Veel Europese banken zijn virtueel failliet
De ECB onderzoekt volgend jaar de kwaliteit van de activa bij de belangrijkste Europese banken. Een gelijkaardige oefening van de Nederlander Kees Pieters wijst uit dat de banken in de meeste eurolanden virtueel failliet zijn. Maar niet de Belgische.
Heel de financiële sector kijkt uit naar de ‘asset quality review‘ — het nieuwe buzzwoord — van de ECB. Alvorens de centrale bank in september 2014 het eengemaakte toezicht op de banken van de eurozone opneemt, wil ze zeker zijn van de kwaliteit van de activa op de bankbalansen. Welke banken hebben bijvoorbeeld nog veel slechte kredieten in portefeuille, zonder dat ze hiervoor al voldoende provisies aangelegd hebben? Welke banken houden schuldpapier met risico’s en een lagere kredietwaardering aan, zonder dat ze de waarde in de boekhouding aangepast hebben?
Die oefening moet aantonen welke banken nog ballast uit het verleden meeslepen, en eventueel te weinig kapitaal hebben om die risico’s te dekken. Het kaf (de slechte en onveilige banken) moet van het koren (de goede en gezonde banken) gescheiden worden. Pas daarna wil de ECB het toezicht van de lokale toezichthouders overnemen. Het kan niet de bedoeling zijn dat heel Europa betaalt voor problemen die gecreëerd zijn door de lakse houding van nationale toezichthouders.
Pieters ging zelf al eens door de boeken van de Europese banken. Hij is wiskundig ingenieur en heeft gewerkt voor de olie-industrie en de overheid. Hij schreef het boek Het Westen 5x Failliet, waarin hij het bankroet van onze democratie, banken, munt, overheid en economie vaststelt. Azië zal de macht overnemen.
Over het westerse financiële systeem, met een cruciale rol voor de banken, is hij zeer sceptisch. Vooral de Cyprus-crisis zette hem aan om een solvabiliteitsanalyse van de banken in de eurozone te maken. “Sinds de crisis op Cyprus wordt er gepraat over de Dijsselbloem-doctrine. Dat wil zeggen dat bij een faillissement de aandelen en achtergestelde leningen waardeloos worden, en de spaarrekeningen boven 100.000 euro, voor zover nodig, gekort worden. Dan ga je je als vermogende particulier of onderneming in de eurozone afvragen waar je centen nog veilig zijn. Die oefening wilde ik maken.”
Hij komt tot de onthutsende vaststelling dat de banksector in de meeste eurolanden virtueel failliet is. Opvallend is dat België nog net het hoofd boven water houdt en het zelfs beter doet dan Duitsland of Nederland. De veiligste eurolanden om je geld te stallen, lijken vooralsnog Estland, Finland, Oostenrijk en Slowakije.
Hoe gaat Pieters te werk? Hij gaat ervan uit dat de kwaliteit van de bankactiva lager ligt dan de boekhoudkundige cijfers laten vermoeden. In drie stappen past hij de waarde van de activa aan. Van Pieters’ berekeningen geven we hieronder de grote lijnen. U kunt zijn integrale onderzoek lezen op de website van Trends.
Stap 1: basisberekening
Om na te gaan in welke landen de banksector veilig is, berekent Pieters het eigen vermogen van de banken rekening houdende met de probleemkredieten die ze op hun balans hebben staan (dit zijn leningen met een betalingsachterstand van minimaal 90 dagen). Na aftrek van die probleemleningen hebben de banken uit Griekenland, Cyprus en Slovenië een negatief eigen vermogen (in verhouding tot het totaal van de activa).
Stap 2: bezwarende factoren
In een tweede fase gaat Pieters op zoek naar overgewaardeerde activa op de balans. Zo identificeert hij de balansposten die bij een faillissement niet te gelde kunnen worden gemaakt en dus eigenlijk waardeloos zijn. Het gaat om immateri-ele activa zoals goodwill en de waarde van ICT-systemen, en materiële activa zoals bureaus, computers, de kantoorinventaris,… In het geval van de Nederlandse banken gaat het volgens Pieters om 0,52 procent van de activa die moeten worden afgetrokken van het eigen vermogen. Het cijfer voor Nederland wordt geëxtrapoleerd naar alle banken van de eurozone.
Ook het eigen vastgoed van de banken staat tegen een te hoge waarde in de boeken. Pieters baseert zich daarvoor op de situatie in Nederland, waar huurcontracten vaak verlengd worden tegen lagere prijzen, waardoor de lopende taxatiewaarde niet meer correct is. In zijn berekeningsmodel gaat Pieters ervan uit dat de werkelijke waarde van het vastgoed 30 procent lager ligt dan wat op de balans staat. Omdat de balanswaarde van het vastgoed 0,82 procent van het eigen vermogen bedraagt, boekt hij 0,24 procent van het eigen vermogen af.
Pieters verrekent ook een aantal landenspecifieke factoren. Zo houdt hij er rekening mee dat de coöperanten van de Nederlandse Rabobank hun ledencertificaten verkopen, omdat het over achtergestelde leningen gaat die bij een faillissement mee in het bad getrokken worden. De Franse, Italiaanse en Spaanse probleemleningen schat hij veel groter in dan de naakte cijfers vermoeden. En op basis van de Nederlandse toestand wordt de waarde van de vastgoedfinanciering van alle banken in de eurozone met een vijfde afgeboekt.
Ten slotte houdt Pieters ook rekening met verborgen verliezen, op en buiten balans. Vooral bij de waardering van derivaten zouden de banken de risico’s lager inschatten en op die manier hun eigen vermogen overschatten. Het effect van creatief boekhouden voor derivaten en het buiten balans plaatsen van activa en passiva vertaalt zich in een waardevermindering van 0,5 procent van de activa.
Na al deze aanpassingen zijn ook de banken in Frankrijk, Italië, Ierland en Portugal virtueel failliet (negatief eigen vermogen).
Stap 3: effecten tussen landen
Pieters berekent ten slotte het effect van een bankfaillissement op de banksector van een ander land. Hij houdt rekening met de herkomst van de deposito’s, het tekort aan eigen vermogen, de haircut boven 100.000 euro en het doorverwerkingseffect in andere landen. Na deze complexe oefening zitten ook de banken in Duitsland, Spanje en Nederland door hun eigen vermogen, zij het vrij nipt.
Pieters besluit dat de banken in de meeste van de 17 eurolanden, waaronder alle grote landen, virtueel failliet zijn. De situatie is dramatisch in Griekenland en Cyprus, maar ook Frankrijk ziet het eigen vermogen van zijn banksector 5,4 procent in het rood gaan. Slovenië wordt geconfronteerd met een tekort van 5,3 procent en Italië met 3,2 procent. De enige eurolanden die boven water blijven, zijn Finland, Estland, België, Luxemburg, Malta, Slowakije en Oostenrijk. België leunt met een resterend eigen vermogen van 0,31 procent op het totaal van de activa wel heel dicht tegen een faillissement aan. Malta en Luxemburg zijn dan weer erg kleine landen, die heel kwetsbaar zijn door de omvang van hun financiële sector.
Bedrijven en depositohouders met tegoeden van meer dan 100.000 euro bij één bank, lijken dus het veiligst in Finland, Estland, Slowakije en Oostenrijk, concludeert Pieters. Daarbij merkt hij nog op dat Slowakije en Estland pas de voorbije decennia een westers banksysteem hebben ingevoerd.
PATRICK CLAERHOUT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier