Belgische overheidsschuld bedraagt 426 procent van het bbp

Onze reële overheidsschuld is 4,5 keer groter dan wat in de officiële tabellen staat.

De Belgische overheidsschuld klokte eind 2010 af op 96% van het bruto binnenlands product (bbp). Houd je rekening met de toekomstige uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg die met het huidige belastingsregime niet gedekt zijn door inkomsten, dan schiet de Belgische overheidsschuld gezwind de hoogte in, namelijk tot zo maar eventjes 426% van het bbp. Onze reële overheidsschuld is dus bijna 4,5 keer groter dan wat in de officiële tabellen staat.

Bovenstaande cijfers zijn afkomstig van de Duitse hoogleraar Bernd Raffelhüschen en zijn assistent Stefan Moog, beiden verbonden aan de Albert-Ludwigs-Universität in Freiburg. Raffelhüschen verwierf de voorbije jaren ook in beleidskringen een reputatie van degelijkheid en betrouwbaarheid wat dit soort van analyse betreft. In essentie komt het erop neer dat Raffelhüschen en Moog een projectie maken van hoe de uitgaven en de inkomsten van de overheden met het huidige beleid zullen evolueren over de komende decennia. Vooral de demografische evolutie, die al in grote lijnen voor meerdere decennia vastligt, speelt een erg belangrijke rol in die projecties. De tekorten die zich in de toekomst zullen voordoen, worden via een actualiseringsberekening teruggebracht tot cijfers van 2010.

De Duitse onderzoekers komen op basis van die methodiek tot een schatting van wat zij ‘de impliciete staatsschuld’ noemen, namelijk de schuld die bij ongewijzigd beleid in de volgende decennia bijkomend zal ontstaan. Zoals uit bijgaande tabel blijkt, is die impliciete staatsschuld voor alle onderzochte landen (12 van de 17 eurolidstaten) veel groter dan de expliciete staatsschuld, zijnde de staatsschuld zoals zichtbaar in de boeken van de overheid op het einde van 2010. Voor alle landen, behalve … Italië.

Meer nog, het vaak zo om zijn te hoge staatsschuld verguisde Italië komt zelfs zonder discussie als allerbeste uit de berekeningen van Raffelhüschen en Moog (zie bijgaande tabel). Telt men expliciete en impliciete overheidsschuld bij elkaar op, dan landt Italië eind 2010 op 146% van het bbp. Enkel Duitsland (193%) en Finland (195%) komen nog enigszins in de buurt van het Italiaanse cijfer.

Stefan Moog licht de verrassend goede score van Italië toe: ‘Er werd en wordt nauwelijks aandacht aan besteed, maar Italië voerde vooral in de jaren 1990 enkele belangrijke wijzigingen door in zijn pensioenregime. Terwijl een gemiddeld pensioen nu gelijk is aan 70% van het gemiddelde loon, zal dat over de komende decennia geleidelijk dalen tot 50%. Dat gegeven verklaart grotendeels de veel betere prestaties van Italië in onze berekeningen.’

Er is dus iets onwezenlijks aan de huidige nervositeit over Italië? Stefaan Moog: ‘Ja en nee. Ja, omdat Italië de vergrijzing veel beter voorbereid heeft dan alle andere eurolidstaten. Nee, omdat de expliciete Italiaanse overheidsschuld, op Griekenland na, de hoogste van de eurozone blijft. We zijn er in onze berekeningen van uitgegaan dat Italië qua nominale en reële rente te betalen op de overheidsschuld op het peil zou blijven dat over 2010 is bereikt. Dat zou neerkomen op 5% respectievelijk 3% rente. De laatste maanden ging de Italiaanse rente fors de hoogte in. Blijft het land geconfronteerd met vrij hoge rentevoeten, dan zal ook de impliciete overheidsschuld snel oplopen.’

België plaatst zich in de rangschikking van Raffelhüschen en Moog op de 7de plaats met een impliciete overheidsschuld van 330%, ruim drie keer het volume aan expliciete overheidsschuld. Uit de laatste kolom van bijgaande tabel blijkt dat België een inspanning gelijk aan 5,3% van het bbp moet leveren om de impliciete schuld geleidelijk aan weg te werken. Met een dergelijke ingreep, die je over vele decennia jaar na jaar moet volhouden, voorkom je dus een verdere escalatie van de overheidsschuld. Corrigeer je voor 5,3% van het bbp, dan blijf je in de toekomst tegen een overheidsschuld gelijk aan +/- 96% van het bbp aanhikken. Om naar de 60% te evolueren die op de top van 8 en 9 december nog eens op tafel kwam, moet er nog eens bovenop die 5,3% van het bbp gesaneerd worden.

Ter vergelijking: de regering-Di Rupo gaat voor een sanering van 11,3 miljard in 2012 en voor en totaal van 22 miljard over de periode 2012-2014. De saneringsschok nodig om een verdere escalatie van de schuldgraad van 96% te voorkomen, bedraagt 5,3% van het bbp of, in termen van het 2010-bbp, 19 miljard euro, in één jaar door te voeren en dan blijvend vast te houden tot minstens 2050. De plannen van de regering-Di Rupo gaan aardig in de goede richting als evenwel aan enkele belangrijke voorwaarden wordt voldaan:

• Het voorziene maatregelenpakket moet volledig worden uitgevoerd en liefst zo snel mogelijk

• Er is geen enkele ruimte voor eenmalige ingrepen, daar het volledige pakket gelijk aan 5,3% van het bbp over meerdere decennia dient te worden volgehouden

• Geen verdere stijging van de rentevoeten want dan klopt – zie de opmerking van Stefan Moog over Italië – de 5,3% niet langer als afdoende saneringsschok

• De economische groei mag niet verder worden afgeremd, wat door de verhoogde belastingdruk wel waarschijnlijk is

En, nogmaals, zelfs als aan al de bovengaande voorwaarden wordt voldaan, dan nog blijven we opgezadeld met een overheidsschuld gelijk aan +/- 96% van het bbp.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content