Jean Pur Sang

Geel icoon Een Alpine A110 1600 S uit 1971

Precies honderd jaar geleden zag de heer Jean Rédélé in het Noord-Franse Dieppe het levenslicht, zijn automerk Alpine volgde 33 jaar later. Trends Style trok naar de bakermat van het Franse sportwagenmerk in Normandië, om uit te zoeken waarom die succesformule nog altijd werkt.

Grote automerken worden vaak in het leven geroepen door indrukwekkende personages. Net zoals Lotus werd opgericht door de Britse ontwerper en uitvinder Colin Chapman, is Alpine onlosmakelijk verbonden met Jean Rédélé, die zich op zijn 24ste de jongste autohandelaar van Frankrijk mocht noemen. Maar Rédélé was in vele opzichten uniek.

Spoedcursus

Geboren in 1922 in het Normandische Dieppe had Jean Rédélé andere aspiraties dan de Renault-dealership van zijn vader Emile over te nemen. Nochtans had die bewezen goed genoeg te zijn om als monteur te worden aangenomen door niemand minder dan Louis Renault, de stichter van Renault. Een tijdlang was Emile Rédélé de chauffeur van de industriële magnaat, tot hij als mecanicien voor de competitiesport ging werken en tijdens de Grand Prix Automobile de France van 1907 in Dieppe belandde. Na de Eerste Wereldoorlog opende hij er een kleine garage en een busmaatschappij.

Een paar maanden later, op 17 mei 1922, werd Jean geboren. In diens tienerjaren brak de Tweede Wereldoorlog uit, en in 1941 werd de garage gebombardeerd. Het gezin roeide met de riemen die het had, en Jean trok naar de HEC Business School in Parijs, om vanaf november 1945 een spoedcursus te volgen. Net geen jaar later studeerde hij af met een uitstekend cijfer voor zijn proefschrift over zijn visie op zakendoen en het het beheer van de Renault-dealerships. Hij stuurde het proefschrift naar Pierre Dreyfus, de tweede man van Renault, die het zozeer waardeerde dat hij de Renault-dealerschap in Dieppe toekende aan Jean Rédélé in plaats van aan zijn vader. Naast de verkoop van de Renault 4CV startte Jean Rédélé ook een bedrijf in de doorverkoop van overschotten van militaire uitrusting, wat zijn verkoopvaardigheden aanscherpte en hem een lucratief inkomen opleverde. Hij demonstreerde daarmee zijn grote talent om zich aan situaties aan te passen.

In de fabriek versmelten mens en machine tot een goed georkestreerd ballet

Goede naam

In plaats van een imposante, Amerikaanse luxe-auto of een Italiaanse sportwagen te kopen, gaf Rédélé de voorkeur aan het racen met een bescheiden Renault 4CV. Eerst in de 1950 Monte Carlo Rally en vervolgens in de Rally van Dieppe, die hij won. Die prestaties stelden hem in staat een aanvraag in te dienen voor de aankoop van een 4CV 1063, bestemd voor de competitie. Zijn grootste overwinning behaalde hij in de Mille Miglia van 1952. De 1063 was erg snel, maar duur en zeldzaam. Jean Rédélé besloot daarom zelf een meer geschikte auto te bouwen. “Ik had het meeste plezier toen ik met mijn 4CV door de Alpen reed. Ik ontdekte het plezier van rijden op bergwegen.” Die uitspraak zou doorslaggevend zijn in de keuze van de naam van zijn eigen automerk: Alpine.

Focus op het rijgedrag

In 1952 ontmoette Rédélé Giovanni Michelotti, een jonge ontwerper uit Turijn, die werd opgeleid aan de Stabilimenti Farina van Giovanni Farina, broer van Batista ‘Pinin’ Farina, voordat hij in 1949 zijn eigen ontwerpstudio oprichtte. Rédélé en Michelotti deelden dezelfde smaak voor elegantie en efficiëntie, en het duurde niet lang vooraleer Rédélé hem de opdracht gaf een sportwagen te ontwerpen met de onderdelen, het platform en de mechanica van de Renault 4CV, maar duidelijk gestroomlijnder en vooral lichter.

De carrosserie werd gemaakt van aluminium door de Allemano-ateliers. De auto woog slechts 550 kilo, 60 kilo minder dan de kleine Renault-personenwagen in staal. In plaats van te focussen op onderdelen als de cilinderkop of de nokkenas, die het vermogen van de motor zouden verhogen, verkoos Jean Rédélé onderdelen die het rijgedrag verbeterden. Die keuze zou sinds de introductie van de mythisch blauwe Alpine A110 in 1962, de zogenoemde Berlinette, een constante blijven bij Alpine.

