Modeontwerper Jan-Jan Van Essche: ‘Ik ben klaar voor die volgende stap’

© Eva Verbeeck

Jan-Jan Van Essche gaf onlangs zijn eerste show ooit, tijdens de prestigieuze Pitti Immagine Uomo in Firenze, het belangrijkste mannenmodeplatform ter wereld. Daarmee begint een nieuw hoofdstuk voor de talentvolle Belgische ontwerper.

We spreken af in het atelier van Jan-Jan Van Essche, gelegen in hartje Seefhoek, een multiculturele buurt in Antwerpen. Het is er druk, de zomercollectie staat klaar om geleverd te worden. In een aparte ruimte is een wever in de weer aan een houten weefgetouw. Jaren geleden kwam hij van zijn thuisland Senegal naar België. Hij leerde bij Jan-Jan Van Essche weven, en maakt sindsdien deel uit van het team. Aan de andere kant van het atelier hangen al de meeste stukken van de wintercollectie, die geshowd zullen worden in Firenze. Het wordt de allereerste show voor de Antwerpse ontwerper, die twaalf jaar geleden voor het eerst zijn collectie presenteerde in een showroom in Parijs. Hij noemde die debuutcollectie Yukkuri, Japans voor ‘stap voor stap’. Het typeert de aanpak van de bescheiden, integere ontwerper, die de tijdsgeest haarscherp aanvoelt.

Het vergt moed om een merk onder je eigen naam op de markt te zetten. Je kunt je naam maar één keer inzetten. Dat heeft me wel wat koudwatervrees bezorgd

Waarom ben je destijds naar de Modeacademie gegaan?

JAN-JAN VAN ESSCHE. “Ik heb middelbaar onderwijs aan de Steinerschool gevolgd, waar de focus op creativiteit lag, van tekenen tot ambachtelijke technieken. Mijn ouders hebben altijd hun eigen bedrijf in de creatieve sector gehad. Mijn vader is setontwerper en artdirector in de film- en tv-wereld. Hij heeft altijd zijn passie gevolgd en zijn eigen ding gedaan. Op de een of andere manier neem je als kind die mindset over. Maar vooral de verhalen van mijn moeder hebben mijn interesse voor de Modeacademie aangewakkerd. Voor ze in het bedrijf van mijn vader werkte, runde ze een boetiek in de buurt van de Antwerpse Modeacademie. Ze kocht eigenzinnige kleren van niche-ontwerpers uit Londen. Van sommige modellen kocht ze maar een paar stuks, die zze dan aan de juiste personen verkocht. Ze maakte ook zelf kleren, en heeft nog stukken gebreid voor de Antwerpse Zes, toen die nog studeerden. Dankzij mijn moeder heb ik me een beeld gevormd van de Modeacademie, en vond ik het een logische stap er te gaan studeren. Ik had geen plan B, wat misschien wat naïef was. Toen ik de Steinerschool verliet, dacht ik dat ik kon tekenen. Het was vrij ontnuchterend, toen ik aan de Modeacademie begon. Het eerste jaar was heel zwaar, je moet echt diep in jezelf graven voor je je eigen stijl kunt ontwikkelen, en bovendien lag de werkdruk heel hoog.”

Je hebt enkele jaren gewacht om een eigen collectie op te starten. Een bewuste keuze?

VAN ESSCHE. “Mijn afstudeercollectie, een mannencollectie, werd tot mijn verrassing uitstekend onthaald door de jury, en heeft me niet alleen hoge punten maar ook verschillende prijzen opgeleverd. Na die euforie ben ik evenwel door een diep dal gegaan. Het solliciteren wilde maar niet lukken. Na een jaar was ik heel gefrustreerd en vroeg ik me af of ik wel thuishoorde in de modewereld. Ik heb toen een tijd in het bedrijf van mijn vader gewerkt. Na drie jaar begon de modemicrobe weer te kriebelen en heb ik als freelancedesigner gewerkt voor een kindermerk en voor Lee Jeans. Op die manier ben ik weer in de mode gerold en deed ik ook kleine projecten voor mezelf. Tijdens die freelanceperiode heb ik drie maanden door Afrika gereisd. Veel facetten van mijn werk aan de academie zag ik daar gewoon op straat. Het was de ene openbaring na de andere. Zoals die keer dat ik een man en een vrouw zag die beiden een boubou droegen. Zij was rond en klein, hij was slank en groot. De boubou zag er heel anders uit door de persoon en door de manier waarop hij gedragen werd. Dat was een eyeopener voor mij. Die avontuurlijke reis heeft een diepe indruk op mij gemaakt en me zin gegeven om mijn eigen weg te gaan. Het vergt moed om een merk onder je eigen naam op de markt te brengen. Je kunt je naam maar één keer inzetten. Dat heeft me wel wat koudwatervrees bezorgd. Ik heb mijn bedrijf langzaam maar zeker opgebouwd. Ik ben begonnen met een reeks T-shirts met met de hand geborduurde portretten. Het borduurwerk nam per T-shirt een week in beslag. Onze eerste drie collecties waren jaarcollecties, wat voor mij logisch was. Ik draag dezelfde kleren in de winter en in de zomer, zij het met meer of met minder lagen. Het tweede jaar zijn we met onze collectie naar de Parijse mannenmodeweek getrokken. Pietro, mijn partner, had ondertussen een jaar lang research gedaan naar de juiste boetieks voor onze collectie. We hadden een kleine ruimte in een kunstgalerie gehuurd en hadden die zelf mooi aangekleed met zelfontworpen behangpapier. Het was allemaal low budget, maar het zag er goed en professioneel uit. Het eerste seizoen kochten al zeven goede boetieks, van Londen tot Koeweit, de collectie aan. Eenmaal je goede referenties kunt voorleggen, gaat het snel. Elk seizoen zijn we gegroeid, heel organisch. Omdat we maar één collectie per jaar hadden en zelf onze patronen en prototypes maakten, vonden we vrij vlot productiepartners, met wie we een goede relatie opgebouwd hebben. We hebben van bij de start de collectie ook in onze eigen winkel verkocht, Atelier Solarshop, een pand dat we aanvankelijk ook gebruikten als deelwerkplek en exporuimte.”

