‘Dat ik met veel tegelijk bezig ben, geeft een bevrijdend gevoel. En toch is het soms zwaar’
“Ik heb nooit iets gepland”, zegt Christoph Hefti. Toch balanceert de internationaal gerenommeerde textieldesigner al jaren op de dunne lijn tussen kunst en mode, en bulkt zijn cv van de samenwerkingen met grote namen. “De dialoog, daar doe ik het voor.”
Zijn atelier in Brussel blijkt niet veel groter dan een paar vierkante meters, in een gedeelde werkplek in de Kanaalzone. Een bruisende coworkingplek waar artiesten, schrijvers, codeurs en andere creatievelingen in hun ‘zone’ vertoeven. In zijn hoek van de etage komt zijn universum tot leven. Tekeningen en stof tegen de muur, een zitbank overtrokken met zijn stofontwerp en kleine hebbedingen in keramiek die straks misschien iets bijzonders kunnen worden: Hefti laat het allemaal ongedwongen zien en haalt nog voor het gesprek echt van start gaat koffie. Een dagelijks ritueel, voor hij aan de slag gaat. “Ik moet met mijn handen bezig zijn”, zegt hij. “Dat ik met veel tegelijk bezig ben, stoort me niet. Ik hou van de switch tussen vele werelden. Ik ontwerp stoffen en tapijten, hou me almaar liever met keramiek bezig, maar ik kan ook uren aan een stuk tekenen. Dat geeft een bevrijdend gevoel, geen enkele beperking. Tegelijk is het soms zwaar.”
Mijn grote geheim is de trein, onbereikbaar voor iedereen. Het voelt als een soort niemandsland
Mode-insiders kennen Hefti van zijn werk bij Dries Van Noten, waar hij dertien jaar mee stoffen ontwikkelde en de Nederlandse taal leerde. Kunstliefhebbers hebben zijn werk misschien al ontdekt via de galerie Maniera in Brussel. Maar Hefti is niet in één vakje te stoppen. Zijn cv leest als een eindeloos traject, tussen mode en kunst, maar ook tussen werkplekken in Brussel, Zürich, Parijs en Nepal, waar een van zijn recentste projecten zich voltrekt: het realiseren van eigen tapijtontwerpen door Tibetaanse vluchtelingen die in Nepal terechtgekomen zijn en daar hun metier, tapijtknopen, verder kunnen beoefenen. “Ik werk er samen met een Zwitserse organisatie die daar land gekocht heeft en er ook de metiers zelf weer opgesteld heeft”, zegt Hefti. “Sinds de jaren negentig zijn tapijten het grootste exportproduct van Nepal. In die branche zitten best veel cowboys, maar de mensen met wie ik samenwerk, zijn intussen vrienden geworden. En mooi meegenomen is dat ik nu ook de beste adresjes van Kathmandu ken.(lacht)”
Dagelijks schakelen tussen opdrachten is het verhaal van uw leven. Maar hoe maakt u nog tijd om te ontwerpen?
CHRISTOPH HEFTI. “Mijn grote geheim is de trein. Daar ben ik opgesloten in mijn wereld, onbereikbaar voor iedereen. Het voelt als een soort niemandsland, waar ik mijn schetsboek helemaal voor mij alleen heb. Ik pendel voortdurend tussen Brussel, Parijs en Zürich. Vooral de trip naar Zwitserland, die 7,5 uur duurt, is telkens een cadeau. De rust die ik dan ervaar, is onbeschrijfelijk. Onlangs nam ik het vliegtuig voor hetzelfde traject en ik miste die rust. Ik vind het ook doodjammer dat ze wifi installeren op al die trajecten. Gedaan met de rust.”
Maar dan kun je urenlang wel niks opzoeken?
HEFTI. “Ik haal de inspiratie het liefst uit mezelf. Ik gebruik nooit Google voor dat soort dingen. Ik zal veeleer de ogen sluiten en wegdromen. Met de bedenking: hoe zou het eruit kunnen zien?”
Hoe ben je in dit vak gerold?
