slechts 8,7 procent op het totale aantal loontrekkenden (Bron: FOD WASO). Uit het Salariskompas 2018 blijkt dat het gemiddelde brutomaandloon van een voltijds werkende bediende uit Vlaanderen of Brussel momenteel 3510 euro bedraagt en negen van de tien gecreëerde jobs in 2017 hebben een arbeidstijd van meer dan 66 procent (Bron: RSZ).

Alweer een hele leugen, minstens een halve waarheid doorprikt.

Mismatch vraag en aanbod op de arbeidsmarkt

Er zijn dus wel degelijk veel banen gecreëerd, maar tegelijkertijd stellen we, samen met de heer Van Oosterwyck vast dat veel vacatures niet ingevuld geraken. Ondanks de historische daling van de werkloosheid met 11,7 procent in deze legislatuur, ligt onze werkzaamheidsgraad nog structureel te laag. In 2017 bedroeg de werkzaamheidsgraad in België 68,5 procent. Dat is lager dan het EU-gemiddelde van 72,2 procent (Bron: Eurostat). Vooral Brussel en Wallonië halen die ons nationale cijfer naar beneden (Vlaanderen 73% – Wallonië 63,2% – Brussel 60,8%).

Maar in tegenstelling tot wat de heer Van Oosterwyck wil doen geloven, is er nochtans voldoende potentieel. Zo zijn er in 2017 liefst 1,7 miljoen inactieven op 6,6 miljoen mensen op actieve leeftijd, (20-64 jaar). Dat is maar liefst 25 procent. Het gaat om mensen die al dan niet onvrijwillig geen werk hebben, niet beschikbaar zijn voor een job en geen werk zoeken.

We mogen daarbij niet uit het oog verliezen dat 10 procent van alle vergoede werklozen langer dan tien jaar volledig werkloos is en dat de werkzaamheidsgraad bij migranten (niet-EU) in België in 2016 met 49,1 procent zeer laag lag in vergelijking met het EU-gemiddelde van 61,2 procent (FOD werk – Vlaanderen 53% -Wallonië 46.9% – Brussel 45.5%)

Betreurenswaardige cijfers, maar wel de harde realiteit.

De langdurig werklozen moeten dus worden geactiveerd, de langdurig zieken dienen via aangepaste banen maximaal opnieuw te worden geïntegreerd in de arbeidsmarkt en de andere niet-actieven moeten ertoe worden aangezet op zoek te gaan naar werk.

Loonvorming

In het belang van alle inwoners, de actieven en de inactieven, moet we dus blijven hervormen. Een modernisering van het loonproces is daarbij zeer aangewezen. Uit een recent onderzoek van Vives blijkt dat er een positief verband is tussen competitiviteit en gedecentraliseerd overleg (Konings, J. Lecocq K, Vandendriessche R,Vives -Voka , 2015) .

Ondernemingen met dezelfde economische activiteit vallen immers soms onder verschillende paritaire comités, waardoor er andere loon-en arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn voor dezelfde economische activiteiten. Een dergelijke mismatch kan zwaar wegen op de concurrentiekracht of de competitiviteit van ondernemingen.

Bij onderhandelingen op ondernemingsniveau leidt marktwerking ertoe dat de loonstijgingen afgestemd worden op de productiviteitsstijgingen in iedere onderneming. Ondernemingen die het goed doen, kunnen loonsverhogingen geven, ondernemingen die het minder goed doen, zullen minder of geen loonsverhoging geven.

Werk maken van meer werk

Er is tijdens de huidige regeringsperiode wel degelijk al heel wat werk verzet om de stringente, vaak afremmende tewerkstellingsreglementering flexibeler en moderner te maken. Met positief gevolg. Dat ontkennen is puur populisme.

Dat de hervormingen niet volstaan en nog niet altijd onmiddellijk het gewenste effect hebben en voortdurend het voorwerp zullen uitmaken van monitoring, bijsturing en/of uitbreiding, is evenzeer een realiteit die onder ogen moet worden gezien.

Daarom blijft het noodzaak tijdens deze en de komende legislatuur werk te blijven maken van meer werk. De N-VA ziet de sociaaleconomische noodzaak daarvan in en zal daarvoor blijven ijveren in het belang van een welvarend Vlaanderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content