Waarom ben je gestart met mannenmode?

VAN ESSCHE. “Tijdens mijn opleiding aan de Modeacademie heb ik eerst een experimentele vrouwencollectie gemaakt, maar ik ben al snel overgeschakeld naar mannenmode. Als man vond ik het moeilijk me in te beelden hoe het voelt om vrouwenkleren te dragen. Daarom maak ik mannenkleren. Ik wilde ook kleren waarin je kunt bewegen. Door de jaren heen heb ik een eigen patronentaal ontwikkeld, die sterk gebaseerd is op traditionele kleding van verschillende plaatsen en tijdperken. De stukken hebben hun rechtlijnige opbouw en hun hoogstaande, artisanale materialen gemeen. Ik wilde eenvoudige kleren ontwerpen, waarin de mensen zichzelf kunnen zijn. De eerste vijf jaar werden mijn kleren enkel op mannen gefotografeerd, maar in de winkel merkten we dat ook vrouwen voor de minimalistische stijl vielen. De realiteit heeft ons ingehaald. Op de duur verkochten we evenveel stuks aan mannen als aan vrouwen. Ik ontwerp graag stukken die hun eigen leven leiden. Ik probeer tijdloze kleren te brengen, gemaakt op een heel exclusieve manier. Het zijn stukken waar je verliefd op wordt en die je blijft dragen. Doordat ik mijn collectie ook in kleinere maten aanbied, kan ze zowel door mannen als door vrouwen gedragen worden.”

Jan-Jan Van Essche in zijn atelier © Eva Verbeeck © Eva Verbeeck

Je collectie oogt enigszins Japans, vanwaar die invloed?

VAN ESSCHE. “Ik was eigenlijk al bezig met oosterse patronen voor ik het zelf besefte. Van een paar vormstudies in mijn collectie, zoals vierkant gevouwen mouwen, dacht ik dat ik ze uitgevonden had. Pas na onze derde collectie heeft een vriendin ons meegenomen naar Japan. Daar heb ik ontdekt dat die vouwtechnieken daar al meer dan 500 jaar bestaan. Mijn kennis van die technieken is pijlsnel gestegen, dankzij Japanners die in mijn werk oude patronen zagen en ze me ook toonden. Ik vind het belangrijk voorzichtig en respectvol om te gaan met traditionele elementen van andere culturen. Ik heb nooit elementen letterlijk overgenomen, maar er telkens een eigen interpretatie aan gegeven. We zijn ondertussen acht keer naar Japan geweest en het voelt als thuiskomen. Het is een land waar ambacht nog heel hard gesteund wordt. Onze collectie wordt er goed onthaald en we produceren er een tweede merk. O Project is een jongere versie, met minder ingewikkelde patronen en met een zekere streetwearvibe. Ze was oorspronkelijk voor de Japanse markt bedoeld, maar ze wordt nu ook internationaal verkocht.”

Mijn kleren zijn comfortabel en de helft van de details ontdek je pas wanneer je de kleren draagt. Dat is een cadeau voor jezelf

Dit is je allereerste show. Hoe voelt dat?