HEFTI. “Ik kom uit Richterswil, een klein dorpje op 35 km van Zürich. Mijn ouders hadden een slagerij. Ik kom dus niet echt uit een artistiek nest. Er lag altijd wel ergens een dierenkop te pronken, maar daar leefden we als kind mee, hoe griezelig het allemaal ook oogde. Ik weet nog dat ik gek was op sprookjes en altijd aan het tekenen was. De logische optie was een kunstopleiding in Zürich. Maar die was er niet echt: je kon grafiek en fotografie studeren, maar geen beeldhouwen. Het werd uiteindelijk een textielcursus, omdat ik textiel altijd erg interessant gevonden heb. Ik vind het boeiend in dialoog te treden met textiel, zowel op het lichaam als in de ruimte. En ik zat er op mijn plaats, ook dankzij een lerares die me enorm triggerde. Op die school in Zürich konden we vier jaar lang volop experimenteren. Onze groep was hecht. We organiseerden onze eigen feestjes, in kraakpanden, die gek genoeg als een safe space aanvoelden. Een plek waar je dingen doet die je zelf belangrijk vindt, maar die niet altijd goed begrepen worden. Dat vind ik tot vandaag het leuke aan de jeugd: het gaat om mensen die bijeenkomen en die dingen creëren die ons een blik op de toekomst gunnen. (denkt na) Nadien ben ik naar Londen getrokken, naar de modeafdeling van Central Saint Martin’s.”
Dat moet nogal een stap geweest zijn: van het chique Zürich naar het Londen van de hippe jaren tachtig.
HEFTI. “Zeg dat wel. Londen was overdonderend, zeker in het begin. Niemand zit daar op je te wachten. Sommige medestudenten lieten de eerste dag al weten dat ze een beroemde modeontwerper wilden worden. Anderen kenden hun doelgroep van bij de start: rijke vrouwen uit Dubai. Gelukkig zat Lutz Huelle (vandaag een succesvol modeontwerper in Parijs, nvdr) daar ook, en was het echt de opleiding die ik nodig had. Omdat ik zelf mijn stoffen printte, werd me wel gezegd dat ik veel beter af was geweest met de keuze voor textieldesign, maar die modeopleiding voelde absoluut aan als de verrijking die ik nodig had.”
En toen kwam niemand minder dan Gaultier op uw weg.
HEFTI. “Ik wilde bij hem stage lopen, maar hij beantwoordde mijn aanvraag pas een jaar later. Hij wilde dat ik meteen bij hem aan de slag ging. Ik mocht stoffen ontwerpen, wat uiteraard helemaal mijn ding was, maar ik had moeite met de Franse mentaliteit. Met de hiërarchie in zo’n huis, ook. Geef mij maar een een concert in een bruine kroeg in plaats van Les Bains Douches (toen een bekende nachtclub, nvdr). Met Gaultier zelf klikte het meestal wel, maar de omgeving was ronduit oneerlijk. Iemand saboteren was daar dagelijkse kost. Nu zijn designteams in modehuizen veel internationaler dan toen. Ik zegde dat ik een Zwitser was en ze rolden met hun ogen. Een beetje arrogant, toch? Na twee jaar Gaultier had ik het wel gezien. Ik was ook niet zo geïnteresseerd in mode, ik heb nooit veel kleren gemaakt.”
Ik heb twee fietsen en twee fitnessabonnementen, in Brussel en Zurich. Ik zorg ook dat de afwas altijd gedaan is wanneer ik vertrek
Je belandde opnieuw in Londen, zonder geld, maar bleef hoegenaamd niet bij de pakken zitten. Je maakte een lijst van interessante designers op en ging aan het faxen. De eerste die antwoord gaf, was Dries Van Noten. Zijn studio lag aan de Minderbroedersrui in Antwerpen, een plek waar je je altijd thuis gevoeld hebt.
HEFTI. “Met Dries had ik meteen een klik. Hij is zeker de baas in zijn studio, maar diva-manieren zijn hem vreemd. Daardoor zijn de resultaten zo goed. Met Dries voel je betrokkenheid en directheid. Hij was ook bereikbaar voor zijn team. Stel dat ik bij een stoffenfabrikant in het buitenland aan het werk was en even twijfelde over een bepaalde kwaliteit, dan kon ik hem bellen en kreeg ik hem meteen aan de lijn. Ik heb dertien jaar voor hem gewerkt en deed dat heel graag. Bij Dries was er sprake van uitwisseling. Van ideeën en kennis, van inspiratie ook. Daar heb ik het altijd voor gedaan.