Onversneden rijplezier

De grote bekendheid van de Alpine A110 kwam evenwel pas rond 1970. Na eerst vele rally’s in Frankrijk te hebben gewonnen, werden ook tal van winsten behaald op internationaal niveau. In 1973, het jaar dat Groupe Renault Alpine inlijfde, werd de A110 de eerste auto ooit die het wereldkampioenschap rally won. Toch kwam aan de gloriedagen een einde. In 1985 viel het doek over Alpine.

Jaren bleef het stil, tot de Renault-groep in 2017 met de A110 Première Edition een comeback maakte. De beperkte oplage is helemaal in lijn met het succesrecept van weleer. Dat lijkt nog niets te hebben ingeboet, merken we wanneer we in de nieuwe Alpine A110 S, met (optionele) Aerokit in carbon, van Kortrijk naar Dieppe rijden. Aan performantie ontbreekt het deze sportwagen met 4-cilinder 1,8 liter turbomotor met 300 pk niet. Voor een gewicht van slechts 1.109 kilogram zijn dat best veel paarden, maar vooral de compacte afmetingen, de zitpositie, de vlotte handling en zijn wegligging bieden onversneden rijplezier.

Ballet van mecaniciens

Bij ons bezoek aan de Alpine-fabriek kunnen we gadeslaan hoe mens en machine elkaar afwisselen. Een goed georkestreerd ballet, tot in de kleinste details gecontroleerd. Zo worden de onderdelen per wagen in montagekits geprepareerd en bewaakt door sensoren, die de monteur via een lichtsignaal laten weten welk onderdeel hij achtereenvolgens moet nemen. Neemt hij een verkeerd onderdeel, dan klinkt een buzz-signaal. Hulpmiddelen die ervoor zorgen dat ook op maandagochtend geen montagefouten gebeuren.

We wandelen netjes op de groene paadjes door de fabriek en zijn vooral onder de indruk van het montageproces met klinknagels, waarvoor Alpine zich liet inspireren door de luchtvaart, en dat het merk in staat stelt een excellente prijs-kwaliteitverhouding aan de eindconsument te bieden. In elke Alpine zitten liefst 1.600 klinknagels. “Aan het einde van de montage mag geen enkele klinknagel overblijven. “Het is een vorm van auto-controle, vertelt Dany Defontaine, hoofd van de communicatiedienst bij Alpine. “We zijn hier tenslotte niet bij IKEA.”

Aan de montage komen nauwelijks machines te pas, waardoor het proces ultraflexibel is. In de lange ketting wagens zien we een A110 S passeren maar ook een prachtige, smaragdgroene A110 Atelier Alpine, die deel uitmaakt van het personaliseringsprogramma. Elke erfgoedkleur wordt in slechts 110 exemplaren gemaakt, waardoor je eigenlijk een heel unieke wagen koopt. “Bepaalde erfgoedkleuren in dit maatwerkgamma worden volledig met de hand gelakt”, vertelt Defontaine. In het ‘paluchage’ kwaliteitscontroleatelier beroeren de technici zorgvuldig met hun handen de carrosserie op zoek naar imperfecties of stofresten van het schuren. Wat verderop onderzoeken twee technici in het atelier de finition premium in een enorme lichttunnel de automodellen met een vergrootglas. Ze monsteren de kleur en de dichtheid van de lak, alsook de eventuele aanwezigheid van een sinaasappelhuideffect in de lakafwerking. Zoals Bernard Ollivier, adjunct-directeur-generaal van Alpine, ooit zei: “De Alpine-fabriek in Dieppe, dat zijn de fijne vingers van de haute couture van de automobielwereld.”

Elektrische toekomst

Vandaag rijden in Dieppe achttien Alpines per dag de fabriek uit, maar er is mogelijkheid tot uitbreiding, want Alpine plant tegen 2026 drie nieuwe sportieve, elektrische modellen te lanceren: een compacte wagen, een GT-cross-over en de toekomstige vervanger van de A110. In de vestiging in Dieppe zal vanaf 2025 de toekomstige elektrische GT-cross-over worden gebouwd. “De grote uitdaging is de productie van die elektrische wagen aan de fabriek toe te voegen en 20.000 tot 30.000 wagens per jaar te produceren”, vertelt Defontaine. “Het zal logistiek een uitdaging worden.”

www.alpinecars.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content