VAN ESSCHE. “Als ik zie welke grote namen al op Pitti Immagine Uomo geshowd hebben, onder wie Raf Simons, voel ik mij heel vereerd dat ik uitgenodigd ben. Toch was ik niet compleet verrast. Lapo Cianchi, de communicatie- en special events director van Pitti Immagine Uomo, volgt mijn werk al sinds mijn eerste collecties. Een paar jaar geleden zijn de eerste verkennende gesprekken begonnen. Het is heel fijn erkend te worden om wie je bent, en te horen dat mijn creaties relevanter zijn dan ooit. De tijdsgeest is veranderd, in ons voordeel. Dat hebben we het eerst gevoeld tijdens de eerste lockdown. Toen hebben we onze beste verkoop ooit gerealiseerd. Mijn verklaring: de kleren die ik maak bedoeld zijn voor mensen die ze dragen, niet voor mensen die ernaar kijken. Mijn kleren zijn comfortabel en de helft van de details zit aan de binnenkant, je ontdekt ze pas wanneer je de kleren draagt. Dat is een cadeau voor jezelf. Die combinatie van comfort en luxe was exact datgene waarnaar mensen toen op zoek waren. We zijn ook sinds lang bezig met genderless en sustainable mode, zonder dat er een strategie achter zit. Het heeft voor ons altijd deel uitgemaakt van onze basisfilosofie. Duurzaamheid vind ik belangrijk, maar ik ben niet fundamentalistisch daarin. Ik wil in de eerste plaats een esthetische collectie maken, de look en de feeling primeren. Deze show komt op het juiste moment, we zijn klaar voor een volgende stap. Dat gevoel hadden we vorige zomer al in Parijs. Het feit dat we de coronacrisis goed doorstaan hebben, heeft veel respect en vertrouwen afgedwongen bij de aankopers. Tijdens de pandemie hadden we al films gemaakt van onze collecties. Stilaan rijpte ook het idee voor een show. Kort nadien kwam de vraag van Pitti, exact op het juiste moment. Het is het grootste platform dat we ooit gehad hebben.”

Hoe zie je de toekomst van je label?

VAN ESSCHE. “We zijn klaar voor een volgende stap en we denken na over hoe we structureel kunnen groeien. We werken nu met een team van negen mensen, mezelf en Pietro inbegrepen. Pietro en ik werken en leven al twintig jaar samen en hebben heel complementaire talenten. Ik teken de kleding en maak de patronen, Pietro verzorgt het commerciële en organisatorische, naast de huisstijl, maar eigenlijk overleggen we alles samen. Ongeacht hoe we verder groeien, wil ik blijven ontwerpen. Ik wil niet eindigen in een managersfunctie. Ik zou het wel fijn vinden mochten er nog samenwerkingen komen, zodat we ons verhaal met meer gelijkgestemden kunnen delen. We vinden het belangrijk een onafhankelijk modebedrijf te blijven. We zijn altijd financieel onafhankelijk geweest en dat voelt goed.”

Wie is Jan-Jan Van Essche

– Geboren en getogen in Antwerpen, in een gezin met vier zonen. Heeft een tweelingbroer.

– Volgt Steinerschool.

– Studeert in 2003 cum laude af aan de Modeacademie van Antwerpen met een mannencollectie.

– Start in 2010 zijn eigen label. Brengt de eerste drie jaar telkens een jaarcollectie uit.

– Werkt samen met Sidi Larbi Cherkaoui, Opera Ballet Vlaanderen, les Ballets de Monte Carlo e.a.

– Geeft in januari 2023 zijn eerste show in Firenze.

'Dit is het grootste platform dat we ooit gehad hebben, ik ben klaar voor die volgende stap'
© Eva Verbeeck

Een show als een trilogie

De show in Firenze weerspiegelde helemaal de wereld van Jan-Jan Van Essche, die er een trilogie van maakte. Het eerste deel was de catwalkshow, met vrouwelijke en mannelijke modellen van diverse leeftijden en verschillende etnische achtergronden. Zo showde de Senegalese wever die in het Antwerpse atelier werkt, zijn eigen werk. Na de show volgde een dansperformance, waarbij de dansers kleren en schoenen uit de collectie droegen. De choreografie was van de hand van Sidi Larbi Cherkaoui, de Belgisch-Marokkaanse choreograaf-danser voor wie Jan-Jan Van Essche sinds 2016 kostuums ontwerpt. Jan-Jan Van Essche: “Kleren ontwerpen voor de dans is een stresstest voor ideeën. Als iets niet werkt, zie je dat onmiddellijk. Larbi geeft mij carte blanche; die samenwerking biedt mij de mogelijkheid te experimenteren. Ik ervaar het als een geschenk met dansers te kunnen werken. Soms ben ik een week in het buitenland voor een fitting voor een operastuk. Ik hou ervan buiten mijn job ook andere dingen te kunnen doen. Ik vind het ook fijn dat mijn creaties voor de dans niet de hoofdrol spelen, maar deel uitmaken van een groter geheel.” Het drieluik werd afgesloten door een optreden van de Japanse taikodrummer Tsubasa Hori in de binnentuin van het sfeervolle klooster Santa Maria Novella. De modellen stonden als standbeelden opgesteld in de zuilengalerij met de prachtige eeuwenoude fresco’s op de achtergrond. Het leverde serene, sfeervolle beelden op, die op het netvlies blijven hangen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content