“Bij Dries vertrok je vanuit een idee en daarop werd voortdurend verder gewerkt. Je wist welke richting het uitging. Iets zomaar aan de kant schuiven of compleet van thema veranderen, dat was ondenkbaar. Dat heb ik elders wel meegemaakt. Zo deed ik eens een voorstel aan Acné Studios en plots gingen ze voor compleet iets anders. Er bleef niks van mijn oorspronkelijke idee over. Daar moet je leren mee leven. Nu ben ik aan de slag voor Mugler en mag ik opnieuw veel tekenen. De artistiek directeur, Casey Cadwallader, is een vriend van me en is dus ook erg bereikbaar.”
Toch heb je naast al dat freelancewerk ook nood aan stilte, aan je even terugplooien op jezelf, op eigen werk.
HEFTI. “Ik werk ontzettend graag samen met andere teams. Altijd geef je dan je project af, en zijn zij er verder verantwoordelijk voor. Maar ze denken in het beste geval mee, en die wisselwerking boeit me. Zelfs in mijn vrije werk heb ik nood aan een paar extra ogen. Ik ben nooit de designer die zegt: “En nu moet het dus zo.” Ik voel me bijgevolg nooit alleen in mijn werk. Maar hoe fijn is het niet eens alle deuren te sluiten en die voortdurende uitwisseling stil te zetten.”
Waar doe je dat dan het liefst?
HEFTI. “Op de trein, zoals ik al zei. En in mijn atelier, in Brussel of Zürich. Ik heb twee fietsen en twee fitnessabonnementen, en ik zorg ervoor dat de afwas altijd gedaan is als ik van plek 1 naar plek 2 trek. Want ik weet eigenlijk nooit op voorhand wanneer ik precies terugkeer. En dat is ook goed zo.”
Waarom ben je bij Dries vertrokken?
HEFTI. “Ik moest gaan om mijn eigen ding te doen. Al geef ik grif toe dat ik blij ben dat hij voor de opening van zijn winkel in Los Angeles (in 2020, nvdr) opnieuw is komen aankloppen. Het was… (twijfelt even) magisch om weer samen te werken. Ik heb voor die zaak een tapijt ontwikkeld. En ik heb altijd gedacht: the carpet will take me somewhere. En zie nu.”
Je bedoelt allicht: Nepal. Want daar speelt zich nu ook een deel van je werk af.
HEFTI. “Ja, niks gepland, alweer, maar iets wat op mijn weg is gekomen. Ik ben met het ontwerpen van tapijten begonnen na een relatiebreuk. En van het een kwam het ander. Ik denk nu dat die tapijten deel uitmaken van een totaalconcept, met een lamp uit keramiek, gordijnen in een stof die ik zelf ontworpen en geprint heb, en ga zo maar verder. Ik droom hardop van interieurs. Ik zou daar ook een fotoshoot rond willen maken, zodat het één wereld wordt.”
En moet daar een label op plakken?
HEFTI. “Wil je weten of het design of kunst is? (lacht) De mensen van de galerie trekken naar Design Miami en vinden een publiek voor alles wat ik maak. Soms moet zo’n tapijt dan wel passen bij de piano. Ik heb intussen fans die mijn werk op de voet volgen en er, gelukkig maar, elke dag mee leven. Maar ik zal zelf nooit denken: past dat nu in een interieur? Zo zit ik echt niet in elkaar.”
Wie is Christoph Hefti
– Geboren in Zwitserland
– Pendelt tussen Brussel, Parijs en Zürich
– Maakt faam als textieldesigner en kunstenaar
– Studeerde textieldesign in Zürich en modeontwerp in Central Saint Martin’s in Londen
– Werkte samen met onder anderen Gaultier en Dries Van Noten, Lanvin en Balenciaga
– Gewaardeerd jurylid bij designprijzen
– Bedacht een nieuwe vloer voor de Vooruit (viernulvier) in Gent en een eigen designbehangpapier voor de Brusselse flagshipstore van Maison Dandoy
– Exposeert geregeld in galeries en plant binnenkort een expo bij Galerie Maniera, www.maniera.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier